A Plan

32 4 17
                                    

Ik leun op de vensterbank met de radio. Buiten is het een regenachtige dag en de mensen die langslopen hebben ofwel een paraplu, of lopen diep weggedoken in hun kragen zo snel mogelijk voorbij.

Ik heb er niet veel aandacht voor. De radio speelt een gezellig muziekje, maar dat hoor ik bijna niet. Ik tik er met mijn toverstok voor de zoveelste keer op en opnieuw verspringt de zender. Een vrouwenstem heeft het over het weer en de mannen bij haar in de studio maken er een of andere domme grap bij waar hartelijk om gelachen wordt.

Maar ik probeer de radiozender van Fred en George te pakken te krijgen. Sirius komt bij me zitten en duwt een beker in mijn handen.

Koffi, zie ik. Wat eens een keer een afwisseling is van alle thee.

"Wat doe je?" vraagt hij.

"Ik zoek de radiozender van Fred en George," ik kijk hem aan.

Hij slaat zijn benen over elkaar en kijkt me aan, "heb je nog iets van Secr- Severus gehoord sinds jullie laatste ontmoeting?"

"Natuurlijk niet," brom ik, "het is namelijk typisch Severus om van de aardbodem te verdwijnen voor langere tijd. Ik ben het gew- wacht even," ik kijk hem aan, "noemde je hem nou daadwerkelijk "Severus"?"

Sirius glimlacht, "anders stelt die wapenstilstand ook niet veel voor toch?" zegt hij. "Als ik niet op zijn minst probeer hem bij zijn naam te noemen. Heb je zelf nog wel iets van je laten horen?"

"Er is een oorlog voor nodig, maar je hebt het licht gezien. En ja, ik laat van me horen. Ik heb hem verteld dat ik het heel gezellig heb hier. Dat hij zich geen zorgen hoeft te maken. Dat ik van hem houd," antwoord ik. Ik kijk weer naar de radio en tik er opnieuw op met mijn toverstok.

"Dat soort berichten zouden mij alleen maar geruststellen van het feit dat je inderdaad zo veilig bent als dat je zelf al voorspelde," zegt Sirius op een wijselijk toontje.

"Dan zeg je dat op zijn minst," zeg ik en ik kijk op, "ik ben het gewend."

Sirius tuit zijn lippen, ten teken dat hij het er niet mee eens is. Maar hij besluit zich er niet verder meet te bemoeien. In plaats daarvan gooit hij het over een andere boeg, "voel je je ook nuttig?"

Ik kijk op van de radio en kijk Sirius aan. Maar hij kijkt me serieus aan. Zonder oordeel of verwijt.

"Niet echt, nee," geef ik toe.

"En heb je een idee wat je zou kunnen doen?" vraagt Sirius door. "Binnen zitten lijkt me voor iemand als jij nu net niet de manier om de oorlog door te komen."

"Net als voor jou," kets ik terug en terwijl ik hem aankijk tik ik opnieuw op de radio.

"Thanks," zegt hij een tikje sarcastisch.

"Zo bedoel ik het niet!" ik geef hem een tik tegen zijn knie, "ik bedoel dat jij net als ik ook niet iemand bent om niets te doen. Maar je bent en een vrij man en je woont niet meer in Grimboudplein 12. Oh en Perkamentus is dood. Dus in principe heb je niemand meer om verantwoording aan af te leggen als je besluit in actie te komen."

Daar denkt hij over na, "denk je dat ik ook te lang onder invloed van Albus ben geweest?"

"Iedereen binnen de Orde is te lang onder invloed van Perkamentus geweest," zeg ik en ik neem een slok van de koffie. "Maar hij is dood, de Orde heeft geen leider meer dus je kunt zelf een plan trekken als je zou willen. Of we bedenken samen iets."

"En dan heb je het over mijn roekeloosheid," Sirius kijkt me glimlachend hoofdschuddend aan.

"Omdat ik mijn plannen altijd goed doordenk, ja," lach ik. "Ik denk drie stappen vooruit voor ik het ten uitvoer breng."

Lost in Harry Potter REWRITEWhere stories live. Discover now