Proloog

42 10 16
                                    


De druppels vielen op de grond, op de grijze straat waar de donker al doorheen streek. Waar de lantaarnpalen aan waren gegaan. Waar het verlaten was buiten. Enkel wat auto's die langs reden en een kind dat buiten speelde met een bal in zijn hand. Een groene, witte bal dat hij steeds omhoog gooide. Boven zijn hoofd, in de hoop de takken van de boom boven hem te raken. In de hoop beter te kunnen gooien dan de kinderen in zijn buurt. De meeste kinderen sliepen rond dit tijdstip. Het was ook laat en normaal lag deze kleine jongen nu ook onder de dekens. Met zijn hoofd op het kussen en zijn handen op zijn buik. Liggend met zijn rug op het matras en zijn ogen gericht op het plafond, wachtend tot de slaap hem zou vinden. Tot de slaap hem naar dromenland zou trekken. 
Nu stond hij buiten, in de nacht met zijn bal te spelen. De pyjama die de jongen aan had raakte doorweekt door de regen die viel. Eerst zijn schouders, dan de mouwen van de trui die grijskleurig was met kleine groene strepen. Daarna raakte de gehele trui van de pyjama nat en begon de regen aan zijn broek, die sneller doorweekt leek te worden dan de trui. Die langer leek te worden door de regen, zwaarder aanvoelde. De jongen gooide weer de bal omhoog, tegen een van de takken aan waardoor enkele bladeren en waterdruppels naar beneden vielen. Boven op hem. De regendruppels streken langs zijn huid naar beneden, terwijl de bladeren op zijn hoofd bleef liggen of direct op de grond terecht kwam. 

Vrolijk pakte het jongetje weer de bal en keek rond, over de stille lege straat. Naar de auto's die langs reden, naar de auto's die aan de zijkant stonden. Die geen lichten aan hadden, geen mensen meer op de banken had zitten. Die stil stonden, uit zonder het gas aan. Zijn blik gleed verder, naar de bomen aan de zijkant. Naar de enkele fietsen die er stonden. Die onder de regeldruppels zaten. De jongen keek naar de bloemen die er waren, die aan het verwelken waren. De herfst was gekomen, de zomer was vergaan. 
"Daemn, je moet slapen. Binnen komen!" riep de moeder van het jongetje vanuit de deurpost. Het jongetje keek om en haalde de natte haren uit zijn gezicht, van voor zijn ogen weg. Hij had de bal nog altijd vast tussen zijn kleine handjes en keek zijn moeder aan. Die streng bleef wachten tot haar zoon weer binnen zou komen. "Wil spelen! Regen! Mama!" zei het jongetje vrolijk en gooide de bal weer de lucht in, waarna het de straat oprolde. Over het water heen en over de grijze weg. Over de kleine deukjes die in de weg zitten, over de tegels die er zijn. 

"Daemn kom direct hierheen!" riep zijn moeder streng zijn kant op. Daemn keek om naar zijn moeder en keek dan weer terug naar de speelbal. Zijn kleine kinderhandjes grepen richting de bal die steeds verder rolde. Die steeds verder van hem vandaan lag. "Bal, mama bal!" zei hij en wilde de weg al oplopen. Om zijn speelbal te pakken. Zijn speelgoed. Zijn speeltje die hij niet kwijt wilde. Waar hij terug mee naar binnen wilde. "Daemn nee! Laat die bal en kom naar binnen! Daemn!" riep zijn moeder, maar hij leek niet te luisteren. Hij leek enkel oog te hebben voor het ronde groen grijze speelgoed. 
De kleine jongen bleef verder lopen, doorweekt door de regen heen. Recht over straat zonder op te letten wat er aan kwam. Zonder te kijken naar de rijdende auto's die zouden kunnen passeren. Hij keek enkel naar de bal en liep verder. Eenmaal daar gekomen pakte hij de bal vast met zijn kleine grijpgrage handjes en draaide zich om. Hij hield de bal naast zijn gezicht en glimlachte breed. "Bal!" riep hij naar zijn moeder. "Bal! Bal! Bal!"  

"Goed zo Daemn. Nu hier komen en vlug! Bed in jij!" riep zijn moeder terug, nog altijd streng. Maar dat leek het jongetje weinig te doen. Hij glimlachte nog altijd vrolijk en begon weer te lopen over straat heen, stapte wat harder in de plassen die hij passeerde. Zodat het water over zijn benen heen spatte. Zodat er nog meer water om hem heen was. Hij liep vrolijk door en rende even over de straat heen. Een rondje, van de ene overkant naar de ander en weer terug. "Daemn hier komen," riep zijn moeder weer. Daemn keek op naar zijn moeder met de glimlach en liep haar kant op. Maar exact op dat moment reed er een auto langs, die het water op straat deed doen spatten. Het deed doen stijgen door erheen te rijden. Wat zo over de planten heen vloeide. Daemn keek richting de auto dat zijn kant op scheurde, keek naar de koplampen die op zijn felste standje stonden. Hij bleef er maar naar kijken en leek vastgenageld te zitten aan de grond. Bang te bewegen. Zijn handen grepen de bal steviger vast terwijl hij naar de snel rijdende auto bleef kijken. Zijn ogen waren zo gericht op de lichten dat hij niet merkte dat de auto steeds dichterbij kwam. 
"Daemn!!" riep zijn moeder in paniek, maar dat leek niet tot de jongen door te dringen. De auto reed zijn kant op en remde zo snel hij kon. Scheurde en piepte over de weg heen waarna hij toch met een klap tegen de jongen aankwam. Waarna hij eindelijk tot stilstand kwam. De man in de auto rende naar buiten stapte uit, maar voordat hij iets kon doen liep de moeder van Daemn al naar hem toe en begon te schreeuwen. Over wat hij gedaan had, over het geld, rekeningen, verzekeringen en noem maar op. Terwijl het jongetje op straat lag, half nog bij bewustzijn. Met zijn open en zijn hand op zijn speelbal. Hij knipperde de hele tijd, in de hoop wat kleur te zien. De regen te zien die hij nog altijd voelde. Maar het jongetje zag enkel een zwarte vlek, hoorde de regen en het geschreeuw wat na een tijd ook zachter werd. Tot hij het bewustzijn kwijtraakte. Zijn ogen weer sloot en bleef liggen op straat, hopend nog wakker te worden en weer wat te zien. Zijn kinderhandjes lagen nog altijd op de speelbal, die hij niet wilde loslaten. 

De jongen zonder zichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu