1

93 1 0
                                    

De deur is zo fragiel dat bij elke bons die ik hoor, ik me afvraag of hij niet gewoon langzaam open is gegaan en nu op een kiertje wacht tot hij weer in zijn kapotte slot wordt geduwd. Ik hoor een stem die ik ergens vaag van herken, een vrouwenstem. Ze praat tegen iets of iemand die te zacht klinkt om er uit op te kunnen maken of het een man of een vrouw is. Als er nog een keer gebonst wordt en ik besef dat niemand open doet stap ik uit bed. Een klein straaltje licht schijnt door mijn met vegen en krassen verminkte raam. Als ik naar de deur loop zie ik dat Rose inmiddels op haar sokken bij de deur staat. Aan de andere kant staat de vrouw van wie de stem geweest moet zijn. Een lange vrouw met zwart haar en een bril staat op het punt haar een envelop te geven. De man stopt haar en wijst in mijn directie. 'Emily?' Hoor ik de vrouw mompelen. Ze draagt sieraden die de waarde moeten hebben van al onze bezittingen bij elkaar. Keer 2. Haar groene jurk heeft de kleur die het gras bij ons al jaren niet meer is geweest. Haar schoenen en tas zijn bijpassend en de man naast haar draagt een pak met dezelfde groene accenten. Allebei dragen ze een broche met het teken van onze hoofdstad. 'Kan ik iets voor u doen?' vraag ik zo beleefd mogelijk, terwijl ik Rose zonder ook maar iets te zeggen duidelijk maak dat ze naar binnen moet gaan. De vrouw komt een stap dichterbij, haar parfum brand zich een weg door mijn neus, het is een zoete geur die ik niet thuis kan brengen. Als ik de envelop aanpak, zie ik de walging in haar ogen. Dat heeft ze vast bij ieder huis dat ze hier langsgaat, maak ik mezelf wijs. Elk huis hier staat op instorten en is aan nodig onderhoud toe. Ons huis heeft sinds een paar jaar plaatselijk een nieuw dak, maar verder is er aan de buitenkant niks goeds aan op te merken. Voor haar dan. Als ik ernaar kijk zie ik dat bijna al onze ramen ongebroken zijn, er geen lekkage is, dat er geen gaten in de muren zitten en dat er een bordje staat met drie namen op de deur. Drie namen die me doen denken aan de tijd dat we nog met drie waren. De vrouw volgt mijn blik naar het bordje en biedt haar excuses aan voor dat het zo heeft moeten lopen. 'Weet u eigenlijk wel wie mijn zus was?' zeg ik geergerd. Ik schrik van mijn eigen brutaliteit. Het is absoluut niet tollereerbaar dat ik zo tegen een volwassene praat, laat staan tegen iemand uit de hoofdstad. De walging in haar ogen veranderd in iets dat lijkt op medelijden. Ik vraag me af waarom. Misschien om Lizzy, maar de kans dat ze haar heeft gekend schat ik nihiel. Misschien omdat ik in dit huis leef, een huis dat zij ziet als een vervallen krot met gaten in sommige ramen, waar in de winter mensen moeten slapen rond haardvuren om niet te bevriezen. Een huis waar je geen privacy hebt en niet eens een fatsoenlijk slot op de deur zit. Een huis waar zij zichzelf nooit in kan zien leven. Ze geeft geen antwoord op mijn vraag, doet alsof ze niks gehoord heeft van wat ik zei, heft haar hoofd, en zegt 'Zorg dat je dit goed leest, over een week moet je besloten hebben.' Ze draait zich om en pas nu valt het me op hoe er een enorme auto op het zandpad staat. De man houdt de deur voor haar open en ze stapt in terwijl ze haar jurk vasthoud. Mensen staan voor hun ramen en kijken zorgelijk, anderen staan net als ik met een envelop in hun hand, en een laatste groep mensen ligt waarschijnlijk nog te slapen, of is niet in staat om uit bed te komen. Wanneer de auto de straat uit is zie ik mensen wegtrekken bij hun ramen. Sommigen komen naar buiten en anderen gaan verder met hun leven na een glimp opgevangen te hebben van hoe dat van hun nooit zal zijn. Iemand links van me roept mijn naam. Ik leg de envelop achter me op het tafeltje bij onze deur en loop naar de persoon toe aan wie de stem behoort. 'Ga je het doen?' Vraagt de stem. 'Ga jij het doen?' Is het enige dat ik weet te antwoorden. Ik staar naar mijn schoenen. Lizzy's schoenen. De schoenen die ze kreeg toen ze 15 jaar werd. Ik pas ze, ze zijn precies mijn maat. Nola zegt altijd dat ik op haar lijk. Van binnen, niet van buiten. Behalve de maat van onze voeten dan. 'Ik heb geen andere keuze, tenzij ik hier voor eeuwig wil blijven wonen. Ik ben enig kind, ik ben de enige die hier iets aan kan doen. De enige die dingen een beetje beter kan maken. De toekomst ligt in mijn eigen handen. Letterlijk.' Dit antwoord had ik verwacht, hij praat over niks anders sinds hij 12 is en weet van de overplaatsing. Het jongetje dat altijd zo verlegen en terughoudend was veranderde langzaam in een persoon vol moed. Iemand die werkelijk iets wil veranderen aan de situatie waarin hij leeft. Hij kan dit, hij weet niet wat hem te wachten staat, maar lijkt voor niks bang te zijn. Hij denkt te weten wat hij in huis moet hebben om dit te overleven, hij zal nooit opgeven. Nooit. Lizzy en hij zouden een goed duo hebben gevormd toen de tijd. Ze waren elkaar beste vrienden, deden alles samen. Trainen, school, werken, alles voor de overplaatsing. Ze hadden toen nog geen idee wat ze konder verwachten, maar ze deden als een van de weinigen hun uiterste best om zich voor te bereiden. Ik heb altijd gedacht dat er meer was tussen die twee dan alleen vriendschap, maar dat heeft Lizzy altijd ontkend. Een week voor dat ze samen aan de overplaatsing zouden beginnen werd hij ziek. Te zwak om op te staan. Hoe graag hij ook mee wilde, Lizzy verbood het hem. Ze wist dat hij op deze manier de eerste week niet eens zou halen. Dat hij zijn leven weg zou gooien, letterlijk. Terwijl ik naar de versleten veters staar en op ga in herinneringen aan Lizzy voel ik zijn blik op mij branden. Als ik opkijk valt mijn blik op zijn schouders. Hij is veruit de meest brede jongen die ik ken. Breed maar niet lomp. Gespierd maar niet grof. Nog nooit heb ik meer van zijn lichaam gezien dan zijn armen, nek en gezicht. Zelfs niet toen we nog jonger waren. Onthullende kleding is niet toegestaan. Alle vormen van luxe worden ons ontnomen. We leven voor de opbouw van het land, als zwakker gezin mogen we de welvarende samenleving niet nadelig te beinvloeden. Schoonheid houdt bij ons geen stand. De schoonheid die hier ontstaat wordt niet onderhouden en gaat verloren zoals het gekomen is. Zelfs schoonheid van de natuur maakt hier geen kans. De natuur vernietigd zichzelf wanneer de mens dit niet voorkomt, of niet kan voorkomen. Bomen met prachtige groene blaadjes groeien in de lente, een stukje schoonheid waar wij twee maanden per jaar van kunnen genieten. Daarna, in de zomer, zorgt de zon ervoor dat al het vruchtbare uitdroogd en het kleine beetje kleur in ons leven weer verdwijnt. De grond droogt uit, planten gaan dood, stofwolken onstaan. Water is schaars, de zon vernietigend. Niet alleen voor de planten, maar net zo goed voor de mens. De natuur doet hard zijn best om haar eigen schoonheid voor ons verborgen te houden. Het enige kleine beetje schoonheid dat niet van ons kan worden afgenomen zit in de mensen zelf. Mijn blik glijdt van zijn armen naar zijn hals. Tijdens de eerste overplaatsing was hij al gespierd, maar nu we twee jaar verder zijn en hij gemotiveerder is dan ooit, kan zijn gestalte van twee jaar geleden nog niet eens in de schaduw staan van wie ik nu voor me heb. ‘Ik weet niet of ik het kan, ook niet of ik het wel wil’ geef ik toe. ‘Lees die brief, je kan altijd naar me toe komen als je twijfelt’ zegt hij, terwijl hij zijn brief opvouwt, het stof van zijn broek veegt en me aankijkt zoals ik hem soms naar Lizzy zag kijken.

