Hoofdstuk 1

30 1 0
                                    

Ik kan nog steeds niet geloven dat ze me dit aandoen. Verhuizen, midden in het schooljaar. En dan ook nog naar zo'n klein rot dorp in the middle of nowhere. Iedereen zal me nakijken. In een grote stad als Rotterdam is het makkelijk om onzichtbaar te worden. En aangezien ik in Rotterdam geboren ben, ben ik dan ook geboren als een niemand. Weer een ander gezicht dat je tegenkomt op straat. Maar nu ga ik verhuizen naar een dorp, het word nu een stuk moeilijker om onzichtbaar te zijn. Ik ga Rotterdam erg missen. De drukte, de mensen, altijd geluid om me heen, zelfs de reusachtige school die ik heb gehaat. Ik heb maar één vriendin, Luna, maar ze is geweldig. Ze heeft zelfs haar halve kamer op z'n kop gezet zodat ik gewoon daar kon wonen. Maar er was geen ontkomen aan.

Al mijn laatste spullen zijn ingepakt. De dozen staan in de gang. Met tranen in mijn ogen borstel ik mijn lange bruine haar. Groene ogen kijken terug in de spiegel. "Julliëtte, kom je? We gaan. " Mijn vader slaat de achterklep van de auto dicht. Zuchtend stamp ik naar beneden. Luna staat beneden aan de trap met tranen in haar ogen. "Niet huilen Lu dan ga ik ook." ik omhels mijn beste vriendin. We Skypen iedere avond belooft. Luna knikt, en in de vakantie kom ik naar jou toe. Ik omhels haar nog een keer met tranen in mijn ogen. Mijn moeder grijpt naar haar hart, alsof ze het verschrikkelijk vind. "Het is jou schuld, dus ga nu maar niet zielig lopen doen." snauw ik naar haar. Mijn moeder word wit. "Ja... Ik...maar dit... niet mijn bedoeling..." stamelt ze. "Ja nu allemaal ophouden met zeiken en die auto in." moppert mijn vader. Snel stap ik in een auto die tjokvol zit. Er is bijna geen ruimte voor mijn hoofd en als ik naar links kijk, kijk ik tegen een grote doos aan. Wat een heerlijk uitzicht voor de komende 4 uur.

De autoreis is een waas. Voor een gedeelte omdat nouja wat mensen bedoelen als ze zeggen waas, en voor een gedeelte door tranen. Mijn muziek scheld hard door mijn oortjes. Mijn ouders klagen vaak over mijn muziek, daarom staat mijn iPod vandaag extra hard. Het doet pijn aan mijn oren. Na ongeveer een uur komen we in een file terecht. Ik zie dat mijn vader en moeder opmerkingen naar elkaar maken. Voor de laatste twee weken hebben ze veel ruzie. Mijn moeder is radeloos en maar vader hard. Het lijkt wel of mijn moeder het er helemaal niet mee eens is. Maar mijn vader heeft besloten, wij gaan verhuizen. Langzaam voel ik dat ik in slaap val. Even vecht ik tegen de slaap maar na een paar minuten geef ik in en drift weg in een diepe slaap.

"Julliëtte, Jull word wakker! We zijn er." Langzaam open ik mijn ogen. Mijn moeder aait me over mijn hoofd. Ik zie dat het regent, het is somber. Het huis is reusachtig. Ik had al foto's gezien maar dit is beter dan ik had gedacht. Mijn vader is al bezig met de auto leeghalen. Ik pak mijn koffer en loop het stoepje op. Ik kijk even om me heen. De huizen in de rest van de staat zijn al net zo groot. Dit is wel wat anders dan Rotterdam. Ik zie een schim voor het raam bij het huis naast ons. Het is een tweeondereenkap woning. Dat betekend dat het huis van de buren en dat van ons aan elkaar zit als een groot huis. Ik haal mijn schouders op en loop naar binnen. Overal op de deuren staat welke kamer het is voor de verhuizers. De hal is groot en gemaakt van eikenhout. Het is donker maar wel uitnodigend. Ik loop de trap op. De treden kraken. Het huis ruikt muf, maar het staat dan ook al een tijdje leeg. Toch stinkt het er niet. Ik weet niet waarom maar het ruikt bekent. Het is alsof ik dit ken maar dan vanuit een droom ofzo. Ik loop door naar mijn kamer. Het is wel vier keer zo groot als mijn oude kamer. Alle meubels staan er al en ook mijn gordijnen hangen al op. Opeens verlang ik naar mijn bed. Ik loop naar beneden. Mijn vader en moeder zijn de auto aan het leeghalen. "Moet ik helpen" roep ik. Zeg nee, zeg nee hoop ik vurig. "Nee hoor schat" roept mijn moeder terug. Ik diep een boterham op uit mijn rugtas en loop weer naar boven. In mijn kamer open ik de ramen, in de hoop die muffige geur eruit te krijgen. Voordat ik door heb wat ik aan het doen ben zwaai ik mijn benen uit het raam. We hebben een schuin dat dus ik zit nu gewoon op het dak. Ik schuif nog een stukje naar beneden tot ik een lekker plekje heb gevonden. Ik geniet van de stilte terwijl ik mijn boterham opeet. De achtertuin is ook groot. Voor een gedeelte overwoekerd, maar vroeger zeker mooi geweest. Het is opgehouden met regenen. Het raam van de buren zwaait open. Ik maak een sprongetje van de schrik. Ik kan me nog net vasthouden aan de rand van mijn raam. Een jongen van mijn een jaar of zeventien steekt zijn hoofd uit het raam. Hij kijkt verbaast als hij mij ziet zitten. "Zozo pas een paar uur hier, en het dak al hebben ontdekt. " Het klimt behendig uit het raam en loopt over de dakpannen mijn kant op. Ik houd mijn adem in. De jongen haalt het zonder kleerscheuren en ploft naast me neer. "Ik ben Christopher maar zeg maar Chris, ik woon hiernaast. " Verbluft kijk ik heb aan. "Ik ben Julliëtte en ja ik woon hier. " Ik wijs met mijn vinger naar het raam. Hij kijkt geamuseerd. "Je meent het. En Julliëtte hou oud ben je, waar kom je vandaan, wat zijn je hobby's. Je weet wel die standaard dingen die je altijd verteld aan het begin van een schooljaar ofzo. " ik kijk hem met verbazing aan. De jongen, Christopher dus, lijkt het heel gewoon te vinden. "Uhhh oke dan. Nou ik ben 17, ik kom uit Rotterdam en mijn hobby's, die kan ik wel vergeten in dit rot dorp" Christopher grijst weer. Een glinstering speelt in zijn ogen. "Waarom lach je, ik vind het verschrikkelijk." Christopher kijkt me aan. "Omdat ik weet waar je het over hebt. Kijk ik woon hier al heel mijn leven en ik vind het prima. Maar ik ken een paar buitenstaanders, dus mensen die hier niet geboren zijn, en die dachten er in het begin precies zo over als jij. Maar je komt er nog wel achter dat hier best veel aan de hand is." Ik kijk hem verbijsterd aan. "Hoe bedoel je aan de hand is, goed of slecht." "Dat zie je nog wel." Achter me hoor ik een luide klap, verwilderd draai ik me om. Mijn voet slipt weg en ik voel mijn lichaam naar beneden glijden. Christopher springt op en grijpt mijn hand. Zonder moeite trekt hij me weer omhoog. Ik snak naar adem "Dank je" Christopher haalt zijn schouders op. Ik hoor mijn ouders schreeuwen beneden. Christopher draait zich om. "Moet je niet weer naar beneden" ik knik. "Ik spreek je nog wel Jul." Hij staat op en loopt met gemak terug naar zijn eigen raam, soepel springt hij naar binnen. Perplex blijf ik een paar seconde zitten. Ik schud mijn hoofd en klim weer door het raam. Ik hoor mijn ouders nu helemaal goed gillen. Dat gaat nog leuk worden hier.

Verborgen stamboomWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu