Et qui va promener le chien?

106 2 0
                                    

 Het was in Brussel,  die mooie stad cultuur en culinaire genoegens, de stad van Kulfje en Suske en Wiske, maar  ook de stad met zijn 2-­talige bewoners, z'n Brusselse wafels, en niet te vergeten: zijn kunst. We waren erheen   getogen om de tentoonstelling  Margritte in het Koninklijk Paleis der Schone Kunsten te gaan bezichtigen. En omdat we ook de stad wilden bekijken, hadden we besloten om er twee nachtjes over te blijven.

 ln de vroege middag arriveerden we met de TGV in Brussel. We zochten ons hotel op, brachten onze bagage naar onze kamer en besloten de stad in te gaan. En natuurlijk gingen we eerst naar de Grote Markt, die met zijn schitterende gevels, zijn bloemenmarkt en zijn terrasjes drommen toeristen trekt. Gezeten op een zonnig terrasje keken wij onze ogen uit naar de immer fotograferende Japanners, die voorbijtrokken, en een bruidsgezelschap dat midden op de markt het pas gehuwde stel toezong met cabaretachtige liedjes, afgewisseld door een groepje twintigers, dat de laatste vrijgezellendag vierde met de aanstaande bruidegom, die verkleed als vis met een zwembandje om, de opdracht had zijn leed te klagen ten over staan van het publiek.

 Een wandeling door de stad bracht ons op de Kleine en Grote Zavel, bekend om z'n galaries en glaswinkels. Even verderop , in een parkje, stond het standbeeld van de graaf van Egmont, die samen met zijn trawant, de graaf van Hoorne, door Alva onthoofd werd. Beethoven wijdde aan de terechtstelling een ouverture. Zover is onze Willem de Zwijger, een vriendje van die twee nota bene, nooit gekomen is. Op de pilaren van het smeedijzeren hek rondom stonden beelden van handwerkslieden, die de stad in de loop der eeuwen zijn rijkdom en aanzien hadden gegeven. Een mooie stille plek te midden van die metropool, die Brussel heet. Verderop richting bovenstad kwamen we bij de grote paleizen, waaronder het Paleis van Justitie, dat boven op een heuvel is gebouwd en een schitterend panorama biedt over de gehele benedenstad. Prachtig! De stad, die zich in 1831 van de Hollanders ontdeed, bouwde met zijn paleizen een grandeur, die sterk doet denken aan het Parijs van Napoleon de Derde.

 Hongerig van onze wandeling zochten we een restaurantje op. We wilden nu eens niet in de Beenhouwerstraat gaan eten, hoewel nergens anders zo'n groot culinair aanbod is te vinden. Dit keer wilden we ergens anders ons eetgenoegen beproeven. En we vonden het op de scheiding van de boven- en benedenstad in een straatje, Rue de Rollebeek geheten, dat naar beneden loopt, met ter weerzijden terrasjes, die lijken op dat schilderijtje van van Gogh. Daar vonden wij het restaurantje waar we, moe van het wandelen, dorstig en hongerig, neerzegen. .

 Het terras bestond uit een houten vlonder, die nodig was om de sterk hellende straat te compenseren, zodat de tafeltjes en stoeltjes konden blijven staan zonder af te glijden naar de diepte. Het was niet druk. In de hoek zaten een vrouw en een man aan een tafeltje. Onder de  stoel lagen twee Labrador Retrievers, rustig en bedaard. De vrouw kwam op ons af, bleek geen woord Nederlands te spreken, maar met handen en voeten konden wij onze wensen duidelijk maken.

 Het smaakte voortreffelijk. Wat wil je, in een bijna Parijse sfeer, op een warme avond, met die trilling in de lucht, waar toeristen op straat nog zoeken naar hun restaurantje. Wat een ontspanning, wat een rust, en wat vredig. De wijn smaakte, het eten was voortreffelijk en langzaam werd het donker. De honden kwamen tot enige activiteit, strekten zich lui uit en begonnen rond de stoelen te draaien, waardoor ze zich onvermijdelijk vastliepen. De eigenaar van de honden ontwarde telkens de lijnen. Het was duidelijk dat de honden, moeder en zoon waarschijnlijk, heel graag een ommetje wilde maken, maar de man was er nog niet aan toe. Hij liet nog een wijntje aanrukken en genoot daar zichtbaar van. De honden lieten zich weer zuchtend op de grond zakken, de oudste keek verwijtend naar z'n baas. Of verbeelde ik me dat maar?

 Terwijl het terras drukker werd, werd de vrouw actiever. Ze nam bestellingen op, bracht eten en drinken en ruimte af. De man maakte zich niet druk, hoewel zijn rust nu danig werd verstoord door de honden die duidelijk weg wilden. Je zag het proces zich voltrekken: de man wilde  rust, de honden wilden gaan wandelen. Dit was toch de tijd dat ze uitgelaten werden? Wie zou de strijd winnen?

 De strijd werd ongelijk toen de vrouw, die bediende, bij het langslopen opmerkingen maakte en op de honden wees. Zuchtend stond hij op, duidelijk tonend in zijn rust verstoord te zijn. De honden kwispelden enthousiast. Zij wisten dat het moment genaderd was. De man zuchtte diep en ging met de honden op pad. Hij had verloren, hij moest de honden uitlaten. Het tafereel leek mij een herhaling van vele malen ervoor, en naar mijn idee zou het zich ook in de toekomst vele malen voordoen.

 Even later rekenden we af en gingen richting ons hotel. Nog eenmaal keek ik om en las hardop de naam van het knusse restaurantje in dat romantische straatje. Op de gevel stond in sierletters: Et qui va promener le chien? Onwillekeurig vertaalde ik het: En wie gaat de hond uitlaten? Het antwoord was duidelijk: niet zij, maar hij liet de honden uit. Lang geleden had hij de strijd verloren en wie weet had de vrouw de uitkomst van die strijd triomfantelijk op de gevel van het restaurantje gezet! Ik begreep de man en zuchtte met hem mee!

Noot: het restaurant heet tegenwoordig Et qui va... ramener le chien?

What's in a NameWhere stories live. Discover now