Verdwijning

43 0 0
                                    

Verdwijning

Met mijn zwarte SUV kom ik het grintpad oprijden. In de garage parkeer ik de auto. Het is donker. Alleen bij de voordeur schijnt een streepje licht. Ik leg, met ogen gesloten, mijn hoofd even tegen de autostoel. Het is druk geweest op de praktijk. Ik jubel als ik denk aan wat er komt. Daar achter die grote deur wacht mijn man op mij. We vieren ons 10 jarig huwelijk. Matthieu, Liza, Lotte en Wouter logeren bij opa en oma. Het kriebelt in mijn buik van vreugde, wanneer ik de auto uitstap. Ik pak mijn paraplu en dokterstas. De regen komt met bakken uit de hemel en het waait. Terwijl ik langs onze dikke kasteelmuur over het grintpad loop, geniet ik van de druppels die neerkomen. Alsof ik in een tentje zit. Ik klem mijn plu dicht tegen mij aan en hol een beetje.

Bij de ingang aangekomen, klap ik mijn paraplu in. Ik schud mijn schouders om de beurt van voor naar achteren. “Br, wat is het toch fris,” zeg ik in de duisternis tegen mezelf. Graaiend ben ik in mijn tas opzoek naar mijn sleutels. “We moeten echt wat aan onze buitenverlichting doen.” Dan voel ik het koude metaal waar ik het slot mee kan openen. Ik breng mijn sleutel naar het gat en neem met mijn andere hand de deurknop vast. “Hey…” zeg ik, terwijl de deur op een kier naar binnen draait. “Hij is open?” Verward geef ik voorzichtig een duw tegen de klopper. Het heeft de vorm van de kop van een leeuw. Krakend gaat de deur een stukje verder open. Niet ver genoeg. Ik geef nog een duw. Snel sla ik een arm voor mijn gezicht, als ik verblind word door het licht in de inkomsthal. Plots is het felle licht verdwenen. Langzaam laat ik mijn arm zakken en staar naar de kroonluchter die knippert. Aan, uit, aan, uit, aan. Een windhoos zwiept mijn blonde haren omhoog en laat mijn jas wapperen. De lamp bovenin de hal blijft knipperen. Hij zwiert van links naar rechts door de wind. Totdat ik TJIK hoor. Ik kniel neer en gooi mijn handen boven mijn hoofd. De lamp valt met een luide klap. Weer donker. Zuchtend knijp ik met duim en wijsvinger mijn bruine kijkers dicht. Langzaam kijk ik op en ontdek dat er oranje pompoen lampjes branden. Langs de muren en de trapleuning omhoog. Allemaal met een zwart gezichtje. Grinnikend roep ik: “Beau! Ik weet dat je van Halloween houdt, maar dit had ik niet bepaald in gedachten voor ons jubileum.“ Verbaasd sta ik op. Geen antwoord? “Erg, grappig. Lieftallig mannetje van me.” Pruttelend met mijn tong, wapper ik met mijn handen. Fijn, aan spinnenwebben heeft hij ook gedacht. Als ik alle webben heb weggeslagen, valt mijn oog op een bloedspoor van ketchup. Nu heb ik echt de slappe lach. “Auw, mijn buik,” lach ik. “Ik moet plassen!” Voorover gebukt strijk ik met mijn vinger door de ketchup. Ik lik eraan. “Hmm, ketch…” Met verwijde blik kijk ik naar mijn intens trillende handen. “Di…Dit is echt bloed!” Kwijlend probeer ik de ijzersmaak uit mijn mond te krijgen. Een kreun ontglipt mijn lippen. In alle paniek ren ik de trap op. “Beau, waar ben je? Beau?”

“Alarmcentrale, waarmee ka…”

“Mijn man!”

“Mevrouw, wat is er m…”

“Hij is verdwenen…Bloed…” snik ik.

“Kalmeer een beetje, alstublieft.” Zegt de zachtaardige stem aan de andere kant van de lijn. “Zo kan ik u beter helpen. Haalt u even diep adem.” Dat doe ik en het werkt.  Hoe langer de puf uit mijn mond gaat, glijd de paniek uit mijn lijf. Ik veeg met mijn handpalm onder mijn neus en pink wat tranen weg. Ik vertel wat er is gebeurd.

Op de vensterbank zittend, staar ik uit het raam. Maar ik neem niets bewust in mij op. Ik trek mijn knieën omhoog en laat mijn kin erop rusten. Mijn armen gekruist over mijn benen. Mijn lieve Beau is vannacht niet thuis gekomen. Veel slaap heb ik niet genoten. De politie heeft me uren lang ondervraagt. Procedure, zeiden ze. Ook het forensisch lab is tot in de late uurtjes bezig geweest op het plaats delict. “Plaats delict…” fluister ik. Het geeft rillingen over mijn rug. Ik schrik op van de deurklopper. Ik zet een voet op de grond en laat hem even rusten. Buiten zwaaien blauwe lichten. Rennend ga ik naar de deur en gooi hem open.

“Mevrouw Daviet…”

“Ja, commissaris, noemt u me maar Frederique.” Mijn gedachten spinnen. Is er nieuws? Zouden ze hem gevonden hebben? Maar ik word uit mijn gedachten gerukt, wanneer ik bij mijn polsen wordt omgedraaid en in de boeien word geslagen. “Wa…Wat is dit?” Ik ben te stom verbaasd om iets te doen. In een waas gaat aan mij voorbij hoe ik in de politiewagen word gezet.

“…U heeft het recht te zwijgen…Alles kan en zal tegen u gebruikt worden…”

Ze hebben mij alleen gelaten in de verhoorkamer. Ik kan er niet meer tegen en alle remmen gaan los. Ik brul, snik en jank. “Mijn man is verdwenen! Ik weet ni…Ik heb niks gedaan!” De deur zwaait open. Jachtig draai ik mijn rode hoofd om. Er kleeft een pluk haar onder mijn neus. Mijn wenkbrauwen fronsen en mijn gezwollen ogen knijp ik tot spleetjes. “Is dit een zieke grap!” gil ik naar een schaduw in de deuropening. Ik snuif en maak mezelf klein als de schaduw dichterbij komt. “Waarom doen jullie me dit aan?”schreeuw ik naar de schaduw die verkleed was als Dracula. Zag ik nu hij stap voor stap naar me toe komt. Angstig deins ik naar achteren. Ik neem de puntige tanden en de lange, zwarte cape steeds beter waar.

“Trick or treat, Frederique?” vraagt Dracula. Met zijn tong  gaat hij over zijn bovenlip en bebloede tanden. Even weet ik niet of ik moet lachen of huilen. Alle spanning glijd weg, Die warme stem en twinkelende blauwe ogen. “Beau. Klootzak!” Ik stomp hem plagend tegen zijn schouder en vlieg hem stevig om zijn nek.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Nov 05, 2012 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

VerdwijningWhere stories live. Discover now