Hoofdstuk 3, De wind roept

78 7 2
                                    

Het was al avond hier in het paleis, maar het prinsesje kon niet slapen. Gedachten spookte door haar hoofdje heen. De droom van die dag liet haar maar niet los. Langzaam vielen ook de ogen van het prinsesje dicht, het hele paleis verder was al in slaap. Heel even zag ze iets in haar kamer, maar daarna was het prinsesje in een diepe slaap vertrokken.

Weer diezelfde plek, ze zat weer in het gras met dezelfde jurk aan en de krans in haar haren. Direct stond het prinsesje op en rende ze naar het meer toe. Weer zag ze het wolkendek in het midden van het weer zweven.

‘Vind haar’ hoorde ze weer de zachte stem. ‘Wie moet ik vinden?’ riep het prinsesje weer naar het wolkendek toe. ‘Vind haar, vind wat je roept’ zei de zachte stem. ‘wie vinden wat roept mij?’ riep het prinsesje terug. Wanhopig viel het prinsesje op de grond.

Zelfs hier kon ze niet vinden wat ze zocht. ‘Vind de wind, ga opzoek’ zei de stem. Voorzichtig keek het prinsesje op, de wind vinden waar moest ze in de naam van de sunrise de wind vinden. ‘Waar kan ik de wind vinden!’ riep het prinsesje uit.

‘De wind is overal maar ook nergens, de wind is de heerser, de wind is de kracht, de wind woont voorbij de grootte bergen’ het prinsesje keek naar het wolkendek dat verdween, blijkbaar waren haar vragen op, maar haar antwoord had ze gekregen.

Ze liep over de grootte duinen heen en keek naar de witte kudde paarden die wild galoppeerde, ze voelde de wind die paarden maakte, ook al was de wind er niet echt. Langzaam begon het haar te dagen wat de wind nou echt was.

Het prinsesje begon te lachen, haar lach echode over de open weiden heen. Ze had een antwoord gekregen, maar was er niets mee opgeschoten, gewoon weer een afleiding leek het voor het prinsesje. Langzaam kwam het prinsesje in beweging.

Ze begon te rennen over de heuvels heen, ze voelde een wind in haar haren en glimlachte. De wind was gewoon overal. Ze bleef maar rennen en rennen totdat haar benen zo moe waren dat ze niet meer kon rennen. Ze ging in het gras zitten vlak bij het water van de rivier.

Het prinsesje moest nog steeds lachen om wat haar net was overkomen, het leek zo veel leuker en beter te zijn dan dat het eerst was. ‘Vind haar, verspil geen tijd’ hoorde ze een zachte fluistering zeggen.

Eliza keek verschrikt op, was ze haar tijd aan het verdoen?

Het prinsesje sloot haar ogen en dacht aan thuis, ze voelde dat dingen verdwenen om haar heen, en toen ze haar ogen weer opende, was ze in haar eigen kamer terug, maar het vreemde was dat ze de jurk die ze in de andere wereld aan had gehad nog steeds aanhad.

Het prinsesje probeerde te ontdekken waarom ze de jurk nog aanhad maar dat lukte niet. Uiteindelijk legde het prinsesje er zich maar bij het lot neer dat ze iets had meegenomen uit de andere wereld.

Toch diep van binnen was ze wel blij met de jurk, alsof de stem van het meer dan nog steeds bij haar was en haar hielp. Het prinsesje sloot haar ogen weer en viel langzaam weer in slaap, maar dit keer een droomloze slaap.

Een zacht geluid, zo zacht als het geluid van een sprinkhaan wekte het prinsesje. Vermoeid opende Eliza haar ogen en keek om zich heen. Ze was in haar kamer, maar iets in haar kamer maakte geluid. Ze keek naar de hoek waar het geluid vandaan leek te komen.

Ze zag een klein wit staartje en kwam overeind. Ze stapte uit bed en liep naar het witte staartje toe. Toen ze om het hoekje keek zag ze een klein gevlekt katertje zitten, met wit, zwart, bruin en nog een paar kleurtjes. Het prinsesje klapte verheugd in haar handen, dat was een mooi katertje zeg.

Zacht pakte ze het katertje op dat zacht miauwde. Ze kriebelde het katertje achter zijn oren. ‘ik noem je Spotlight, omdat je van die mooie kleurtjes hebt’ zei ze zachtjes tegen het katertje. Het kleine katertje duwde lief zijn hoofdje tegen de wang van Eliza aan, alsof hij wilde zeggen dat hij het een mooie naam vond.

Het prinsesje glimlachte en zette het katertje op haar bed neer. Ze speelde een tijdje met het kleine katertje en vertroetelde hem. Spotlight had het prima naar zijn zin op het grootte bed van het prinsesje.

Het prinsesje hoorde de bel, de bel die zei dat het ontbijt klaar stond. Snel kleedde het prinsesje zich aan en liep met spotlight in haar armen de trappen af, naar de eetzaal toe. Haar vader en moeder zaten al aan de tafel en keken hun dochter aan toen ze de kamer in kwam lopen met een katertje in haar armen.

‘Hoe kom je daar nou weer aan?’ vroeg koningin Sophie. ‘Hij zat in mijn kamer, en nu is hij van mij’ zei het prinsesje eigenwijs. Koning Orion keek zijn vrouw even aan en keek daarna naar zijn dochter. ‘Hoe heet hij dan?’ vroeg hij aan zijn dochter.

‘Hij heet spotlight’ zei ze tegen haar vader. Koning Orion keek verbaasd naar zijn dochter, zo’n naam zou hij niet bedenken als hij het kleine katertje zag, maarja de fantasie van zijn dochter ging heel ver. In alle rust ontbijten het gezin in de grootte eetzaal.

Spotlight zat op de tafel en likte melk uit een schoteltje, tevreden met zijn staart zwiepend. Eliza at van haar ontbijt, maar ze proefde niet echt de smaak ervan. Ze keek steeds naar buiten, haar vader en moeder keken elkaar even verontrustend aan en keken daarna naar hun dochter.

Het prinsesje wiebelde heen en weer op haar stoel, alsof ze niet stil kon blijven zitten, dat kon ze ook niet. Ze wilde haar ouders wel over haar droom vertellen, maar ze wist niet zeker of ze haar zouden geloven. ‘papa, mama’ zei het prinsesje zachtjes. Koning Orion en koningin Sophie keken op naar hun dochtertje,

‘Ja, wat is er?’ zei koning Orion tegen zijn dochter. Het prinsesje opende haar mond om iets te zeggen, maar sloot hem daarna weer. ‘Zeg het maar Eliza’ zei haar moeder lief tegen haar. Ze wist het niet, was dit wel zo verstandig, maarja ze was er over begonnen en nu moest ze het afmaken ook.

Het prinsesje haalde die adem en opende haar mond weer. ‘Ik droomde van grootte weiden, van een meer en een kudde wilde paarden’ zei het prinsesje. Koningin Sophie glimlachte even, ‘Maar dat is toch niet zo gek, mensen dromen daar wel vaker over’ zei de koningin.

Het prinsesje keek haar moeder aan. ‘Dat meer, daar boven hing een wolkendek, terwijl verder de lucht blauw was’ zei ze. Koning Orion fronste zijn wenkbrauwen, hij gebaarde dat zijn dochtertje verder moest spreken. ‘Uit dat wolkendek kwam een stem’ zei ze iets zachter.

Koningin Sophie keek verschrikt op, daarna keek haar moeder haar vader aan. Koning Orion keek nog steeds naar zijn dochter en wachtte op meer. ‘De stem zei dat ik iets moest vinden’ zei Eliza kleintjes. Koning Orion trok zijn wenkbrauwen even op. ‘Wat moest je dan vinden?’ vroeg hij aan zijn dochter.

Eliza zweeg even, eigenlijk wou ze dan niet met hun delen, maar ze besloot het toch maar te doen. ‘Wat ik moet vinden is overal maar ook nergens, het is de heerser, maar ook de onderdaan, het is de kracht maar ook de energie, het gene wat ik moet vinden is voorbij de grootte bergen’ sprak het prinsesje uit.

Spotlight keek op en trippelde over de tafel naar Eliza toe. Ze aaide het katertje over zijn kopje heen en wachtte af wat haar ouders zouden zeggen. Er hing een gespannen stilten tussen hun in. Koning Orion was een beetje rood aangelopen, wat dit dan echt wat de Sunrise met hun voor had? Hun uit elkaar scheuren.

Koning Orion stond op. ‘Ik verbied het je!’ zei hij met een krachtige stem die geen tegen spreken duldde. Met grootte passen liep de koning de zaal uit. Haar moeder vertrok ook, om haar vader achter aan te gaan.

Ze zuchtte even en aaide Spotlight over zijn hoofdje heen, dit had ze niet voorzien. 

Het prinsesje dat de wind vondWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu