Oneerbiedigheid

389 28 17
                                    

Een enorme knal schudt Carla wakker. Het galmt na in haar hoofd en haar intuïtie vertelt haar dat er iets niet klopt. Ze moet het stuur herpakken om niet af te wijken van de weg.
In een vaartje draait ze naar rechts. De autobanden raken de stoep en Carla voelt twee keer een schok in haar lichaam van de twee banden die over de rand gaan. Wat zand kraakt. Het voertuig komt langzaam tot stilstand. Waarna ze zich heeft losgemaakt uit de gordel gooit ze de deur open.
Het geluid is nog steeds niet weg en nog steeds hoort ze zand over de grond rollen en stof door de wind waaien. Ze is nog geen vijftig meter van het politiebureau vandaan. Haar hart klopt in haar keel. Ze heeft geen idee van wat er aan de hand is.
Grote rook- en stofwolken stijgen op vanaf de plek waar het bureau zich bevindt. Voor een seconde sluit Carla haar ogen.
Nu het gebouw volledig in zicht is zakt de moed haar in de schoenen. De korpschef nam afscheid van haar oude teamgenoten met de gedachten ze binnen minimaal een paar dagen terug te zien op de begrafenis van Menno, maar nu is ze daar niet zo zeker meer van.
Opnieuw kijkt ze naar het bureau en haar voeten beginnen, al trillend, te bewegen. Carla kan zichzelf niet meer goed herinneren wanneer de laatste keer was dat ze zo hard had gerend. Haar ademhaling versnelt en de hakken onder haar laarsjes boren zich in haar voeten. Ze nadert de parkeerplaats en kijkt vol ongeloof naar het pand.
Er lijkt op het eerste gezicht niks aan de hand te zijn, maar dan valt haar oog op het raam van de rechercheruimte. Stukjes ruit vallen nog steeds naar beneden en een aantal stenen liggen her en der verspreid over de stoep. Carla slaat haar handen voor haar mond.
'Nee, nee, nee,' zegt ze, terwijl ze naar de uitgang aan de linkerkant rent. Ze duwt tegen de draaideur aan. Haar hart klopt nog harder dan een paar seconden geleden. Paniek staat in haar ogen. De deur blokkeert. Ze geeft nog een harde duw, waarna ze schokkerig binnen struikelt. Meteen loopt ze een bruine wolk in en verschrikt slaat ze haar arm voor haar ogen. Ze kijkt om zich heen en al snel verschijnt er een blondine in zicht.
'Fenna!' roept Carla luid.
De blonde vrouw draait zich om en haar haren hangen voor haar ogen. Paniekerig kijkt Fenna haar aan. Ze hijgt, dat ziet ze. De angst staat in haar donkerbruine ogen. Carla rent naar haar toe, terwijl haar zicht zich probeert te versterken in de grijze gloed. Ze zien de houten bureautjes staan. Een aantal stoelen zijn omgevallen en allerlei schrijfgerei ligt verspreid over de vloer. Stukken hout, steen en nog wat andere materialen zijn gepositioneerd op de stoelen, tafels en vloer.
Hun harten bonken tegen hun borst aan. Er is enorme paniek ontstaan in het bureau en een paar collega's komen langzaam, al pratend, aangerend. Ook zij kijken rond of er mensen in de buurt zijn.
Carla's ogen worden groter. Ze stellen scherp op een jonge man met zwarte krulletjes. Kreunend ligt hij op de grond tegen één van de vastgenagelde bureaus aan. Zijn gezicht is bedekt met stof en aan de zijkant van zijn hoofd heeft hij een nogal grote wond waar druppels bloed naar beneden glijden. Carla knielt bij hem neer en bekijkt de open plek. De donkerrode kleur is verspreid over zeker een helft van zijn gezicht en het is helemaal uitgestreken over zijn handen en T-shirt.
Kleine wondjes van deeltjes die rond waren gesprongen zijn op zijn gezicht gestreken, maar wanneer Carla haar oud teamlid verder bekijkt, zijn ook zijn armen bedekt met schaafwonden en blauwe plekken, die zich zo snel hadden ontwikkeld door de enorme klap. Carla kan zich niet bedenken hoe groot de ontploffing had moeten zijn.
'Bram!' houdt Carla hem erbij.
Hij kijkt op, maar sluit meteen daarna weer zijn ogen, waarna hij kreunend met zijn hand over zijn rib wrijft.

Fenna loopt struikelend over de verdwaalde spullen tussen de tafeltjes door. Ze bukt en ziet al snel dat Carla bij Bram neergeknield is. Ze bedenkt zichzelf dat Evert en Liselotte in de buurt moeten zijn, al hoopt ze eigenlijk dat zij niet in de rechercheruimte waren tijdens de explosie. Helaas weet ook Fenna dat ze hen een minuut voor de ontploffing nog achter het raam had zien staan.
'Fenna?'
Ze schrikt op uit haar gedachten en luistert gespannen. Ze weet zeker dat ze zonet Evert hoorde. Haar ademhaling versnelt.
Ze hoort een kreun links van zich. Op een vaartje kruipt ze naar haar blonde collega toe, die op de grond ligt. Zijn buik raakt de vloer en Fenna kan aan zijn gezicht zien dat het hem niet lukt om rechtop te komen. Zonder beweging blijft hij op zijn borst liggen. Zijn wang wordt half ingedeukt door de grond.
'Evert! Alles oké?' Paniekerig trekt ze aan zijn arm om hem rechtop te krijgen. Een enorme kreun en er opeenvolgend een kleine schreeuw van pijn, ontsnappen uit zijn mond.
'Shit! Sorry. Wat is er met je arm?' vraagt Fenna bezorgd.
Evert probeert zich verder omhoog te duwen met zijn andere hand. Fenna doet een poging hem te ondersteunen, maar zonder resultaat. Al kermend blijft Evert liggen.
'Ah, mijn arm,' perst hij eruit. Hij hoest een aantal keer, waarop een nog grotere hoestbui volgt. De stof is verspreid over de lucht en er worden grote pluimen rook ingeademd door alle rechercheurs.

'Shit, shit, waar is Liselotte,' hoest Bram. Hij probeert op te staan, maar er trekt opnieuw een enorme steek door zijn ribben. Brams ogen worden groter en hij duwt zijn hand op zijn borst. Carla duwt hem weer naar beneden. Toch probeert Bram Liselotte nog te vinden door zijn hoofd te draaien.
'Blijf liggen,' probeert ze kalm te zeggen. Een collega komt aangelopen en knielt naast hen neer. De vrouw haar bruine haren hangen over haar schouders. Ze gaat bij hem zitten en drukt een doekje tegen zijn hoofdwond. Opnieuw sist Bram, waarna hij ook weer buikkrampen voelt.
Carla kijkt nog een keer naar de vrouw en staat daarna op. Ze knikt haar toe, waardoor ze haar beveelt voor Bram te zorgen totdat ze weer terug is. Ze waait met haar handen voor zich uit om haar zicht te verbeteren. Ze tuurt langs de ramen, die allemaal kapot gesprongen zijn. De tafel waar de telefoon op lag is versplinterd en zwart van het roet. Er zijn zelfs enkele stukken uit de muur gevallen. Het is nogmaals gebleken dat het niet het stevigste gebouw is, of was.
Dan ziet Carla een jonge vrouw in haar ooghoek. Liselotte ligt tegen de zijkant van de ramen. Ze is op haar zij gedraaid en haar ogen zijn gesloten. Haar armen liggen verdoofd voor haar. Het is even doodstil.
'Liselotte!'
Fenna en Evert kijken op. Carla knielt bij hun forensisch rechercheur neer en bekijkt haar. Een paar bloedspetters kleuren de muur rood. Fenna bekijkt Liselottes achterhoofd, dat hard tegen de ramen is aangekomen.
'Liselotte?' zegt Carla nogmaals. Geen reactie.
Een andere agent is bij Evert gaan zitten en bekijkt zijn arm. Fenna staat op en gaat naast Carla zitten. Ze slaat zachtjes met haar vlakke hand tegen Liselottes wang, maar nog steeds geeft ze geen kik.





Moordvrouw- Onbegonnen BezigheidWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu