Hoofdstuk 6

233 10 2
                                    

"Evert?" Zelfs door de telefoon kan Evert de irritatie in de stem van zijn vriendin horen. "Er is weer een uur voorbij, liefje," reageert hij verontschuldigend, "ik moet even controleren dat je nog helder bent." Hij hoort haar ietwat geïrriteerd snuiven. "Mijn naam is Fenna Kremer, jij bent Evert Numan. Ik lig hier thuis in bed met een hersenschudding. Jij bent op het bureau aan het werk." Dreunt ze op. Het zijn de antwoorden op de vragen die hij haar de vorige keren dat hij haar wakker belde had gesteld. "Oké," reageert hij aarzelend. Ze is goed aanspreekbaar en geeft heldere antwoorden, maar toch vindt hij het moeilijk om nu weer op te hangen en haar weer een uur niet te spreken. Het liefst zou hij thuis zijn, dicht bij haar. Hij kijkt om zich heen. "Ik hou van je," zegt hij dan zacht. Het is even stil aan de andere kant van de lijn. "Ik ook van jou." Reageert ze dan. "Mag ik nu weer slapen?"

Weer een uur later voert Evert een vergelijkbaar gesprek met Fenna. Dries van Zijverden, die toevallig uit zijn kantoor kwam lopen om naar de voortgang van zijn rechercheurs te informeren, slaat het zwijgend gade. Hij vindt dat Evert al de hele middag een afwezige indruk maakt en merkt nu op dat het na het gesprek een paar minuten duurt voor de rechercheur weer aan de slag gaat. Even aarzelt Dries, dan kucht hij om zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Evert kijkt direct op, net zoals Bram die – wel – geconcentreerd zat te werken. "Hoe gaat het hier?" Vraagt Dries dan.

Na een korte uitleg van Bram en een kleine toevoeging van Evert, is Dries op de hoogte van wat er speelt. Het komt erop neer dat de zaak bijna rond is, op een paar kleine formaliteiten na. Hij knikt nadenkend, daarbij kijkend naar Evert. "Ga jij maar naar huis," stelt hij dan voor, op een toon die niet veel protest toelaat, "je bent er niet bij met je hoofd. Ga naar Fenna toe, let op haar. En zorg dat je morgenochtend weer scherp bent." Evert kijkt op, een frons op zijn voorhoofd. "Ik kan toch niet zomaar weg," protesteert hij, een blik op Bram werpend. De jongere rechercheur kijkt op, ietwat ongemakkelijk om bij deze discussie betrokken te worden. "Het is nog maar een klein beetje. Ik kan het wel afmaken samen met Lies. Zorg jij maar dat Fen geen gekke dingen doet."

Zo zit Evert nog geen vijf minuten later in de auto op weg naar huis. Hij weet dat Dries gelijk had, hij is er met zijn hoofd niet bij, te veel zorgen om Fenna. Maar dat wil niet zeggen dat hij het leuk vindt om als het ware weggestuurd te worden. Even staat hij op het punt om te draaien en Dries te gaan vertellen dat het helemaal nergens voor nodig is om naar huis te gaan en dat hij zijn werk prima kan doen, dat hij een professional is. Maar dan denkt hij aan Fenna, die hij uren geleden bleek en zwak achterliet. Zij is belangrijker dan zijn ego en reputatie, al heeft het hem een paar jaar gekost voor hij dat besefte. En dus rijdt hij rustig door naar huis.

Als Fenna haar ogen opent, ziet ze Evert naast haar liggen. Even vraagt ze zich af of ze droomt. Hij zou op het bureau moeten zijn, gewoon aan het werk. Maar hij kijkt haar aan met zijn blauwe ogen en strijkt zacht met het topje van zijn wijsvinger over haar wang. "Hoe voel je je?" Hoort ze hem dan vragen. Ze knippert een paar keer slaperig met haar ogen. "Wat doe je hier?" Vraagt ze, zonder zijn vraag te beantwoorden. Hij glimlacht zwakjes. "Dries heeft me naar huis gestuurd. Was er met mijn hoofd niet bij." Antwoordt hij eerlijk. Ook zij glimlacht nu. "Wat ben je toch eigenlijk een zacht ei." Ze grinnikt, maar dat doet pijn, en haar gezicht vertrekt. Evert legt zijn hand tegen haar gezicht, "doe jij nou maar rustig," mompelt hij.

Fenna wrijft met haar hand over haar voorhoofd. Haar vingers blijven haken bij de pleister die de wond bij haar wenkbrauw bedekt. Ze pulkt even aan het randje, maar besluit dan dat ze de pleister beter kan laten zitten. Ze kijkt naar Evert, en schuift dan dichter naar hem toe. Hij legt zijn ene arm om haar schouders en de ander om haar middel. Ze nestelt zich dicht tegen hem aan en sluit haar ogen weer. Nog steeds bonkt haar hoofd en voelt ze zich niet goed, maar nu ligt ze in elk geval dicht tegen Evert aan. Hij streelt zacht door haar haren. "Heb je nog veel hoofdpijn?" Vraagt hij voorzichtig, waarop ze een zachte bevestiging geeft. Hij geeft een kus op haar voorhoofd. "Ga dan maar weer slapen... Ik blijf bij je," hij glimlacht zwakjes, "ik maak je over een uur wel weer wakker."

Hou me vastWhere stories live. Discover now