@Annanasi ~ De Rattenvanger Van Hamelen

465 26 4
                                    

Heel erg bedankt voor je inzending! We vinden het zo ontzettend leuk om jullie verhalen te lezen! De Rattenvanger Van Hamelen

Er hing een ontevreden sfeer in de kroeg. De mengeling van zweet en rook die onder het plafond hing, werd gevuld met een verdervende geur die de hele ruimte vulde.
De geur van rottende lijken.
Achter de bar haalde de vrouw des huizes een klein zwart bolletje tussen de tonnen brandewijn vandaan en veegde het lemmet van haar mes schoon aan haar schort. De zwartrode vloeistof drupte op de grond en liep tussen de houten spleten door.
'Hoeveel mensen denk je nog op te kunnen vangen, Maura?'
Met een gezicht vol medelijden keek de man haar aan. Hij wist hoe zwaar ze het had nu de pest ook hier was uitgebroken. Al tientallen mensen waren gestorven, en Maura probeerde zoveel mogelijk van haar kamers te gebruiken om mensen te laten herstellen. Zeker nu haar man er ook aan had moeten geloven, leek haar gezicht steeds grauwer te worden.
Het was een hopeloze zaak.
De vrouw zuchtte en gooide de rat in het haardvuur. De haartjes van het dode beest gloeide rood, en binnen een paar seconden was hij verteerd.
'O, ik weet het niet. Het is allemaal de schuld van die beesten.' Ze knikte met haar hoofd naar het haardvuur, waar het as van de rat zicht tussen de takken nestelde. 'Zolang zij er nog zijn, zullen de mensen komen aanstromen als water. Er is niks aan te doen.'
'Misschien wel,' viel een andere man haar in de rede. Wantrouwig schoot haar blik naar de hoek van de kamer. Een tijdje geleden was hij daar gaan zitten, had een pul bier besteld en had zich gedeisd gehouden. Als herbergiersvrouw had ze een grote mensenkennis opgedaan, en ze vertrouwde deze man voor geen cent. Hij had een korte, warrige baard en oude kleren. Hij had zijn capuchon de hele tijd al opgehouden, en alleen zijn ogen waren zichtbaar. Donkere, onbetrouwbare ogen. Angstaanjagend.
'En wie denkt u wel dat u bent?' snauwt ze wantrouwig. De man grijnsde en stond op.
'Ik zal me even voorstellen. Mijn naam is Meynolphus uit Keulen, muzikant van beroep.'
'En wat zoekt een muzikant uit Keulen hier in Hamelen?' vroeg een andere man, die het zakje ook niet helemaal vertrouwde.
'Ik heb de oplossing voor Het Probleem Van De Ratten, meneer. Met plezier zal ik jullie bevrijden van deze verschrikkelijke plaag, Tegen een kleine vergoeding, natuurlijk.'
Met samengeknepen ogen keek Maura naar de man. Hoe kon een zogenaamde muzikant uit Keulen een oplossing weten voor de Pest? Ze vertrouwde hem nog niet zover als dat ze hem kon schoppen. Ze had bovendien nog geen enkel instrument gezien.
'Van mij mag je het proberen,' besloot ze. 'Als het je niet lukt, hebben we nog niks verloren. En lukt het je wel, dan zullen we een dorpsvergadering houden over je vergoeding.'
Van een dorp dat geen cent te makken heeft.
De man maakte een buiging.
'U zult er geen spijt van krijgen. Nee, zeker niet. Maar laten we de prijs alvast bespreken. Leg morgenavond, als de zon onder gaat, vijftig zilverstukken aan de pier.'
Zonder op een antwoord te wachten liep hij het vertrek uit, de mensen verwarrend achterlatend.

***

Met haar ogen op halfzeven schoof Maura het gordijn voor haar raam weg. Het was al midden in de nacht, en ze had pas laat naar bed gekund door verschillende gasten die maar bleven hangen. Ze had haar nachtrust hard nodig, en ze kon er niet tegen dat die verstoord werd door kattengejank van een of andere gek met een fluit.
De muziek verspreidde zich door de straten, een lome, meeslepende melodie, die aan je leek te trekken. Verward wreef Maura in haar ogen. Waar kam die muziek vandaan?
Het maanlicht piepte tussen de wolken door, en onthulde het afschuwelijkste wat de arme vrouw ooit had gezien. Honderden, duizenden kleine lichaampjes kropen over de straten. Ze kwamen uit kelders, schoorstenen, schuren en steegjes. Onder haat bed schoot er ook een vandaan, en sprong uit het raam om zich bij de rest te voegen. Van schrik sloeg ze haar hand strak om haar mond om het niet uit te gillen. Haar ogen puilden uit, en haar lichaam trilde onophoudelijk.
Ratten. Ze waren overal. Sommigen zaten onder het bloed, of misten een lichaamsdeel. Toch bleven ze gehypnotiseerd doorlopen, zonder op of om te kijken.
Het liefst zo Maura nu gaan gillen. Of kotsen. Of flauwvallen. In plaats daarvan stak ze haar hoofd uit het raam en keek naar de oorzaak van deze dodenmars.
Voor de stoet van ratten, gehuld in het zwart. Liep een man. Hij blies op een zelfgemaakte blokfluit, die treurige tonen verspreidde. Zijn kleren wapperden om hem heen, maar zijn gezicht bleef onder zijn capuchon.
Maura kon niets anders dan blijven kijken. De man liep zonder om te kijken verder, en bleef spelen op zijn fluit. Zijn voeten raakten het water, en hij ging steeds dieper. Zonder zijn pas af te remmen bleef hij strak doorlopen, net als de ratten achter hem. Zijn benen gingen onder water, zijn romp, zijn hoofd...
De ratten volgden zonder aarzelen hun meester de golven in, op weg naar de dood.
Met een beverige zucht liet Maura zich tegen de muur vallen. De adrenaline schoot door haar lijf terwijl ze de gebeurtenis steeds maar in haar hoofd afspeelde.
Het was voorbij. De muzikant was dood, de ratten waren dood. Geen ziekte meer, geen rekening meer.
Ze waren gered.

***

'...En toen liepen ze gewoon met z'n allen de zee in! Echt waar, ik zweer het je! Ik had nog nooit zoiets gezien. Er zijn gewoon geen woorden voor.'
Met grote ogen en wilde gebaren vertelde Maura het verhaal aan de andere mensen. Sommigen verklaarden haar voor gek, anderen knikten met witte gezichten dat ze hetzelfde gezien hadden. Veel mensen geloofden haar, want hoe je het ook went of keert: Er was geen enkele rat meer te vinden.
'Gaan we hem nog betalen, dan?' vroeg een vrouw weifelend. Maura schudde lachend haar hoofd.
'Natuurlijk niet! Hij is morsdood, die gek. We hoeven hem geen cent meer te betalen.'
Er steeg gejuich op uit de menigte. Iedereen was tevreden met deze oplossing. Niemand merkte de man met de zwarte kleding op, die hun vanuit een steegje stond ter bespieden.
Meynolphus hield er niet van als hij belazerd werd. En hij hield er al helemaal niet van om tweede kansen te geven.
Hij zou het hun betaald zetten.

***

Het maanlicht wiep een akelig licht op het stadje Hamelen. Een treurige, meeslepende toon verspreidde zich door de straten. De melodie drong de hoofden van de kinderen binnen en schakelde hun gedachten uit. Hun ogen sprongen open en ze stapten uit hun bed. Met blote voetjes en nachtjaponnen liepen ze naar buiten, het geluid achterna.
Deze nacht had niemand het door. In een grote stoet volgden de kinderen de droevige melodie, als levenloze zombies liepen ze netjes achter elkaar hun dood tegemoet.
Hun ogen stonden levenloos, niets kon hun aandacht meer trekken. Allemaal staarden ze in het niets, allemaal zetten ze hun voetjes in het zand, richting de zee.
De man in de zwarte kleren stapte het water in, en de kinderen volgden hem. Zonder op of om te kijken liepen ze door de zwarte golven, steeds dieper en dieper, hun dood tegemoet.
De eerste zonnestralen raakten de grond, en de eerste vogeltjes begonnen te fluiten. Het water glinsterde onschuldig, alsof er nooit wat was gebeurd.
Het dorp werd wakker van de eerste kreet van een moeder, die zag dat haar kind verdwenen was.

So then You put me back in my place
So I might start another day
And once again I will be
In a march to the sea


The Dark Side Of Fairy TalesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu