1

210 23 10
                                    

1

Ripper

Met razendsnelle passen schiet ik de stegen door, mijn voeten tikkend op het beton. Met een soepele sprong ontwijk ik de omgegooide vuilnisbakken en kartonnen dozen en zie mijn slachtoffer aan het einde van de straat een hoek om slaan.

Zolang hij de hoofdwegen niet bereikt, heb ik vrij spel.

Met een roofdierachtige grijns op mijn gezicht versnel ik mijn pas en begin op hem in te lopen. Ik kan zijn angst ruiken; een dikke, drukkende wolk die mijn longen binnendringt en mijn bloeddorst alleen nog maar sterker aanwakkert.

Er branden hier weinig lichten, dus voor hem moet het een hele opgave zijn om nergens tegen te knallen of de verkeerde kant op te rennen. Helaas voor hem heb ik geen moeite met deze totale duisternis.

Voor mij is iedere beweging en ieder voorwerp haarscherp afgetekend, haast alsof het dag is, en ik hoef dus nergens voor terug te deinzen. Anders dan zijn zwakke, menselijke vaardigheden, die hem ooit tot het dominerende ras hebben gemaakt, ben ik een geboren roofdier en heeft hij zijn status als heerser allang weer verloren.

In de verte, ergens achter me, hoor ik vage kreten. Ik weet dat ze voor mij bedoelt zijn, dat mijn vrienden me proberen te waarschuwen en tegen te houden, maar ze houden me niet bij nu ik eenmaal op scherp sta en ik sluit mijn gedachten voor hen af, focus me volledig op de rennende gedaante voor me.

Met een onmenselijke krachtinspanning spring ik op een vuilnisbak en zet me af. Mijn handen graaien naar de regenpijp boven mijn hoofd en maaien in de lucht. Er gaat een trilling door mijn lijf als het me lukt om het ding beet te grijpen en ik trek me omhoog, begin tegen het oppervlak op te klimmen.

De scherpe plastieken randen bijten in mijn huid, snijden het vel open, maar dat deert me niet. In plaats van zielig te gaan janken omdat ik een stuk of tien splinters ben opgelopen, begin ik enkel sneller naar boven te schuifelen en spring lichtvoetig op het dak van de flat.

Hier is het een stuk rustiger, al giert de wind wel langs mijn oren en blaast ze mijn haren voor mijn ogen. Razendsnel draai ik me om en roep: "Cat!"

In minder dan een seconde springt er een zwarte schim op het dak en schiet in een vliegende vaart op me af. Ze remt af voor mijn neus en grijpt me meteen bij de arm. "Wat ben je aan het doen, Ripper?" Haar stem klinkt scherp. "Ben je gek geworden?"

Ik frons mijn wenkbrauwen. "Wat bedoel je?"

"Je zit verdomme achter een mens aan!" Cat trekt me hard naar zich toe en ik voel opkomende tranen prikken in mijn ogen door de stevige greep die ze hanteert. "Je had beloofd dat je dat niet meer ging doen!"

"Maar hij is knap," kaatst ik terug. Met een snelle beweging grijp ik haar vingers beet en trek ze uit elkaar tot ze kraken.

Jammerend laat ze me los. "Au, verdomme!"

"Ik heb een elastiekje nodig," zeg ik. "Mijn haar waait steeds voor mijn ogen. Om nog maar te zwijgen over het feit dat het ziek irritant is als ik zijn bloed ben aan het drinken. Vorige keer had ik de helft van mijn haar mee opgezogen."

"Je krijgt niets van me, Rip," snauwt Cat met vuurspuwende ogen. "Je hebt beloofd hem niet te doden."

"Maar..."

"Kijk, Rip." Ze zet haar handen in haar zij. Haar zwarte mantelpakje lijkt op te gaan met de omgeving, waardoor haar bleke huid licht lijkt uit te stralen. "Iedere keer als je een of andere lekkere gozer tegenkomt en erop verliefd wordt, vermoord je hem."

Ik bijt hard op mijn lip. "Ja..."

"En daarna zit je een week depressief bij ons uit te huilen omdat je hem mist. Heb je enig idee hoe vreselijk vervelend dat is? Ravir wordt er gek van, man."

De Chaos #1 - De VerbrekingWhere stories live. Discover now