ziek

20 2 0
                                    

Lief dagboek, ik kon de hele dag niet schrijven, want papa en mama hadden me weer in de kast opgesloten. Ik had een proefwerk rekenen op school en ik heb heel erg mijn best gedaan, maar ik had toch maar een zeven. Papa werd heel boos.       
    
‘Stomme koe, niks kun je, zo achterlijk. Ga naar boven, trut, en nu meteen!’ Hij trapte me de trap op en schopte me nog een keer na terwijl ik naar boven liep. En daar deed hij de kast weer open. ‘Ga hier je zonden overdenken.’            

De deur ging weer dicht. Daar zat ik weer, lief dagboek, helemaal alleen in die akelige donkere kast. Daar voelt het alsof er geen lucht is. Ik hoorde beneden de pannen en de borden. Ze gingen eten. Ik hoorde

mijn ouders praten en lachen. Mijn buik rammelde van de honger, maar niemand kwam me halen. Pas uren later deed mijn moeder de deur open.            
‘Schiet op, tanden poetsen, pyjama aan en naar bed.’            
Nu lig ik in bed stiekem bij een zaklamp te schrijven. Vannacht heb ik rust, want papa is aan het werk, daarom durf ik ook stiekem te schrijven. Waarom ben ik zo’n stom kind, lief dagboek?                
 
Als Amber een jaar of dertien is, kopen haar ouders een stacaravan op een camping. De caravan is acht meter lang en heeft een huiskamer met een eethoek en een kleine keuken. Haar vader timmert er een houten hok aan vast met daarin twee

bedden. Ze moet dus bij haar ouders slapen, elk weekend van april tot oktober en ook alle vakanties.      De medewerkers van de camping organiseren van alles voor de jongeren. Amber vindt dat heel leuk, alleen mag ze er vaak niet aan meedoen. Tijdens de feestavonden zit ze in de caravan. Wie haar komt roepen, krijgt steeds hetzelfde antwoord van haar vader: ‘Amber heeft niet zoveel zin. Ik snap ook niet waarom, hoor, ik kan haar met geen stok de caravan uit krijgen.’     

De meeste mensen twijfelen niet aan het verhaal van haar vader, behalve buurvrouw Marian, die een caravan een paar meter verderop heeft. Amber drinkt wel eens thee bij haar om even uit de sleur te zijn en Marian stelt haar steeds meer vragen over hoe ze aan al die blauwe plekken komt en waarom ze nooit aan iets meedoet.           
Op een bijzonder warme dag wordt Amber voor straf in de kleine caravan

opgesloten. Binnen is het bloedheet en ze kan daar niets behalve op bed zitten. De zoon van tante Marian komt Amber halen om samen te spelen, maar haar vader is erop tegen. Straf is straf. Even later komt Marian aanlopen.     

‘Wat hoor ik?’ zegt ze tegen haar vader. ‘Heb je dat kind echt met dertig graden in dat hokje opgesloten? Ik weet niet wat jij allemaal doet, maar dit is echt niet normaal. En weet je wat ook niet normaal is: dat jullie samen met jullie puberdochter in dat hokje slapen.’      ‘Hoe durf je je met ons leven te bemoeien, dom wijf!’ schreeuwt haar vader. ‘Ze is jouw kind niet!’     

De buurvrouw opent haar mond, maar kan niets meer uitbrengen. Ze loopt woedend weg.     
Ambers vader doet de deur van het hokje open: ‘Voortaan mag je niet meer naar Marian en je mag ook niet meer met haar kinderen spelen.’

Amber knikt. Ze trilt over haar hele lichaam. Voor altijd in haar gouden kooi opgesloten blijven is de ergste straf die ze kan bedenken. Ze wil niet alleen eten en drinken krijgen, ze wil ook een klein beetje vrijheid.           
De komende tijd gaat Amber nog steeds af en toe naar buurvrouw Marian, maar dan stiekem. Als haar vader in de caravan in slaap valt en haar moeder buiten een boek leest, weet Amber dat haar moment aangebroken is.     

‘Ik ga even spelen,’ roept Amber tegen haar moeder en weg is ze. Ze loopt direct naar de caravan van de buurvrouw. Ze kijkt eerst even goed rond of niemand haar ziet en glipt dan snel naar binnen.     
‘Hallo, lieverd,’ zegt Marian. ‘Wat leuk dat je er bent. Wat wil je drinken?’      Amber gaat zo zitten dat ze haar vader zou kunnen zien aankomen.

Angst.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu