Chapter 21

2.3K 137 9
                                    


Chapter 21


Doordat ik zo verschrikkelijk zwak ben kan ik amper op mijn eigen benen staat. Ze bonken. Ieder stukje van mijn lichaam, bonkt.

Ik struikel over mijn eigen wankelende benen zodra het, nog steeds onbekende, meisje mijn handen stevig vastpakt en er een ruk aan geeft.

"Schiet op, we hebben niet veel tijd of ze hebben door dat ik er niet meer ben."

Alles is als een echo. Het geeft een nep gevoel, dat gevoel wat je hebt als je in een droom zit. Was dit maar een droom.

Net als we het einde van de gang bereikt hebben, weerklinken er schreeuwende mannenstemmen door de gang. Rennen! Moedigt mijn verstand me aan. Maar mijn lichaam schreeuwt om rust.

Het meisje trekt een deur open. Dit heeft geen zin, mijn vermoeidheid zou uiteindelijk de strijd winnen. Met een enorme klap val ik op de grond. Ik voel de pijn amper terwijl mijn hoofd tegen de houten vloer terecht is gekomen.

De voetstappen van de mannen die we hoorden, klinken nu heel dichtbij en ik voel de grond onder mijn oren trillen als er wazig voeten verschijnen in mijn gezichtsveld. Iemand hurkt bij me neer en vraagt iets. Zijn lippen bewegen.

Helaas vriend. Ik kan niet liplezen.

Het is slechts een kwestie van tijd voor de wereld om me heen begint te trillen. Tot het afbrokkelt alsof het zand is.

*

Mijn ogen schieten met een ruk open. Rode dekens. Ik probeer met mijn handen mijn dekens vast te grijpen en hem van mijn lichaam af te rukken maar mijn handen lijken versteend. Ik kan ze niet bewegen. Paniekerig kijk ik om me heen. Waar ben ik?

Ik ben zo te zien in een slaapkamer, in een hemelbed. Als klein kind wou ik altijd al en keer in een hemelbed liggen maar nu zou ik er alles voor over hebben uit dit hol te ontsnappen. Ik draai mijn hoofd opzij. De kamer is donker, duister bijna. De vloer is bedekt met een rood tapijt waar allemaal tekentjes op staan. Door de donkere houten meubels die tegen de muur aangeleund staan en bijna alle wanden bedekken, is de kleur van de muur moeilijk te zien. Hier en daar zie je wel wat erboven uitsteken maar in de positie waarin ik nu verkeer, kan ik de stukken muur die boven de meubels blootgesteld worden niet zien.

De indruk die ik van deze kamer heb is niet bepaald positief. Wat maakt het ook uit. Ik ben een gevangene en het is altijd beter dan in een stoel vastgebonden te zitten terwijl je bloed eruit gezogen word.

Wat ik niet begrijp is waarom ze me eerst vast binden aan een stoel en me na mijn ontsnappingspoging in deze luxe kamer opsluiten. Er klopt iets niet. Het past gewoon niet.

Het is geen kleine kamer maar heeft geen ramen en de verlichting werkt nauwelijks. Dan werkt het feit dat alle meubels gemaakt zijn van donker gekleurd hout, het er niet beter op.

Zodra het kloppende gevoel een beetje weg is, waag ik me een stap uit het bed te zetten. Ik verwachte dat het tapijt koud en koel aan zou voelen maar het voelt verrassend warm aan. Misschien vloerverwarming?

Ik sta en kijk onderzoekend naar de voorwerpen in de kamer. Nu ik sta, vallen de tekeningen op de muur me op. Het zijn geen willekeurige kleuren. Nee, het is een verhaal, een soort strip. Ik kijk naar de eerste tekening in de hoek van de kamer. Een jonge vrouw staat daar. In haar hand heeft ze een knal rode roos, ze ruikt eraan met gesloten ogen. Op het volgende plaatje staat ze op haar balkon in de armen van een jongeman. Ze lachen allebij naar elkaar. De gezichten worden verlicht door de maan op de achtergrond die vel schijnt.

Op het volgende plaatje staat een man met een kroon. Hij staat met over elkaar geslagen armen naar de jongeman van de vorige tekening te kijken. Zijn gezichtsuitdrukking is streng en misprijzend. De paar volgende plaatjes kan ik niet zien door de houten versieringen.

Kippenvel verschijnt op mijn armen als ik naar het plaatje boven de deur kijk. De jongeman van het vorige plaatje ligt nu met de jonge vrouw in zijn armen. Haar hele nek is opengehaald en haar huid is lijkbleek. Alleen de man lijkt alles behalve verdrietig. Hij kijkt emotieloos voor zich uit, zijn gezichtsuitdrukking is vreemd. Ik kan mijn vinger er niet op leggen maar er klopt iets niet aan de jongeman van de tekeningen. Dan valt mijn oog op zijn hand waarin hij een knal rode roos verpletterd.

"Het is niet altijd wat het lijkt."

Ik kijk achter me om te kijken wie er is. Het is het meisje die me hielp te ontsnappen, wat helaas mislukte. Ze komt naast me staan en kijkt naar de tekeningen aan de muur.
"Het gaat niet om het verhaal. Het gaat erom wat de tekenaar ermee wil zeggen. Wat hij de mensen wil meegeven. In elk schilderij zit wel een boodschap."

Ik blijf naar het meisje kijken. Haar ogen zijn groen, te groen.Ze lijken bijna licht te geven in de duistere kamer waar ik het steeds benauwder begin te krijgen. Als ik me besef dat ik naar haar aan het staren ben richt ik mijn ogen weer terug naar de tekening. Ze kijkt weer opzij, ik draai automatisch ook mijn hoofd om haar in haar beangstigende gifgroene ogen te kijken. Ik ben nog steeds niet vergeten wat ze met de man in de kamer had gedaan.

Ze steekt haar hand uit, "Ik denk dat ik me nog niet heb voorgesteld. Ik ben Luce."

Ik pak haar hand, natuurlijk uit beleefdheid, aan en schut hem, "Cla-"

"Clarice. Ik weet het." Maakt ze de zin voor me af. "Je bent nogal.. bekend onder mijn soort."

Ik frons mijn wenkbrauwen en sla mijn armen over elkaar. Wat bedoeld ze daar nou weer mee? Op één of andere manier weet iedereen hier hoe ik heet terwijl ik zelf niet eens door heb wat er aan de hand is. Het begint een beetje eng te worden.

Het is een tijdje stil voordat Het meisje -Luce- haar keel schraapt. "Ik weet dat je verward bent en nog even je gedachten op orde moet brengen maar ik wil dat je één ding onthoud." Ze brengt haar hoofd samenzwerend naar me toe. "Kraaien en duiven vliegen nooit samen."

Clarice (book I)Where stories live. Discover now