 We zitten zo veel mogelijk binnen, zo min mogelijk blootgesteld aan de brandende zon. Er is niks dat ons er tegen verbranding kan beschermen, behalve bedekkende kleren. Dat we verplicht bedekkende kleding moeten dragen is inmiddels geen last meer, het is voor ons eigen bestwil. Jaren geleden hielden mensen nog siesta's om de warmste uren van de dag te ontwijken. Nu lijken mensen gewend te zijn geraakt aan de omstandigheden. Het meisje in het huis tegenover ons woont daar helemaal alleen. Het is langzaam veranderd in een krot. Nog wel erger dan dat van ons. We kunnen haar niet helpen, we mogen haar niet helpen. Ze had een broertje, een klein jongetje dat mensenschuw was. Nooit kwam hij buiten, behalve die ene keer in de winter van een paar jaar geleden toen ze huilend bij ons op de stoep stonden. Het dak van hun 'huis'  was weggewaaid en de regen viel in dikke druppels neer op alles wat hen toebehoorde. Ik hoor het haardvuur aan de overkant sissen terwijl de dikke druppels langzaam maar zeker het gevecht van het vuur winnen. 'Water is sterker dan vuur' zijn woorden die ik vaak heb gehoord, de eerste keer van mijn moeder, vlak voor dat Lizzy vertrok. Bepakt en bezakt stond ze daar als klein meisje van 6 jaar. tegenover de 12 jaar jongere versie van de vrouw die mij de brief gaf vanmorgen. De vrouw die nooit wist wat voor schade ze mijn zus aan ging doen, dat kleine meisje van 6 jaar. Ik sta achter mijn moeder, mijn hoofd tegen haar benen geduwd. 'Waar gaat Lizzy naartoe?' mompel ik met tranen in mijn ogen als ik de vrouw Lizzy's hand zie pakken en mijn vader Lizzy een paar, voor mij onverstaanbare, laatste woorden in haar oor fluisterd. 'De plek waar ze leert om zelfstandig te zijn' antwoord mijn moeder met een trillende stem. Het galmt door mijn oren. 'Dit is de plek waar je leert om zelfstandig te zijn' Hoor ik Lizzy zeggen tegen het meisje dat haar huilende broertje probeert te troosten. Ik gluur door het spleetje van de deur. Ik zie het meisje nog witter worden dan ze al was. Haar broertje tegen haar aangeklamd als een doorweekte puppy. Lizzy doet de deur voor hun neus dicht. Ik zie het in slowmotion gebeuren. De wanhoop in de ogen van het meisje, de bangheid in de ogen van de jongen. Ze staan op straat. Op straat voor een dichte deur van de enige mensen waarvan ze hadden gehoopt hulp te krijgen. Te vergeefs. Luke stormt de gang op. 'Hoe kan je zo harteloos zijn Lizzy?! Hoe ben je zo?!' Hij had het de hele avond ijskoud, maar nu kookt hij van woede. Ze kijkt me aan, ze is kalm, misschien wel iets te kalm. Zijn gezicht loopt rood aan terwijl hij langs haar naar de deur probeer te komen, ze hoeft maar een klein beetje moeite te doen om hem te stoppen. Haar kalme blik staart in zijn ogen. 'Als jij en Emily hier niet waren geweest, was ze meer dan welkom.' Zegt ze tegen hem terwijl mijn blik nogsteeds strak op de deur gericht is. Ik draai mijn hoofd en kijk haar aan. Ik hoor de regen op het dak tikken en de wind huilen rond het huis. Of misschien is het wel niet de wind. 'Waar heb je het over, er is hier meer dan genoeg plek om twee mensen te kunnen laten schuilen' Zeg ik terwijl nu Luke's tranen net zo hard stromen als de regen die op het dak neervalt. 'Je begrijpt het wel als je wat groter bent' zegt ze tegen hem. Dan staat ze op en loopt langs mij de kamer binnen. Haar blik dodend. 'Van jou verwacht ik dat je beter weet' zegt ze bijna onhoorbaar, maar duidelijk geergerd. Ik zou beter moeten weten, maar hoe hard ik het ook probeerde, ik kon niet begrijpen wat hier de logica van geweest moet zijn. Ik kon het niet bergrijpen. Ik wilde het niet begrijpen.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Aug 04, 2014 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Above It AllWhere stories live. Discover now