Al jaren bespeur ik dat hij voor het andere team speelt, maar nooit heb ik het hem daadwerkelijk gevraagd. Volgens mij heeft hij wel door dat ik hém door heb. Volgens mij vind hij het wel best zo. Onuitgesproken gedachten.

Ik wil gewoon zo graag met iemand praten. Iemand die me begrijpt en er voor me is. Iemand die geen dodelijke blikken werpt of met een dreigende toon tegen me spreekt.

Het raam op mijn slaapkamer is groot en laag bij de grond. Het kost me minder dan een minuut om laarzen aan te trekken, een warm vest over mijn schouders te gooien en door het raam te klimmen.

Even kijk ik om me heen. Het land is verlaten, op enkele verdwaalde beesten na. Geen gemene Jules, geen bezorgde Nathan of Fred. Niemand. Alleen.

De telefoon zit geklemd in mijn hand terwijl ik met stevige passen recht vooruit been. De lucht is kouder dan vanmiddag, slaat tegen mijn wangen aan en laat mijn oren tintelen.

Tegen de tijd dat ik bij de schuur aankom, tranen mijn ogen en zijn mijn vingers stijf. Het is donker wanneer ik naar binnen stap. Een paar kippen mekkeren terwijl ik naar de achterkant loop en de houten ladder onder mijn bevroren vingers voel.

Binnen een paar tellen zit ik bovenin de schuur. Argeloos laat ik me in het hooi vallen, niet langer bang voor de achtpotige monstertjes, en tuur uit het raam. De zon zakt voorzichtig achter de bomen en geef de lucht een oranje gloed.

Geduldig wacht ik tot mijn telefoon genoeg bereik heeft om een nummer te bellen. De moed zakt me in de schoenen wanneer Mark’s voicemail in mijn oren klinkt.

Ik hang op voordat de pieptoon klinkt. Mijn stem klinkt veel te schor en gebroken om een bericht achter te laten.

Terwijl ik naar de ondergaande zon kijk om een paar minuten voorbij te laten gaan voordat ik weer opnieuw probeer te bellen, gaat mijn telefoon plotseling af. Zonder te kijken wie het is neem ik op.

“Mark? Oh, ik ben zo blij dat-“

“Claire?”

Dat is allesbehalve Mark’s stem.

“Claire? Dit is Mark niet – je spreekt met …”

“… Alex.” Ik haal diep adem. “Waarom bel je?”

“Wil je alsjeblieft naar me luisteren? Alsjeblieft?”

Waarom ben ik hier ook al weer naartoe gegaan? Ik zit in stinkend hooi, in een stinkende schuur met stinkende beesten. En niet te vergeten het gevaar op verdomde spinnen!

“Ben je daar nog? … Claire?”

“Ik luister.” Ik ben me behoorlijk bewust van de kilheid in mijn stem. Mooi.

Een opgeluchte zucht. “Wat je ook denkt – het is niet waar. Ik snap dat je met behoorlijk wat vragen zit over het feit dat ik Josefine’s telefoon opnam, maar-“

“Hebben jullie wat?” onderbreek ik hem.

“… Claire –”

“Heb je haar soms ook in je auto meegenomen, meneer De Vries? Heb je geduldig afgewacht tot ze jou zoende? Of ben je met haar zelfs een stapje verder gegaan? Hm?”

“Nee. Claire – nee. Alsjeblieft, Claire.” Een gefrustreerde kreun. “Josefine’s telefoon was ingenomen door een docent die mijn lokaal had gebruikt. Ik zag het toestel aan voor de mijne en toen jij belde nam ik op met de gedachte dat ik werd gebeld.”

Ik maak een goedkeurend geluidje. “Dat is een redelijk logische verklaring. Goed bedacht.”

“Ik heb dit niet bedacht! Ik vertel je de waarheid, Claire – dat zweer ik je!”

Het is een hele tijd stil. Ik sta een paar keer op het punt op te hangen, maar houd mezelf dan tegen.

“Ik moet gaan.”

“… Alsjeblieft, Claire. Geloof je me?”

“Ik – ik moet nadenken.”

Alex is even stil. “Oké.”

Ik laat mijn hoofd – die plotseling tien kilo zwaarder lijkt te wegen – in mijn handen zakken. Wat een puinhoop. Ik weet niet meer wat ik moet geloven. Aan de ene kant wil ik Alex geloven – hij klinkt oprecht. En ik wil mijn beste vriendin niet wantrouwen.

Maar iets in mij zegt dat het niet klopt. Soms moet je op je instinct vertrouwen.

De zon is bijna helemaal onder wanneer ik opsta. Het is nog steeds donker in de schuur, maar mijn ogen zijn gewend aan de duisternis en ik klim behendig omlaag.

Wanneer ik de schuurdeur open, schijnt een fel licht pijnlijk in mijn gezicht. Met mijn arm verberg ik mijn ogen.

Een hand trekt me voorzichtig naar voren en laat dan de bron wat het felle licht veroorzaakt zakken. Nathan staat voor me, zijn rode gezicht gefronst.

“We konden je niet vinden,” sist hij. “Fred dacht dat je er vandoor was.”

Opeens begin ik hysterisch te lachen. “Waarom zou ik hier in godsnaam weg willen?”

Naabot mo na ang dulo ng mga na-publish na parte.

⏰ Huling update: Mar 12, 2014 ⏰

Idagdag ang kuwentong ito sa iyong Library para ma-notify tungkol sa mga bagong parte!

Duae [Inactief]Tahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon