hoofdstuk negen: Mijn toekomst voorspeld

Start from the beginning
                                    

‘Op… Pagina… Drieëntwintig… van… Volume drie van Ontdek je innerlijke Oog, Kaarten en Kopjes… Staat… Watdeindelingvandekaartenis.’ Met een zwierend gebaar waardoor haar enorme mouwen gevaarlijk dichtbij de kaarsen kwamen opende ze met haar toverstaf het boek op pagina drieëntwintig.

Ik werd altijd slaperig van dit soort dingen, vooral van de bedwelmende geur van wierook en de mist die altijd in het lokaal hing. Voordat ik het wist had ik mijn hoofd op een van de kussens gelegd en was ik in slaap gevallen.

Ik liep, nee wacht, ik vloog door de gangen van Hogwarts. Er zat iets of iemand achter me aan en ik wierp een blik over mijn schouder. Daar zag ik… Avery, die achter me aan rende, gevolgd door Mulciber en nog wat andere Slytherins. Tegen de muren stonden de Gryffindors en ik zag de Marauders die luid toejuichten terwijl ik achterna gezeten werd door de Slytherins.

Ik riep om hulp maar ze lachten alleen maar. Sirius riep: ‘Waarom zouden we jou helpen? Je mag ons toch niet!’

Ik keek smekend naar Lily die er ook tussen stond en ik zag dat ze at van een enorme zak snoepjes. Toen ze mijn blik was likte ze met haar tong langs haar mond, maar haar tong was nachtelijk blauw en bezaaid met sterren. De sterren werden groter en groter en ik was in de ruimte. Een enorme halve maan hing voor mij. Nee, het was Severus neus!

Hij keek me kil aan en achter hem stonden mijn ouders die van meters hoog op me neerkeken. Severus wees beschuldigend naar me en alles begon te tollen en draaien totdat ik in de diepte viel.

‘Nee! Maak… Haar…. Nietwakker!’

Ik knipperde met mijn ogen en keek recht in het gezicht van Professor Nachtloop. Haar waterige oogjes keken me geïntrigeerd aan en ik moest even mijn hoofd schudden om alles weer helder te zien. Ik keek om me heen en ik zag dat heel de klas rond me heen was gaan staan. Met moeite krabbelde ik overeind.

‘Wat…?’

‘Het innerlijke oog! Het innerlijke oog heeft met je gesproken!’ Professor Nachtloop sprak nu niet meer op die trage vreemde manier van haar. ‘Het oog… Wat vertelde het oog je?’

‘Wat…?’ Vroeg ik nog een keer. Professor Nachtloop hapte naar adem en sloeg haar hand voor haar mond.

‘Nee! Haar innerlijk oog heeft zich gesloten voor de waarheid!’

‘Wat…?’

Professors Nachtloops ogen werden groot en glazig. Met een lege blik keek ze me aan en ze begon te praten, hoewel het niet haar eigen stem was. ‘Eenzaam is de verbannene. Het lot zal toegrijpen. Eerlijk is de geliefde gevangene van de maan. Duisternis zal om zich heen grijpen en verzwelgen dat wat bloeit. Hoog staan de sterren zij die neerkijken. Zal zonsopkomst de nacht verbreken?’

Het was helemaal stil in het lokaal geworden en iedereen staarde Professor Nachtloop met open mond. De kleine jongen uit Ravenklauw stond te trillen en Sirius had een angstige blik op zijn gezicht. Peter Pettigrew keek alsof hij zowat in zijn broek plaste terwijl James zijn hand op zijn mond had gelegd.

Professor Nachtloop deed haar ogen dicht en toen ze ze weer opende waren ze weer zoals ze altijd waren. Ze keek even verbaasd de ruimte rond en vroeg toen, ‘Is er iets?’

Niemand zei iets en ze schudde haar hoofd waardoor de linten in haar haar om haar heen zwiepten.

‘Ga eens rechtop zitten kind,’ ze wees op mij en snel ging ik recht zitten.

‘Eh Professor Nachtloop,’ zei Sirius. ‘Misschien is het beter als Aurora even naar de Ziekenzaal gaat. Ze voelt zich blijkbaar niet zo lekker.’

Ik wierp hem zoals gewoonlijk een dodelijke blik toe maar ik hield mijn mond en stond op. Professor Nachtloop knikte verward van ‘ja’ en ging weer terug naar haar bureau en ze ging er op zitten waarna hij gevaarlijk kraakte onder haar gewicht.

Ik liep achter Sirius aan de Astronomie Toren uit. We liepen zwijgend naar beneden en toen we helemaal onder aan de trap waren bleef hij staan. Ik stopte en keek hem vragend aan.

‘Wat was dat daarnet?’ Vroeg hij aan mij.

‘Wat?’

‘Dat gedoe met Nachtloop. Wat betekende het?’

‘Oh niets, de onzin die ze normaalgesproken uitkraamt.’

‘Nee Aurora, dat zag je best. Wat bedoelde ze met “de verbannene”?’

‘Niets Sirius, echt waar.’ Gelukkig kon ik liegen, een van de eigenschappen van de Blacks. Goede leugenaars. Sirius was altijd eerlijk maar hij was dan ook geen echte Black. Ik keek Sirius met mijn meest doordringende blik aan. ‘Geloof me nou maar Orion. Er is niets aan de hand.’

Was dat maar waar.

Ik liep in mijn eentje de toren in waar de Gryffindors sliepen. Ik was van plan op mijn hemelbed te gaan zitten en dan te gaan lezen want daar was ik ernstig aan toe. Ik liep naar boven toen ik opeens een zachte melodie hoorde.

Wat was dat? Ik liep verder naar boven en het geluid werd duidelijker. Het was op zijn sterkst bij de deur van de slaapkamer van de derdejaars jongens. Ik bleef even staan om te luisteren.

Het was een trieste melodie, heel treurig maar tegelijkertijd prachtig. Nu was ook duidelijk wel instrument het was. Een viool, zeer zuiver gespeeld door iemand met vaste hand.

Ik werd steeds nieuwsgieriger naar wie deze prachtige melodie tevoorschijn wist te toveren uit zijn viool maar ik wist ook dat ik niet zomaar de jongensslaapkamer in kon stappen. Ik zocht naar een gat in de houten deur en na een poosje vond ik er ook een.

Heel stilletjes keek ik door het gat. Ik zag de jongensslaapkamer, een exacte kopie van de meisjesslaapkamer alleen was deze veel keuriger. Op het bed helemaal bij het raam zat een jongen op de viool te spelen. Hij ging helemaal op in zijn spel en zijn donkerblonde haar viel voor zijn gezicht.

Toch wist ik zonder het te zien dat het Remus Lupin was die daar op de viool speelde. De muziek bouwde zich langzaam op totdat het zijn hoogtepunt bereikte en ik kippenvel over heel mijn lichaam had.

Ik had daar nog veel langer kunnen staan luisteren ware het niet dat ik voetstappen de trap op hoorde komen. Snel maakte ik me los van de muziek en liep ik zo snel als ik kon de trap op, met de melodie van het lied in mijn hoofd geprent. 

How to be a BlackWhere stories live. Discover now