1. Riley

149 4 0
                                    

1. Riley

'Riley, kom nú hierheen.' De stem van Niek dondert door de kleine voorraadruimte.

Ik neem niet de moeite om antwoord te geven, want ik heb betere dingen te doen, vooral blondines met grote tieten. In plaats daarvan duw ik het meisje voor me tegen een van de metalen stellingen. Met mijn tong ga ik over haar huid en ze leunt dichter tegen me aan.

De smaak van zout vult mijn mond en langzaam laat ik een vinger in haar slipje glijden. Haar lippen gaan een stukje van elkaar als ze kreunt en er rillingen door haar heen gaan. 'Riley,' fluistert ze, haar heupen tegen mijn hand drukkend.

'Vind je dit lekker?' Mijn woorden leveren een instemmend 'hmhm' op. Met mijn onderlichaam pin ik haar tegen de muur, net naast een kast. 'Of wil je meer?' Opnieuw dat bevestigende geluid als ik beweeg. Een van haar nagels krast over mijn rug.

Achter ons valt iets met een plof op de grond en langzaam draai ik me om. Midden in de kleine, volgepakte, donkere kamer staat mijn baas, die duidelijk niet blij is. Hij is knalrood, zijn ogen puilen bijna uit zijn kassen en zijn mond hangt open. Het ziet er niet uit.

'Pas op dat je geen vliegen vangt als je je mond zo open laat staan. Of dat de klok twaalf slaat en je voor altijd zo rond moet lopen.' Ik gniffel. 'Ik ben zo klaar. Of eigenlijk,' ik knik naar het meisje, 'zíj is zo klaar.'

Traag draai ik me om en negeer de man achter ons. Opnieuw laat ik mijn vingers naar de rand van haar onderbroekje glijden, maar ze grijpt ze mijn pols beet en boort haar nagels er hard in.

Met een ruk trek ik hem terug. 'Au! Wat doe je?'

Hoofdschuddend begint ze haar rokje naar beneden te sjorren. 'Nu hoeft het niet meer. Ik wil geen pottenkijkers.' Dat zijn haar laatste woorden als ze wegloopt en ik kijk haar na met mijn broek op mijn enkels. Ik klem mijn kaken op elkaar. Wat is dit? Sinds wanneer loop ik blauwtjes?

'Riley.' Nieks stem is zacht, té zacht, en trilt een beetje. 'Aan het einde van de dag lever je je werkkleding in.'

Ik kijk naar mijn werkshirt. Op borsthoogte staat het witte logo van de winkel, zodat mensen weten wie ze lastig kunnen vallen met vragen over de nieuwste roman van Arnon Grunberg of een 'hoe heet de nieuwe van Harry Potter ook alweer?'-vraag. 'Rood is mijn kleur toch niet.'

'Je bent ontslagen.' In de nek van Niek klopt een ader en hij is lichtelijk paars aan het worden. Wat als hij hier dood neervalt omdat het hem teveel wordt? 'En trek je broek omhoog, want ik hoef niet alles te zien.' Dat laatste komt er als een grom uit.

'Jaloers?' Een grinnik ontsnapt uit mijn mond, terwijl ik het kledingstuk omhoog hijs. 'Als uw seksleven een oppepper nodig heeft, dan heb ik wel wat adresjes.'

Mijn baas perst zijn lippen op elkaar, als een rode kantlijn op een ietwat vergeeld vel papier. 'Dat doe je m-m-maar,' stottert hij, 'buiten werktijd. Ik wil je niet meer zien. Nooit meer.'

'U moet de volgende keer wat beter uw best doen als u iemand ontslaat, dit is niet overtuigend. Ik heb betere pogingen gezien. Dit is niet mijn eerste keer.' Dat ik hier werk - werkte -, is volledig aan mijn moeder te danken. Overleggen komt niet in haar woordenboek voor. Ze deelt het mee en daar moet ik het mee doen.

'Vertelt u het mijn moeder? Ik ga me daar niet aan wagen.' Met die woorden verlaat ik de ruimte en laat de deur met zo'n harde klap dichtvallen dat een paar klanten in de drukke boekhandel opkijken.

Ik zigzag om een peuter heen die prentenboeken uit een van de metalen kasten gooit. Als ik hier zou werken, zou ik het ventje op zijn kop geven. Het is alleen niet langer mijn probleem en nu loop ik alleen om de kleuter heen.

Ongetemd previewWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu