Proloog

1 0 0
                                    

Zaterdag 6 april 2018

Toen dokter Vanacker hem had gebeld, met de vraag of hij zo snel mogelijk naar het ziekenhuis kon komen, voorspelde dat niet veel goeds. De telefoon ging omstreeks de middag.  De man was net bezig  met de afwas, toen hij het gerinkel van de telefoon hoorde. Hij liet het met vuil aangekoekte bord terug in het water vallen, depte zijn handen droog aan de handdoek die over zijn schouder hing en slofte naar de woonkamer.
'Hallo,' klonk het kort.
'Goedemiddag, Dokter Vanacker hier. Had u mij net gebeld?'
'Nee, ik heb vandaag nog niemand gebeld.'
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. De dokter was kennelijk naar de juiste woorden aan het zoeken.
'Ho, ik dacht van wel. Maar nu ik je toch aan de lijn heb, zou je vanmiddag op consultatie kunnen komen?'
Hiermee wist hij genoeg. Een tweetal dagen geleden had hij bij de huisdokter een bloedstaal laten afnemen omdat hij zich wat suffer voelde dan anders. De uitslagen kreeg  je pas een week later, maar als de dokter je zelf opbelt met de vraag om zo snel mogelijk naar het ziekenhuis te komen, nota bene naar de dienst oncologie, wist je dat er miserie was.
'Ja, ik kom eraan. Tegen veertien uur?'
'In orde, ik verwacht u om veertien uur,' zei de dokter en haakte in.

Het ziekenhuis van Aalst bevond zich op de Moorselbaan 164. Het imposante gebouw leek op een halve cirkel. Langs de voorkant had je van beneden te beginnen een ronde tuin, met daarachter een glazen ruit in de vorm van een oog. Een niveau hoger had men een grijze muur, dan een witte muur dat vol zat met vensters van de dokterskabinetten. Tot slotte helemaal op het dak van het gebouw bevond zich een landingsplaats voor de helikopter. Elke keer als hij hier naartoe kwam, parkeerde hij zijn wagen aan de kerk die zich wat verderop bevond en liep dan te voet naar de hoofdingang van het ziekenhuis. Gedurende twee minuten keek hij naar het gebouw. Visualiseerde elke beweging die er was en dacht na over wie en wat het ging. De mens wordt volgens de wetenschap gezien als een sociaal dier. Dat had hij toch geleerd tijdens de lessen sociale psychologie. De manier waarop mensen zich elke dag bezighielden, intrigeerde hem wel. Hij wende zijn blik af en keek naar zijn horloge. Dertien uur vijftig. Nog tien minuutjes en de bittere gedachten die hem nu al twee uur teisterde, werd vermoedelijk bevestigd. De man zuchtte, haalde zijn schouders op en liep met een rechte rug naar de inkomhal.

De dienst medische oncologie bevond zich op de zesde verdieping, blok C. Met de lift duurde het hooguit twee minuten vooraleer hij op de juiste verdieping was. Met een licht schokje kwam de liftkoker tot stilstand. De deuren schoven geruisloos open. Een minuut later had hij het kantoor van Dokter Vanacker gevonden. In de wachtruimte zat niemand. De zwarte stoeltjes maakte een kille indruk. De sfeer was allesbehalve goed, dacht hij. Op de bijzettafeltjes lagen verschillende soorten boekjes. In de volksmond: de roddelblaadjes. De krant lag er ook, hoewel ze vergeten waren deze van vandaag te leggen. Degene die er lag was van gisteren. Hij installeerde zich in een van de stoeltjes en wachtte geduldig af.

Dokter Bernard Vanacker kwam stipt om veertien uur zijn patiënt halen. Voor alle zekerheid had de dokter nog snel de uitslagen opnieuw bekeken. Het resultaat bleef onveranderd.
'Goedemiddag,'
'Goedemiddag, dokter.'
Bernard drukte zijn patiënt de hand en glimlachte.
'Komt u binnen,'.
De beide mannen liepen naar binnen. Ze namen allebei plaats aan het bureau . Secondelang bleef het stil. Doodstil. Wat de sfeer alleen maar grimmiger maakte.
'Goed, ik heb uw resultaten van het bloedonderzoek gekregen. U vertelde tegen uw huisdokter dat u wat suffer voelde de laatste tijd?'
'Klopt, sinds een twee weken geleden.'
'Nog andere klachten?'
'Ja, wat last van de buik.'
De dokter knikte, nam het groene mapje en klapte het open. De man verschoof zijn lichaam. Aan zijn uiterlijk zag je niets aan hem, maar vanbinnen werd hij opgegeten door de stress. Hoewel hij de uitslag al wist.
'U bloedwaarde zijn slecht. Het spijt me, maar u bent terminaal.'
Hoewel het hard klonk, probeerde hij te glimlachen.
'Lever?'
'Pancreaskanker,' antwoordde dokter Vanacker.
'Is chemo nog een mogelijkheid?'
De dokter schudde het hoofd. De waarde waren slecht. Om niet te zeggen zeer slecht. Een chemokuur zou niets meer kunnen veranderen.
'Hoelang heb ik nog?'
'Hoogstens een jaar, misschien meer. Het is moeilijk om daarover een juiste uitspraak te doen.'
Vorige week had Bernard een jongen van zestien met leukemie nog drie maanden gegeven. Tegen alle verwachtingen in was de jongen twee dagen later al gestorven. Sindsdien gaf hij toe dat het geen exacte wetenschap was.
'Oké, bedankt.'
Even later namen ze afscheid van elkaar.

De wind voelde koel op zijn gezicht. Het gaf hem een gevoel van leven. Een jaar, dacht hij. Veel te jong om al te sterven. Toch ging hij blijven werken. Blijven leven. Niet nadenken over het nakende einde dat nu elke dag stilletjes dichterbij kwam. Het was tijd om orde op zaken te stellen. Het was tijd voor gerechtigheid.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Nov 26, 2021 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

De dode jongen in het bosWhere stories live. Discover now