En toen was er niets meer

39 3 3
                                    

En toen was er niets meer. Alleen het zachte tikken van de regen op mijn raam. 'Hallo?', zei ik zachtjes. Ik wist wel dat er niemand thuis was, maar het voelde goed om hardop te praten. Dat had ik al een tijdje niet meer gedaan. 'Hallo.', klonk het ergens vandaan. Ik schrok, wie of wat zat in mijn kamer? Ik keek om me heen. Het was aardedonker. 'Wie is daar?', vroeg ik. Geen antwoord. 'Ben je er nog?' Had ik me het verbeeld? Ik verbeelde me wel vaker dingen. Dan had ik het niet eens door. 'Ik ben er altijd al geweest', klonk het plots. Ik luisterde, maar hij sprak niet verder. Even was het muisstil, toen er opnieuw een stem klonk: 'Ben jij er ook nog?'. Nog steeds verward en lichtelijk gevreesd antwoordde ik terug: 'Ja, ja.. ik ben er nog.' 'Fijn.' Ik trok mijn dekens verder om me heen. Zou hij mij kunnen zien? Natuurlijk niet, dat zou raar zijn. Als ik hem niet kon zien dan kon hij mij ook niet zien, dat dacht ik althans. Ik dacht aan mijn lamp. Die zou ik aan kunnen doen en dan zou ik de persoon achter de stem zien en hem kunnen identificeren. Ik stond op het punt uit mijn bed te stappen toen de stem zei: 'Ga niet weg'. Hij kon mij dus wel zien. Ik schoof weer terug in mijn bed. 'Hoe heet je?' vraag ik. 'Maakt dat iets uit?'. Ik ben even stil. Hij heeft gelijk. Of ik zijn naam weet of niet, ik zal er niks aan hebben. Ik moet alleen weten wat hij in mijn kamer doet. 'Wat doe je in mijn kamer?'. 'Rusten'. 'Oké, maar waarom in míjn kamer?' 'Daarom'. Ik begin boos te worden en ga rechtop zitten. Als iemand zomaar in mijn kamer gaat zitten wil ik dat eerst weten. 'Ik wil dat je daar eerst toestemming voor vraagt.' 'Mag ik rusten in jouw kamer?'. Ik denk na, mag hij dat? Ik ken hem niet eens. Aan de andere kant, als iemand wil rusten moet je hem de gelegenheid geven om dat te doen. 'Voor even.' zeg ik dan. 'Goed.' zegt de stem. Het is weer even stil. Zou hij goed liggen? Hij heeft geen dekens om om zich heen te slaan, want die heb ik. Hij moet het ook erg koud hebben. 'Lig je goed?' vraag ik zachtjes. 'Ja'. Waar zou hij kunnen liggen? Op de grond? Dat zou wel erg hard zijn, maar veel andere opties heeft hij niet. Het is weer even stil. 'Ben je gelukkig, Sam?' Ik frons mijn wenkbrauwen. Gelukkig? Hoe komt hij daar nou weer bij! Wat een rare vraag! En hoe weet hij mijn naam? Ik weet niet wat ik moet antwoorden. Ben ik gelukkig? Wat is gelukkig eigenlijk? Ik heb een prima leven, daar twijfel ik niet aan. 'Hoe weet je mijn naam?' 'Dat was niet de vraag'. 'Maar ik zou het toch graag willen weten.' Geen antwoord. Zou hij in slaap gevallen zijn? Misschien heeft hij besloten me te negeren. 'Ik weet niet of ik gelukkig ben.' zeg ik dan. 'Waarom niet?' zegt de stem. 'Omdat ik niet weet wat gelukkig zijn betekent.' 'Ik ook niet.' 'Waarom vroeg je het dan?' 'Zomaar.' De regen is gestopt. Het is nu helemaal stil in de kamer. Tussen mijn gordijnen door zie ik de maan glinsteren. Ik heb eens gehoord dat de maan geen licht geeft van zichzelf, dat de zon haar licht op de maan schijnt waardoor het weerkaatst op de aarde. Ik heb die gedachte nooit bevredigend gevonden. 'Het is als je tevreden bent met wat je hebt, en je zorgen laat voor wat ze zijn. Denk ik.' hoor ik ineens. Het is de langste zin die de stem tot nu toe heeft uitgesproken. 'Ik denk dat ook.' zeg ik. Een rilling kruipt over mijn huid. Het mag dan wel herfst zijn, maar de kou is niet te verdragen. 'Ik denk niet dat ik altijd gelukkig ben'. Zeg ik. Waarom zei ik dat? Het floepte eruit. 'Ik denk dat niemand altijd gelukkig is'. zegt de stem. Dat is waar. Dat zou ook niet kunnen. Dan zou die persoon op een andere wereld leven, waar alles perfect en mooi is. Maar zo'n wereld bestaat helemaal niet. Althans, zover wij weten. Misschien bestaat het wel alleen zijn wij zo imperfect dat we niet eens weten hoe het is om perfect te leven. Misschien zijn er twee werelden, een perfecte en een imperfecte, die waar wij nu op leven. Ik zou wel op die andere wereld willen leven, denk ik bij mezelf. Misschien zou ik dan niet eens meer bestaan. Want ik ben ook imperfect. 'Soms wil ik eventjes niet meer bestaan.' zeg ik. Ik bijt op mijn lip. 'Ik soms ook niet.' Ik merk dat de stem zachter is gaan praten. Ik kijk weer naar buiten, de maan is verschoven. Het zal niet lang meer duren voor de maan is verdwenen. 'Als de maan morgen weer opkomt, ben je er dan weer?' vraag ik zachtjes aan de stem. Het is even stil. 'Ik zal er altijd zijn, Sam.' Ik luister nog even, maar de stem zegt niets meer. Ik sla mijn dekens om me heen en ga op mijn zij liggen. Langzaam val ik in slaap. 

Het regent buiten. Waterdruppels tikken op het raam. Ik zit rechtop in mijn bed en kijk mijn kamer rond. Alles staat precies zoals het daarvoor stond. Er is niemand behalve ik. Ik kijk naar buiten, de zon is opgekomen. En het duurt niet lang meer voor zij is verdwenen.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Nov 25, 2021 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

En toen was er niets meerWhere stories live. Discover now