🌍 Maylene Hunt - Finale Opdracht 3 🌎

10 2 0
                                    

Lieve Esmé,

Het spijt me dat ik aan de andere kant van de wereld zit op de dag dat het twee jaar geleden is dat Fre is overleden. Als jouw peetmoeder en jouw beste vriendin, zou ik allerliefst deze dag met jou hebben doorgebracht.

Om Fre toch nog een beetje met jou te kunnen herdenken, wil ik je een verhaal vertellen.

De beste dingen gebeuren zonder dat je het door hebt. De kleinste dingen kunnen zo groot worden. Zo ging het toen ik je moeder ontmoette. Ze is het beste dat me ooit is overkomen.

De dag dat ik je moeder ontmoette, was het weekend. De zon scheen fel en het park was overvol met lachende mensen. Ik wandelde door het park, piekerend over mijn vriendinnen. Ik werd steeds meer buitengesloten, wat pijn deed. Het zonnige weer was dan ook niet erg toepasselijk bij mijn humeur. Ik verlangde op dat moment erg naar stortbuien.

Ik kwam langs de speeltuin, waar kinderen lachend van de glijbaan gleden en achter elkaar aan renden. Mijn eerste plan was om daar zo snel mogelijk langs te lopen. Dat veranderde toen ik een meisje van mijn leeftijd zag zitten. Ze zag er aardig uit, aardiger dan mijn vriendinnen destijds, dus besloot ik ter plekke een praatje te maken. Misschien, dacht ik, heeft zij ook wel een knuffel nodig.

Ze zat op een van de twee schommels - ik ging op de andere zitten - met een notitieboekje op schoot. Haar pen bewoog ze gedachteloos tussen haar vingers door. De zon scheen op zo'n manier op haar ogen, dat ze een goudbruine kleur kregen. Prachtige ogen waren dat. Je hebt geluk dat jij ze hebt geërfd.

Haar ogen bewogen snel en geïntrigeerd langs de mensenmassa. Voordat ik ging zitten, schraapte ik mijn keel, waar ze niet op reageerde. Dat gaf me een ongemakkelijk gevoel. Waarschijnlijk wilde ze helemaal niet met me praten, dacht ik, waarschijnlijk haat zij mij ook. Toch verzamelde ik de moed om haar aan te spreken. Om mezelf een houding te geven, ging ik zitten. Daardoor keek ze wel op. Ik begon vlug te praten: "Hoi! Ik ben Louise. Ik zag je zitten en, ehm, ja ik wilde je gewoon leren kennen, ehm, ja, ofzo." Naarmate ik langer doorging, keek ze me steeds hulplozer en vreemder aan. Toch hield ik vol. "Wie ben jij?" Ze deed niks, behalve me met een vage blik aanstaren. Uiteindelijk keek ze weg.

Dat was het moment dat ik er niet meer tegenkon door mensen genegeerd te worden. "Oh, kom op, zeg", zei ik, terwijl ik mijn stem een beetje verhefte. "Is het echt zo moeilijk om gewoon recht in mijn gezicht te zeggen dat je niet wil praten? Dat is goed, hoor. Ik bedoelde namelijk niks slechts met dit, weet je. Het enige wat ik wil is een vriendin! Waarom kan dat niet?" Mijn stem stierf weg. Ik was furieus en de enige reactie die ik kreeg, was een blik vanuit een ooghoek. Ik ben boos weggestampt.

Op een rustig plekje in het park heb ik daarna mijn broer gebeld. Hij heeft naar elk stukje meidendrama en mijn gezeur geluisterd en me laten uithuilen. Een aantal jaar later vertelde hij me dat hij tegelijkertijd eigenlijk ook een spelletje aan het spelen was, maar ik ben hem nog steeds dankbaar.

Een kwartier, misschien minder, later, ben ik nog eens langsgelopen. Simpelweg om te laten zien dat ik er bovenop was gekomen. Ik was nog steeds kwaad, misschien zelfs kwader, en dat liet ik haar goed merken. Ik kreeg een verdrietige blik terug, wat mijn een beetje beter deed voelen. Ik was toen niet per se vergevingsgezind.

Daarna heb ik Mark ontmoet. Ik heb hem later aan Fre voorgesteld en dat was het begin van een langdurige, moeizame verliefdheid. Na drie jaar vertelden ze eindelijk hun gevoelens aan elkaar. Je ouders kunnen wel wat van klefheid, dat heb ik in de jaren daarna vaak genoeg gemerkt.

Het was avond toen ik Fre opnieuw zag. Ik was nogal moe en tot mijn grote spijt weet ik niet meer precies waarom, maar ik zat op de schommel. Ze kwam aanlopen met een grote glimlach en ze kwam naast me zitten, wat ik beantwoordde door weg te lopen. "Laat me met rust", schreeuwde ik. Toen ze echter volhield en achter me aankwam, ben ik gaan rennen. Zij deed dat ook.

Ver ben ik niet genomen, want al snel hield Fre me tegen. Ze hield een notitieboekje voor mijn neus. 'Sorry', stond er. Ik was er niet bepaald overheen, trouwens. Volgens mij heb ik nog gehuild en veel meer geschreeuwd met een hoop scheldwoorden. Voor je eigen welzijn sla ik dat stuk over. Ik stopte met schreeuwen, zodra ze me liet lezen, dat ze doofstom was. Dat ze maar al te graag mij had willen antwoorden, maar niet wist hoe. Ik schreef dat ik dacht dat ze me stom vond. Zij schreef dat dat juist niet zo was. Halverwege pen het niet meer. Het was zo'n serieuze situatie en haar blik was zo onthutst, dat ik in lachen uitbarstte.

Zij moest ook lachen. Het was de prachtigste, oprechste en zuiverste lach die ik ooit heb gehoord. Ze lacht niet vaak, moet je weten, maar als ze het deed, was er voor even geen haat meer. Geen oorlog, geen ruzie, geen drama. Alleen haar. Oh, wat wens ik toch vaak die lach nog eens te horen.

Nadat we waren uitgelachen, heb ik haar geknuffeld, dat had ik namelijk nog steeds nodig. We wisselden namen uit. Ze stak haar hand uit, die ik lachend aannam. We schreven dat we elkaar nog graag vaker zouden willen zien, wat zeker is gebeurd. Daarna moesten we beiden weg en scheidden onze wegen elkaar weer even.

Ik heb voor jouw moeder gebarentaal geleerd en bergen beklommen. Ze was een geweldig, bijzonder mens.

Hopelijk tot gauw,

Louise

Ik heb besloten opdracht 2 in een ander perspectief te schrijven!

Explosie - Verhalen door KaboutersprookjeWhere stories live. Discover now