00 | Duistere Pacten

2 1 0
                                    

Lyra Ravenwood
The All Shore, Yradena
19 mei 1855

De omgeving van Yradena, de grote stad waar de mensen wonen, wordt gekenmerkt door weelderige groene valleien die zich uitstrekken tot aan de horizon, omringd door majestueuze bergketens die de stad als een beschermende muur omarmen. Rivieren slingeren zich een weg door het landschap, hun kalme wateren glinsterend in het zachte zonlicht dat door de wolken breekt.

De stad zelf is een oase van leven te midden van dit natuurlijke paradijs. De straten zijn geplaveid met gladde keien en omzoomd met kleurrijke bloemen die een vleugje vreugde toevoegen aan het alledaagse leven van haar inwoners. De huizen zijn gebouwd van warme bakstenen en hout, met met klimop bedekte gevels die een vleugje rustieke charme toevoegen aan de stad.

In de eens zo welvarende stad Yradena heerst nu een sfeer van onderdrukking en angst. Ooit was het een bruisend centrum van handel en cultuur, waar mensen vrij konden leven en hun dromen konden najagen. Maar nu hangt er een donkere schaduw over de straten, een schaduw die wordt geworpen door de dreiging van de vampierenkoning. De inwoners leven in constante vrees, wetende dat ze slechts pionnen zijn in het duistere spel van hun meedogenloze heerser.

Lyra Ravenwood stond aan de rand van het verlaten plein, haar ogen gefixeerd op de donkere wolken die zich samenpakten boven de vervallen gebouwen. Ze voelde de zware last van eeuwenoude geschiedenis op haar schouders rusten, de herinnering aan een tijd waarin de wereld nog niet verscheurd was door de heerschappij van de vampierenkoning. Altoch, wat de boeken haar vertelde.

Het was al eeuwen geleden dat de Zwarte Kroon zijn greep op het land had versterkt, zijn duistere macht uitstrekkend over alle uithoeken van het koninkrijk. De mensen waren gedwongen zich te onderwerpen aan zijn gezag, omringd door een eeuwige duisternis die geen hoop op vrijheid toeliet.

In tegenstelling tot Yradena is Andover een stad doordrenkt met duisternis en bedorvenheid. Hier, aan de voet van het imposante kasteel van de vampierenkoning, heerst alleen de nacht. De straten zijn verlaten, behalve voor de loyale vampieren die de koning dienen. Zij hebben zich onderworpen aan zijn heerschappij, hun lot verbonden aan de zijne in ruil voor macht en bescherming. Andover is een verboden stad voor de mensen van Yradena, een plaats waar de dood om elke hoek loert en de schaduwen fluisteren van eeuwenoude geheimen.

Verhalen fluisterden over de duistere natuur van de vampierenheersers. Ze leefden op dierenbloed, dat was waar, een feit dat hen onderscheidde van de bloeddorstige monsters uit de legendes van oude. Hun bestaan was afhankelijk van de onschuldige wezens van het bos, hun geesten werden gevoed door het levenssap van wilde dieren.

Maar er was één uitzondering op deze regel, één moment waarop de vampieren hun bloedlust ontketenden en zich tegoed deden aan het bloed van mensen: het offer. Eens in de honderd jaar, eisten de vampieren een tribuut van de menselijke bevolking. Een selecte groep werd gekozen, hun bloed beloofde de Zwarte Kroon macht en eeuwige jeugd. De mensen werden wijsgemaakt dat dit de prijs was die ze moesten betalen voor de bescherming die de Zwarte Kroon hen bood, maar Lyra wist beter.

Het was een ritueel doordrenkt van angst en wanhoop, een nachtmerrie die de herinneringen van de overlevenden voor altijd zou achtervolgen. Maar voor de Zwarte Kroon was het een viering, een festijn van bloed en dood dat zijn verlangen naar macht en controle bevredigde. 

Vandaag was het de dag waarop tien ongelukkigen naar het kasteel van de vampierenkoning zouden worden gestuurd als offers. De ochtend was begonnen zoals elke andere, met de eerste bleke stralen van de zon die door de grauwe wolken heen probeerden te breken. Maar toen, toen de klokken van de oude kerk begonnen te luiden, brak de stilte van de ochtend abrupt.

Een angstaanjagend geluid vulde de straten, een geluid dat maar al te bekend was voor degenen die in deze vervallen stad leefden. Het was het geluid van zware laarzen die tegen de kasseien sloegen, van metalen harnassen die rammelden terwijl ze naderden.

Ik wist wat er komen ging, maar toch kon ik niet helpen dat mijn hart sneller begon te kloppen terwijl ik naar het geluid luisterde dat steeds dichterbij kwam. En toen verschenen ze, als schimmen uit de duisternis, hun harnassen glinsterend in het zwakke licht van de ochtend.

De bewakers van de vampierenkoning waren gekomen, hun gezichten verstoken van alle emotie terwijl ze door de straten marcheerden, op zoek naar hun volgende slachtoffers. 

Plotseling bonkte er hard op mijn deur, een dreun die mijn hart deed overslaan. Met bevende handen schoof ik de grendel weg en opende ik de deur op een kier, wetende wat er komen zou. Een van de bewakers stond voor me, zijn gelaatstrekken gehuld in schaduwen. Zijn ogen, rood als smeulende kolen, doorboorden me met een onheilspellende blik.

"Meekomen" gromde hij, zijn stem als het geluid van verre donderslagen. Ik verstijfde. Met een ijzeren greep, greep hij mijn arm en trok hij me ruw naar buiten, de koude ochtendlucht die mijn huid deed rillen.

Het geluid van zijn zware laarzen weerklonk in mijn oren terwijl hij me meevoerde door de verlaten straten, als een gevangene op weg naar zijn vonnis. Mijn hart bonkte wild in mijn borstkas terwijl ik me probeerde te verzetten tegen de onvermijdelijke ondergang die me te wachten stond. Maar diep vanbinnen wist ik dat ik slechts een pion was in het meedogenloze spel van de vampierenkoning. De grijze lucht hing laag boven het verlaten plein, waar een onheilspellende stilte heerste. Mijn hart bonkte wild in mijn borstkas terwijl ik de onvermijdelijke gebeurtenis afwachtte die de loop van ons leven zou veranderen. 

Ik stond daar te midden van de menigte, mijn ogen afgewend van de sombere blikken en verstikkende sfeer om me heen. Er waren geen troostende woorden of hoopvolle glimlachen te bekennen, alleen de zware last van een lot dat we niet konden ontlopen.

De spanning in de lucht was bijna tastbaar, en ik voelde dat de tijd was gekomen. Met een loodzwaar gemoed keek ik toe hoe de bewakers naar voren traden, hun gezichten uitdrukkingsloos en koud als marmer. Ze scanden de menigte met hun ijzige blikken, op zoek naar hun volgende slachtoffers. 

Persoon na persoon werd uit de menigte gehaald, hun namen als een echo die weerkaatste tegen de vervallen gebouwen. Mijn hart bonsde in mijn borstkas terwijl ik toekeek, een gevoel van beklemming dat me stevig in zijn greep hield. En net toen ik dacht dat iedereen gekozen was, voelde ik de ijzige adem van de dood in mijn nek hijgen. De ogen van de bewakers vielen op mij, hun kille blikken als roofvogels die hun prooi hadden gevonden. Een huivering gleed over mijn ruggengraat terwijl ik me realiseerde dat mijn tijd was gekomen, dat mijn naam nu op hun lijst stond, geschreven in bloed en angst.

Eén van de bewakers kwam naar me toe en greep me ruw bij de arm. "Jij," zijn stem als een ijzige wind die door mijn ziel sneed. "Jij bent een van hen."

Ik kon alleen maar knikken, mijn keel droog en mijn hart bonzend in mijn borstkas. Met trillende handen liet ik me meevoeren naar het verhoogde platform, waar de anderen al werden vastgeketend. Geketend als vee dat naar de slachtbank werd geleid.

De koude ijzeren boeien sneden genadeloos in mijn polsen en enkels, als een wrede herinnering aan de verschrikkingen die ons te wachten stonden. Mijn adem kwam in korte, schokkerige stoten terwijl ik me om me heen wierp, mijn blik gevangen door de ogen van de andere uitverkorenen.

Hun gezichten vertoonden sporen van angst en wanhoop, hun ogen weerspiegelden de diepte van de duisternis waarin we gevangen zaten. Ik herkende hen, elk gezicht droeg een verhaal dat ik maar al te goed kende. Maar twee gezichten sprongen eruit, als bliksemschichten in de nacht.

De jonge vrouw met haar grote, angstige ogen was Sara, een meisje dat ik had zien opgroeien in de straten van onze vervallen stad. Haar moedige glimlach had eens de straten verlicht, maar nu werd die overschaduwd door de dreiging van de Zwarte Kroon.

Naast haar stond de oude man, zijn handen trillend van nervositeit terwijl hij zijn blik afwendde van het kasteel. Hij was ooit een trotse smid geweest, wiens werkplaats het hart van onze gemeenschap had gevormd. Ik herinnerde me hoe hij me als kind had geleerd om een zwaard te smeden, zijn ruwe handen die de mijne begeleidden terwijl we samen werkten aan een stuk ijzer dat ooit een wapen zou worden.

De herinnering aan die dagen leek nu ver weg, verloren in de mist van de tijd. Maar zelfs te midden van deze hopeloze situatie, voelde ik een band van verbondenheid met deze mensen, een band die dieper ging dan woorden ooit konden uitdrukken. We waren allemaal gevangenen van dezelfde duisternis, gevangen in de greep van een monster dat ons leven en onze vrijheid had gestolen.

Вы достигли последнюю опубликованную часть.

⏰ Недавно обновлено: Apr 28 ⏰

Добавте эту историю в библиотеку и получите уведомление, когда следующия часть будет доступна!

De Laatste OfferandeМесто, где живут истории. Откройте их для себя