Het meisje met de zwavelstokjes

210 6 1
                                    

Het was Oudejaarsavond en gruwelijk koud, het sneeuwde en het begon donker te worden. Op straat liep een klein arm meisje, blootshoofds en barrevoets. In een oud schort hield zij een heleboel zwavelstokken en één bosje droeg zij in de hand. Uit alle vensters straalden de kaarsen en het rook op straat zo heerlijk naar gebraden gans. In een hoekje tussen twee huizen ging ze ineengedoken zitten.

Ze had het koud, maar naar huis durfde zij niet. Zij had nog geen zwavelstokjes verkocht, haar vader zou haar slaan. Ze besloot één zwavelstokje op te steken om haar vingers te warmen. Plotseling zag ze een lekker warm en gezellig huis. Het zwavelstokje ging weer uit. Het werd kouder en kouder en ze zat nog altijd op straat. Vol hoop streek ze nog een stokje af. Toen had ze het nog even warm. En ook dit keer zag ze weer de mooiste taferelen. Ze bleef stokjes afstrijken. Dan ziet ze haar Grootje, die als enige goed voor haar is geweest, maar inmiddels is gestorven. Grootje tilt het meisje op haar arm en zij vliegen hoger en hoger. En er was geen kou, geen honger, geen angst. Het was voor altijd warm.. De volgende dag werd ze gevonden. Een blauw en verkleumd meisje, met een glimlach om haar mond.

Efteling SprookjesboekTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon