De regen

18 1 0
                                    

Al maanden wachten we op de regen. En vandaag zal hij dan eindelijk komen, dat had de medicijnman beloofd. Ik kan me geen jaar herinneren dat de regen zolang weg bleef. Toen ik klein was had mijn moeder vertelt over een tijd dat de regen maanden weg bleef, maar zelf had ik nog nooit zoiets gezien. De gewassen die altijd groen, vol leven waren geweest, waren nu slap, dood, verdord. Het beekje waar we normaal ons water haalden, was compleet verdwenen. Ik keek naar de stand van de zon, een dag en drie uur geleden hadden we het allerlaatste beetje water opgedronken. Ik begon me slapjes te voelen, uren geleden al was mijn mond zo droog geworden dat praten pijn deed, dus had ik ieders voorbeeld gevolgd en een steentje in mijn mond genomen. Het steentje had in het begin een beetje geholpen, maar inmiddels was mijn mond al weer even droog. "Waar blijft de regen toch?" wilde ik vragen, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Misschien maar beter ook, dacht ik bij mijzelf, anders had ik waarschijnlijk een tik gekregen van de dorpsoudste die naast mij zit. Iedereen kijkt onafgebroken naar de lucht, alsof ze bang waren dat de regen over zou waaien als ze even wegkeken. De baby van mijn zus begint te huilen. Ik zie mijn zus moeizaam opstaan om de baby te sussen, maar ze zakt door haar knieën. Met mijn laatste krachten kruip ik naar de baby toe en neem ik haar op schoot. Zachtjes wieg ik haar heen en weer, totdat ze in slaap valt. Inmiddels wordt het al donker en iedereen begint de moed te verliezen dat de regen komt, maar opeens voel ik een druppel vallen.

Blij open ik mijn mond en probeer ik de druppels met mijn mond op te vangen. Het voelt heerlijk op mijn droge tong. Iedereen probeert met bakjes en schaaltjes zoveel mogelijk regen op te vangen. Om mij heen hoor ik mensen Allah aanroepen, "hij heeft onze gebeden verhoord", roept de medicijnman. Maar zo opeens als de regen gekomen is, houd het ook weer op. Ook het geroep stopt en verandert in geschreeuw gericht tegen de medicijnman. "Stilte" roept hij luid en meteen is het doodstil.

Met een zachte maar duidelijke toon begint hij te spreken. "Allah", spreekt hij, "heeft onze gebeden verhoord" "Allah is groot". Er klinken verward gemompel onder de dorpelingen. Hadden ze niet meer regen verdiend na zolang bidden? Na zo lang wachten? De medicijnman onderbrak het gemompel, "Hoe durven jullie ontevreden te zijn?" "Allah heeft gegeven waar jullie om vroegen."

Voordat de medicijnman verder kon gaan, hoor ik geluid achter mij, snel keer ik me om, bang dat we Allah hadden beledigd en dat hij ons nu zou straffen. Daar zie ik een enorm beest, bruin van kleur, met haar dat wappert als vlammen. En daar bovenop zat een man, ik laat me op mijn knieën vallen voor het enorme beest. En ik zie dat de rest van de dorpelingen mijn voorbeeld volgen. "Is dit Allah?", vraag ik fluisterend aan mijn zus. Ze schud haar hoofd. Inmiddels was de man van het enorme beest geklommen. Hij groet de dorpsoudste en ze praten op gedempte toon. Ik weet dat het niet hoort, maar ik doe mijn uiterste best om te verstaan wat de vreemde man zegt. Maar ik kan het niet verstaan, het geeft me wel tijd om hem wat beter te bekijken; de man had nog geen grijze haren, zoals onze dorpsoudste. Hij droeg mooie felle kleding, hij moest rijk zijn, dacht ik bij mijzelf. Opeens kijkt hij mij recht aan, alsof hij mijn ogen in zijn lichaam had voelen prikken, zijn ogen zijn donker, ik voel een rilling over mijn rug glijden en probeer hem te onderdrukken. Ik hoor mijn moeders woorden door mijn hoofd spoken "Je mag een vreemde man nooit recht in de ogen kijken, je moet altijd je ogen neerslaan". Ik weet dat ze gelijk had, maar ik vecht tegen de drang om mijn ogen neer te slaan en blijf hem recht aankijken. Overal om mijn heen hoor ik gemompel van de dorpelingen, maar ik kijk niet weg, ik blijf zijn blik vasthouden. Voor mijn gevoel lijkt het uren te duren, zijn ogen branden in de mijne, maar uiteindelijk kijkt hij weg. En richt hij zijn blik weer op de dorpsoudste, de dorpsoudste kijkt snel nog een keer afkeurend naar mij en gebaart vervolgens dat de man hem moet volgen richting zijn hut.

Inmiddels is het al helemaal donker geworden, ik sla mijn omslag doek strakker om me heen. Ik zie dat iedereen opstaat om te gaan slapen, niemand heeft ook nog maar een woord gesproken tegen mij, na wat er net gebeurt is. Ik slaak een diepe zucht, ik ben nog klaar wakker en heb nog geen zin om te gaan slapen. Ik voel aan de grond, die is alweer kurkdroog. Wat moeten we nu? We hebben nog steeds geen water. Mijn moeder zei altijd dat dat iets is waar vrouwen zich geen druk over hoeven te maken. Een lach verschijnt op mijn lippen als ik terug denk aan mijn moeder, ze was een wijze vrouw. Toch was ik het niet altijd met haar eens. Ik vind dat ze vrouwen maar zwak voorstelde, alsof ze alles moeten doen wat een man hen opdraagt. Vrouwen kunnen toch zelf ook nadenken?

Mijn gedachten worden onderbroken door voetstappen, vlak achter mij. Ik kijk achterom en zie de dorpsoudste. Snel probeer ik overeind te krabbelen. Hij gebaart dat ik moet blijven zitten en gaat met een diepe zucht naast me zitten. Ik kijk hem aan, hij ziet er vermoeid uit. Hij staart lange tijd recht voor zich uit en begint dan opeens te praten. "Ik heb met de medicijnman gesproken, er komt de komende tijd geen regen." Ik kijk hem verbaast aan, waarom vertelt hij dit aan mij? Hij gaat verder, "We moeten op een andere manier aan water komen." Er valt een lange stilte. Dan haalt hij diep adem en vervolgt zijn verhaal, "Die man die er net was, hij is heel rijk" "Isatou" ik kijk op als ik mijn naam hoor, hij kijkt me recht aan en maakt zijn zin af "Hij kan ons helpen, hij heeft toegang tot water en kan ons van water voorzien totdat de regen komt." Ik voel dat hij nog meer wil zeggen en kijk hem verwachtingsvol aan, "Hij wil ons het water geven, als jij zijn vrouw wordt"

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Jun 12, 2017 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

IsatouWhere stories live. Discover now