Hoofdstuk 12.

260 33 3
                                    

'Daar is ze.' een paar mensen wijzen naar me. 'Arm kind. Bij zo een man wonen. Arme dere.' ze kijken me vol medelijden aan. Nee het was duidelijk dat Walter niet beroemd was. Het lijkt eerder of ze hem vreselijk vinden.

'Axel!' ik zie Axel lopen naast een jongen. Hij zegt wat tegen hem en loopt dan naar mij toe. 'Wat?' zijn toon veranderd nooit, best knap eigenlijks. 'Waarom kijken ze me zo aan?' ik zucht. 'Omdat dat nou eenmaal gebeurd.' hij haalt zijn schouders op. 'Zeg het alsjeblieft.' ik kijk hem smekend aan. 'Jij kent alle roddels.' ik zucht. 'Ik ga het je niet vertellen.' hij schud zijn hoofd. 'Waarom niet? Iedereen in dit dorp weet het waarschijnlijk al en ik mag het niet weten?' ik kijk boos voor me uit. 'Nee. Dat is iets van Walter. Dat vertel ik niet aan jou.' hij kijkt me boos aan. 'En waarom dan niet?' ik wil het wel uit hem slaan. 'Omdat verwende mensen dat niet hoeven te weten.' hij schud zijn hoofd. 'Ik ben niet verwend.' ik kijk alweer boos, al twijfel ik of ik anders heb gekeken in ons gesprek. 'Leer er mee leven. Moet jij trouwens niet werken?' hij kijkt op zijn horloge. 'Nee.' ik draai me om. Ik was helemaal vergeten dat ik moest werken. 'Je was het vergeten.' hij begint te lachen. 'Niet.' ik begin te rennen.

Bezweet van het rennen kom ik aan op de boerderij. 'Je bent laat.' de man kijkt wijst op zijn horloge. 'Het spijt me.' ik kijk naar de grond. 'De paarden moeten verzorgt.' hij wijst naar de stallen. Ik ren meteen naar de stallen. 

Vroeger wilde ik altijd een paard. Ik droomde erover dat ik hele reizen maakte. We waren beste vrienden en we waren onafscheidelijk. En nu? Nu ben ik bang voor de enorme paarden. Papa haatte paarden. Ik bijt op mijn lip. Mama vertelde me dat ik ooit een keer op een paard zal rijden. Al vanaf dat ik nog heel klein was.

'Ben je bang?' Axel bekijkt me. 'Nou begin te lachen. Dat vind je leuk hè, mensen uitlachen?' ik kijk boos. 'Nee. Jij denkt stom over mensen. Je ziet er uit als iemand uit America. Je kleren zijn vreselijk, je ziet er bekakt uit en iel.' hij knijpt zijn neus dicht. 'Je parfum ruikt naar nep bloemen.' hij schud zijn hoofd. 'Je bent gemeen.' ik loop naar hem toe.

'Geen geruzie!' de man komt boos aanlopen. 'Ga maar een stukje rijden met die paarden. Ze moeten beweging.' hij kijkt ons even aan en loopt dan weg. 'Bedankt weer.' ik durf niet eens op die paarden.

Zijn geheimWhere stories live. Discover now