Hoofdstuk 1

27 0 0
                                    

Een wereld waar alles stil is, zo hoort het, zo zijn we het gewoon. Niemand stelt zich de vraag waarom het zo is; iedereen kent het alleen op deze manier. We communiceren niet met elkaar, we leven alleen om te overleven. Onze hoofden zijn naar de grond gericht en onze gedachten spreken in fluistertoon. We zijn het niet gewend om stemmen te horen, alleen die van onszelf. Iedereen leeft individueel maar toch zijn we allemaal maar gewone schakels van die machine die onze wereld is.

Al van toen ik klein was leerde ik dat het leven is voortgekomen uit stilte en kleurloosheid. We zijn geen individuen, we zijn getallen. Ik ben nummer 64100, dit werd op mijn schouder getatoeëerd toen ik 1 jaar oud was. Ik heb wel een naam, maar het is niet de bedoeling dat iemand die ooit luidop uitspreekt. Mijn naam is Siope, wat in het Grieks betekend stilte. Die naam kreeg ik louter omdat het nog steeds traditie is. De bazen spreken me aan met mijn nummer, zo blijven ze onpersoonlijk. Zij zijn de enigen die spreken, alleen hun stemmen hebben we ooit gehoord. Toen we op deze wereld gebracht werden, stonden zij al klaar naast het kraambed om ons in hun systeem te plaatsen. 

Van één ding waren we altijd zeker, hoe ouder je werd, hoe akeliger hun stemmen klonken. Normaal hoor je hen maar drie zinnen zeggen gedurende het hele jaar, maar zodra het er meer waren kon je zeker zijn dat je iets fout deed. Dit gebeurde ooit eens met me. Iemand had me blootgesteld aan de muziekwereld en meteen voelde ik een soort warmte net voor datgene dat illegaal was voor de gewone schakels. Mijn baas was het te weten gekomen en de volgende dag confronteerde hij me ermee. Hij was razend, hij schreeuwde tegen me en schold me de huid vol. Ik kon wel in tranen uitbarsten, maar dan riskeerde ik het om een geluid te maken, dus hield ik me sterk. Hij kwam dichter in mijn buurt die dag en zorgde ervoor dat ik nooit nog iets illegaals zou doen door me op een publieke plaats af te ranselen. De pijn was verschrikkelijk en ik voelde me gedegouteerd toen ik de schade zag die hij me had aangebracht, maar ik bleef zwijgen, uit schrik vooral voor datgene dat ongewoon was. 

We zagen er allemaal hetzelfde uit, de meisjes en dames droegen lichtgrijze topjes met een jasje en daaronder een geklede rok en nylonkousen. De jongens en mannen een lichtgrijs hemd met een donkergrijze das en daarover een pak. Niemand had ooit kleuren gezien tussen de werknemers, alleen de bazen kregen dit privilege, verder niemand. Onze grote leider had het zo bepaald, we moesten makkelijk te onderscheiden zijn. In mijn hele leven heb ik de leider nog maar één keer echt gezien, dat was op de dag dat ik hier in de fabriek begon te werken. Hij begroette ons en toonde ons wat er van ons verwacht werd. Hij gaf ons allen nog de hand die dag en verdween dan voor onze ogen. Zijn stem klonk ijzig en ongevoelig, zoals je waarschijnlijk wel kunt verwachten van zo'n hoge pief. 

Ons werk bestaat uit het vervullen van de eisen die de bazen voor ons opstellen. We werken in onderkoelde kamers waar eten noch drinken toegestaan is. Zodra het één uur is moeten we ons naar de grote cafetaria begeven waar we dagelijks dezelfde maaltijd krijgen: witte rijst en koud water. Een halfuur daarna moeten we ons terug naar de kamers begeven, waar we werken tot ze de grote bel in de hal luiden. Mijn ouders moeten vaak langer werken dan ik. Ik zie ze amper en al zou ik ze zien verandert het niet veel aan de situatie. Nergens hoor je iemand een woord spreken tegen wie dan ook. Ook niet binnenshuis; nergens zijn er stemmen te horen, behalve bij onze bazen. 

Bitter Sweet SilenceDove le storie prendono vita. Scoprilo ora