1

29 0 2
                                    

                                                                                                  Lindsey

Ik voelde een straaltje warm bloed lopen langs een van mijn steeds zwakker wordende benen. Toen ik naar beneden keek zag ik dat een rozendoorn zich in mijn vlees genesteld had. Met een pijnlijk gezicht stapte ik over de uitstekende rozentak heen, en schuifelde terug naar de veranda van mijn huis. Toen ik eindelijk het witte trappetje had bereikt, kon ik het niet laten om mijzelf met een diepe zucht op één van de verweerde houten treden te laten zakken. Ondanks de afgebladerde stukjes verf voelde de planken nog vrij glad aan. Mijn ogen schoten vol tranen toen ik mijn bleke hand over een plank liet glijden - dat een stukje hout zoveel herinneringen met zich meebracht. Ik dacht aan de sterke, ruwe handen waarmee dit huis was gebouwd. Hij had me met zijn twinkelende bruine ogen toegelachen toen hij de laatste spijker in het hout sloeg, en ik wist dat ik mijn hele leven met hem in dit huis zou leven. Ons huis, vanaf dat moment.  'Het moet alleen nog geschilderd worden, Lins,' zei hij tegen me met zijn ondeugende grijns. 

Plotseling joeg er een ijskoude noordenwind langs de veranda, en sneed in mijn gezicht. Ik huiverde. Ik kon mezelf wel een miljoen vragen stellen, een miljoen mogelijke antwoorden geven, om vervolgens weer met lege handen te staan omdat geen van de antwoorden passend genoeg bleek. Er zoemde een insect langs mijn hoofd. Ik probeerde hem weg te slaan met mijn hand, maar het beest weigerde een andere plek te zoeken om rond te vliegen. Intussen was het straaltje bloed tot stilstand gekomen. De donkere streep droogde langzaam op. Ik probeerde het een beetje weg te vegen met mijn wijsvinger. Toen ik de dunne, haast doorzichtige huid op mijn onderbeen zag met aderen in verschillende tinten, voelde ik me nog ouder dan gewoonlijk. Ik was oud, natuurlijk. Alleen het was alsof ik in een droom leefde waar ik een moment met mijn vingers geknipt had, om een tijdssprong van zestig jaar gemaakt te hebben. Waar was de tijd gebleven? Ik dwong mezelf dag en nacht - als ik wakker was -, alle herinneringen die ik me nog voor kon halen, op te dreunen in mijn hoofd. Zodat geen een van deze zou vervagen, verdwijnen. Ik ontkende dat ik er al zoveel vergeten was; teveel eigenlijk. Ik beweerde dat ik alles nog wist, van een klein meisje dat net kon lopen tot een vijfenzeventig jarige vrouw die eigenlijk niet in staat was om voor haar huis te zorgen. En haar tuin. Maar ik loog mezelf voor. Was ik maar zo onwetend. Dan mijn levensweg een stuk gemakkelijker geweest om te bewandelen. En niet alleen mijn herinneringen die langzaam vervaagden lieten mij duidelijk zien dat ik geen jonge vrouw meer was. Ook mijn lichamelijke toestand werd zwakker, ook al was ik niet ziek. Ook al zou ik wel ziek zijn. Ik zou geen dokter bellen, geen van mijn buren of familieleden die mij al jaren niet hadden gesproken. Als ik moest sterven, dan moest dat maar zo. Ik wilde in mijn huis blijven wonen, of beter gezegd: ons huis. Het huis van hem en mij. Ik wachtte dagelijks nog op een wonder dat er een bijzonder persoon in mijn leven zou komen waar ik het huis met een gerust hart aan kon nalaten. Ik wist dat dit bijna een onmogelijke zaak was, aangezien ik niet meer plaatsen bezocht dan de winkels en af en toe het bos dat achter mijn huis lag. In het bos liep soms iemand met een hond, een verliefd stelletje of een eenzame man die sjokte van boom naar boom en af en toe een foto nam van de vogelnesten die zich op de dikke takken gevestigd hadden. Een harde windvlaag liet mijn deur met een harde knal dichtslaan. Ik stond op en probeerde mijzelf te herinneren waar ik de reservesleutel had opgeborgen. Mijn ogen dwaalden van de donkergroen geverfde schuur naar de bloembakken op mijn veranda en vervolgens weer terug naar de schuur. Ik stapte over een paar verdwaalde takjes op de grond en opende de schuurdeur. Deze zat gelukkig niet op slot, anders had ik ver van huis geweest. Langzaam sloot ik de deur achter mij, en snoof met gesloten ogen de vochtige maar vertrouwde geur op. Ik hoorde de wind suizen langs de muren en door de smalle, horizontale raampjes zag ik verschillende bomen flink heen en weer waaien. Ik dacht aan vijftig jaar geleden. Plotseling zag ik hem daar weer staan, met een stuk hout in zijn hand en het houtsnijmes dat hij een keer van zijn opa had gekregen. Hij draaide zich naar me om en lachte. Dat ene kuiltje in zijn wang bewoon een beetje. Kuiltje... Ineens besefte ik dat ik schrok. Jarenlang prentte ik elke avond zijn portret in mijn hoofd, zowel en profile als en face. Ieder gezichtskenmerk kon ik mijzelf voorstellen, in alle mogelijke uitdrukkingen en emoties die er maar bestonden. Toch merkte ik dat ik zijn lieve gezicht niet meer helder voor me kon halen. Aan welke kant zat het kuiltje in zijn wang? Maar ook ook zijn stem kon ik niet meer horen, hoe hard ik ook mijn best deed. Plotseling voelde ik een toenemende druk in mijn gedachten toenemen. Een druk, veroorzaakt door woede. Waarom was ik hem vergeten? Waarom? Alsof alles om mij heen - de geur van de scheur, de memories alles, mij als een stroomtrein terug leidde naar het verleden. Ik mis je zo. Alles wat vergeten was keerde terug. Ik liet mezelf neerzakken in de beschimmelde schommelstoel die allang op de schroothoop hoorde te liggen. Ik liet mijzelf alles herbeleven. Dit was het moment waar ik al zo lang op wachtte.







Du hast das Ende der veröffentlichten Teile erreicht.

⏰ Letzte Aktualisierung: Mar 21, 2016 ⏰

Füge diese Geschichte zu deiner Bibliothek hinzu, um über neue Kapitel informiert zu werden!

De TuinWo Geschichten leben. Entdecke jetzt