Hoofdstuk 2.

49 5 5
                                    

2.

Het is al donker als ik weer naar huis loop. De zon verdwijnt langzaam onder de horizon en het licht schijnt door de eiken. Ik hoop dat mam tenminste de kapotte jeneverfles heeft opgeruimd, maar volgens mij boeit het haar niet zo veel dat het huis vol ligt met drank. Het begint toch wel aardig donker te worden en ik loop snel door naar huis. Ik zie de vage schim van ons huis al verschijnen en ben eigenlijk wel blij dat ik voor dat het echt donker wordt thuis ben. Het licht op mijn moeders kamer is nog aan. Meestal ligt ze al wel te pitten als ik thuiskom. Ik duw de huissleutel in de voordeur en loop naar binnen. 

'Mam?' Ik ga toch maar zeggen dat het mijn schuld is. Ik wil geen ruzie en ga me alleen nog maar rotter voelen als ik niet zeg dat het me spijt.  

'Ben je boven? Het spijt me' Geen antwoord. Waarschijnlijk slaapt ze al wel, maar is ze vergeten het licht uit te doen. Ik loop langzaam de trap op naar mijn moeders kamer. 'Ik ben thuis!' Ik fluister het nu meer dan dat ik het zeg. Voorzichtig open ik mijn moeders kamer en sluip naar binnen. Ze ligt op het bed met lege jeneverflessen naast haar. 'Mam?' Ik aai haar over haar voorhoofd. Ik besef nu pas dat ze heel wit is en erg koud aanvoelt. 'Nee, nee mam' De tranen springen me in de ogen en ik probeer haar wakker te schudden. 'NEE!' Mijn stem slaat over en ik zak huilend op de grond. De tranen lopen over mijn wangen. Het begint tot me door te dringen dat ze dood is en ik zak in elkaar. De beelden vervagen en er verschijnen golven zwart voor mijn ogen. Met alle kracht probeer ik overeind te blijven zitten. Wat moet ik doen? Dit is een droom. Ik word straks weer wakker, maak een ontbijt en een strandwandeling. Dit kan niet. Ze kan niet dood zijn. Nu nog niet. De golven zwart overspoelen me weer en het laatste wat ik zie is de draaiende slaapkamer.

'Sterre! ik ben het.' Kreunend open ik mijn ogen. Ik kijk in het wazige gezicht van mijn tante, en probeer rechtop te gaan zitten, maar zak direct weer naar beneden door een knallende koppijn. Roerloos blijf ik op de grond liggen. Wat is er gebeurd? Waar ben ik? Langzaam begint het weer tot me door te dringen. Zacht begin ik te huilen. 'Het komt wel goed, ik ben bij je' Ik voel een hand langs mijn wang strijken. Ze snapt het niet. Het komt niet goed, mijn moeder is dood. Wat had ze gedacht? Dat ik na een week weer vrolijk op het strand loop? Ik begin harder te huilen en sla mijn handen voor mijn ogen. De muffe tapijtgeur dringt mijn neus binnen. Ik begin te hoesten en merk dat mijn keel vreselijk ruw aanvoelt. De hoofdpijn zakt een beetje en ik probeer rustig rechtop te zitten. Met moeite open ik mijn ogen en ik zie het bezorgde gezicht vol met tranen van mijn tante voor me. 'Kom, ik breng je naar beneden' De stem van mijn tante slaat over. Ze trekt me omhoog en slaat haar armen om me heen. Ik laat mijn hoofd op haar schouder vallen en begraaf mijn gezicht in haar blouse. Het voelt alsof we daar uren hebben gestaan, en ik voel de rust in mijn lichaam een beetje terugkeren. Ik haal mijn hoofd van haar schouder, en probeer wankelend de trap te vinden. Misselijk loop ik naar de woonkamer. Ik word zo wakker. Ik blijf het volhouden. Dit is gewoon een droom.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Sep 20, 2013 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

SpeakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu