Hoofdstuk 4

237 18 2
                                    

Het scherm van Everts telefoon licht op. Als hij het apparaat ontgrendelt, ziet hij dat dit het bericht is waar hij al bang voor was. 'Nu.' Twee letter, één woord, meer is het niet. Toch weet hij wat hij moet doen. Hij trekt zijn schoenen en jas weer aan en stapt in zijn auto. Even is hij opgelucht dat Fenna boodschappen aan het doen is, dan hoeft hij in elk geval geen reden te verzinnen voor zijn plotselinge vertrek. Hij trapt het gaspedaal wat harder in, als hij dit snel afhandelt is hij misschien wel weer thuis voordat Fenna terugkomt, en dan hoeft hij haar helemaal niks uit te leggen.

De lampen in het appartement zijn gedimd, en de gordijnen zijn gesloten. Evert heeft het nog nooit anders gezien. Het schimmige licht creëert ook een perfecte sfeer voor alles wat hier gebeurt. Evert heeft zich wel eens afgevraagd of de mannen zich ervan bewust zijn dat ze de term 'zaken die het daglicht niet kunnen verdragen' wel heel letterlijk nemen op deze manier. Nerveus tikt hij met zijn vingers op de leuning van de bank. Hij heeft opdracht gekregen om hier rustig te wachten, en als hij hier opdrachten krijgt, kan hij ze maar beter ook uitvoeren.

"Evert Numan." Een zware stem trekt Evert uit zijn gedachten. Gelijk springt hij op. Dan voelt hij zich in elk geval iets zekerder. Met de nadruk op iets, want de man die nu tegenover hem staat is ruim een kop groter en ook behoorlijk wat breder. Evert zelf is al geen kleine man, maar deze man is echt een reus. Donkere haren en zo mogelijk nog donkerdere ogen maken zijn intimiderende uiterlijk volledig af. Er wordt niet gesproken als de reus een papiertje uit zijn zak haalt en het uitsteekt naar Evert, die het niet gelijk aanneemt. Hij ziet een lijst met namen, en weet maar al te goed wat dit betekent. "Ik kap ermee. Zoek maar iemand anders om je vuile werk te doen." Hij spreekt met een stem die een stuk zekerder klinkt dan hij zich voelt. De reus begint te lachen. "Waarom zou ik? Je doet het heel goed. En... Je bent onze deal niet vergeten toch?" Zijn stem klinkt gelijk weer dreigend.

Fenna kijkt rond in de lege woonkamer. "Verdomme." Vloekt ze hardop. Weer is Evert vertrokken zonder haar iets te vertellen. Ze probeert hem te bellen, maar hij neemt niet op. Dan zucht ze diep, en begint ze met het opruimen van de boodschappen. Haar gedachten gaan terug naar de keren dat hij spoorloos verdween in de afgelopen twee weken. Met zijn afwezige en schrikachtige gedrag daarbij opgeteld, is Fenna er zeker van dat er iets aan de hand is. Heel even heeft ze zich afgevraagd of hij misschien een affaire had, maar ze denkt dat het niet zo is. Wat er ook aan de hand is, het voelt voor haar een stuk dreigender en gevaarlijker dan een affaire.

Evert draait zijn sleutel in het slot, hij heeft Fenna's auto al zien staan, zijn enige hoop is nu dat ze misschien is gaan hardlopen. Nog voor hij goed en wel binnen is, hoort hij haar voetstappen naderen. "Evert..." Haar stem klinkt geschokt als ze hem ziet. Even staat ze stil, dan komt ze weer dichterbij. "Waar ben je geweest?" Ze heeft deze vraag de afgelopen dagen wel vaker gesteld, maar de beschuldigende toon die daarbij in haar stem lag is nu veranderd in bezorgdheid. Evert werpt een blik op zijn bloederige, gezwollen knokkels. Hij voelt zijn wang kloppen, en weet dat die ook blauw moet zijn. Hij heeft nog steeds niet bedacht hoe hij dit aan Fenna moet uitleggen.

Zonder iets te zeggen loopt Evert langs Fenna heen, de trap op. Ze volgt hem, maar hij loopt sneller. Voor ze iets heeft kunnen doen is hij de badkamer ingelopen, heeft hij de deur achter zich dichtgeslagen en op slot gedaan. Hij kan nu niet naar haar kijken, als hij in haar lieve, bruine ogen kijkt dan vertelt hij haar alles, en dat kan niet. Het is beter om dit geheim te bewaren, dan blijft ze in elk geval veilig. Fenna staat aan de andere kant van de deur, tranen in haar ogen. Ze voelt zich machteloos. "Evert, alsjeblieft... Wat is er aan de hand?" Ze wil op de deur bonken, maar houdt zich in. "Niks." Antwoordt hij kortaf. Fenna zucht. "Je gezicht is blauw en je handen bloeden... Dat is niet niks." Het is even stil. "Fen... Laat het, dat is beter." Klinkt het dan zacht. Even twijfelt ze. Maar ze kan het niet, ze heeft antwoorden nodig, ze wil weten wat er met haar vriend aan de hand is. "Lieverd," ze legt haar hand tegen de deur, alsof ze daardoor dichterbij hem is, "ik-ik weet dat je niet met me wil praten... Maar er is iets met je aan de hand en ik kan dit niet zomaar laten gaan."

GeheimenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu