Hoofdstuk 1

2.4K 141 120
                                    

Het ruikt hier naar magie.

Dat was het eerste dat in mijn hoofd opkwam toen ik met mijn karretje door de magische ingang perron negen driekwart op liep. Ik weet dat het onzinnig klinkt, maar daar tussen tientallen andere heksen en tovenaars kon ik de aanwezige magie gewoon ruiken en zelfs voelen, alsof er een ontastbaar iets in de lucht hing dat ik zo graag wilde grijpen. En dan had je ook nog alle uilen -wat er behoorlijk wat waren- die in kooien zaten, luid krijsten en af en toe eens met hun vleugels wiekten. En er was ook het geluid van mantels die over de grond ruisten bij degenen die er niet aan gedacht hadden zich voor de gelegenheid in dreuzelkleren te hullen. Die geluiden versterkten ook nog eens het feit dat alles aan het perron gewoonweg magisch was.

Ik werd ruw uit mijn ietwat vreemde gedachtegang over hoeveel magie er wel niet in de omgeving aanwezig was gerukt toen iemand zijn karretje in mijn rug beukte, uiteraard met hutkoffer, bezem en een uil inbegrepen, die meteen begon te krijsen zodra zijn kooi op de grond viel.

'James!' riep ik ietwat geïrriteerd zodra ik me omgedraaid had en het veel te warrige haar van mijn broer voor mijn ogen zag flitsen. Zijn uil Amadeus ging door het geluid van mijn stem nog harder krijsen en samen met het gerammel dat de gevallen hutkoffer met zich meebracht overstemde het alles op het perron. James ging door zijn knieën en graaide eerst en vooral Amadeus' kooi van de grond terwijl hij hardop tegen hem praatte in een poging hem te kalmeren, wat niet erg goed lukte.

'Ik ben niet degene die zomaar voor de ingang blijft staan hoor.' Amadeus kraste nog steeds, waardoor een heel deel mensen op het perron naar ons keken. In ieder geval was het vervelende dat James helemaal gelijk had toen hij dat zei. Ik stond recht voor de ingang, juist op die plaats waar iedereen langskwam als hij de magische poort gebruikte. James was na mij gekomen en, natuurlijk, tegen me aangebotst, wat inderdaad volledig aan mij lag. Maar ik geloof niet dat ik de enige ben die het niet erg leuk vind tegen je grote broer toe te geven dat je alweer iets verkeerd gedaan hebt.

Dus ik mompelde iets van: 'Dan had je maar niet op volle snelheid tegen me aan moeten lopen.' Hij verstond het niet, want ik wist zelf ook wel dat het hele antwoord nergens op sloeg en maakte me uit de voeten terwijl James zijn hutkoffer weer op zijn karretje tilde.

Ik zag net Roos en Hugo staan in een hoekje van het perron, samen met hun ouders, en het was niet meer dan logisch dat ik naar hen toe liep. Ik bedoel, we zijn opgegroeid als een soort broers en zussen, ook al zijn ze in feite alleen mijn neef en nicht. Uiteraard kwam de rest van mijn gezin ook direct naar het hoekje toe zodra ze de ingang gepasseerd waren, waar James er ondertussen ook in geslaagd was zijn spullen weer recht op het karretje te krijgen en nu ook naar ons toe kwam.

Na het gebruikelijke praatje waarin iedereen hallo zei en vroeg hoe het met elkaar ging, toeterde de Zweinsteinexpres, een teken dat duidelijk maakte dat het tijd was om afscheid te nemen en onze plaatsten in de trein in te nemen.

'Ik zie je met kerst, Roos.' Ron kuste zijn dochter op de wang, die meteen naar Hermelien liep en ook van haar afscheid nam.

'Hé, Hugo, denk eraan dat je die kleine van Malfidus op z'n donder geeft zodra je de kans krijgt!' Toen ze haar man die woorden hoorde zeggen, maakte Hermelien zich vlug los uit Roos' omhelzing en keek Ron streng aan.

'Klassenoudsten zijn er om mensen die het verdienen te straffen, Ronald, niet om oude vijanden van hun vaders een lesje te leren!' Haar stem klonk verontwaardigd en ze wreef over Hugo's rug. 'Lily hier begrijpt ongetwijfeld veel beter wat voor belangrijke taak het is om klassenoudste te zijn.' Hugo moest behoorlijk zijn best doen om zijn lach in te houden toen hij dat hoorde.

En ik zweer je dat Ron zich zodra Hermelien zich weer tot Roos richtte weer naar Hugo boog en 'Grijp je kans, nu je klassenoudste bent,' zei.

Ik grijnsde. Hoewel ik Schorpius Malfidus niet echt persoonlijk kende, wist ik wel donders goed van de problemen die zijn vader met de mijne had gehad, en natuurlijk ook dat het hele geslacht Malfidus per defenitie slecht was. Maar pap had het wel geplaatst en kon het zelfs opbrengen even naar meneer Malfidus te knikken als hij hem tegenkwam. Voor Ron gold niet echt het zelfde.

Lily Luna PotterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu