In de regen (kan ik eindelijk adem halen)

59 4 12
                                    

Hij was een beetje verliefd geworden op het geluid van een goede regenbui, het geluid van druppeltjes water die zachtjes van de dakrand druppelden en langs het onbehandelde houtwerk naar beneden liepen. Hij was beetje bij beetje gevallen voor water dat langzaam van planten af gleed tegen het witte achtergrondgeluid van regendruppels die neer hamerden op de modderige bosgrond. Zijn favoriete gevoel in het heelal bestond uit koude druppeltjes die zijn donkerbruine haren strak tegen zijn hoofd kamden. Regenwater groef zich vast in zijn wenkbrauwen, plakte zijn wimpers aan elkaar. Hij kon bestaan in de regen. Voor een moment leek alles net ver genoeg van hem verwijderd dat het hem niet langer kon schelen.

Dat het hem niet eens kon schelen dat hij zijn vinger niet kon leggen op wat "het" dan precies moest zijn.

Zijn laarzen gleden weg in de modder. Hij voelde zijn mondhoeken trekken onder de vergeten bewegingen van zijn lach. Hij voelde huid trekken rond de hoeken van zijn vermoeide ogen. Zijn onderkleding omhelsde zijn lichaam, plakte tegen zijn huid. De druppels gleden langs zijn harnas naar beneden.

'Din?'

Zijn spieren verstarden. Het witte geluid van de regen viel weg tegen zijn naam. Hij keek om, betrapt.

Onder het afdak stond de jetti, de armen over elkaar geslagen, leunend tegen een houten paal die beschut stond van de regen.

Hij kantelde zijn hoofd. IJskoud water gleed de kraag van zijn onderkleding binnen. Het druppelde langs zijn bovenlichaam naar de bovenrand van zijn broek, nestelde zich daar in de stof.

'Wat ben je aan het doen?'

Hij wist het eerlijk gezegd niet, maar het voelde stom om zoiets te zeggen tegen de leraar van zijn zoon. Het voelde eigenlijk altijd stom om zoiets te zeggen, maakte niet uit tegen wie. Hij legde zijn hoofd in zijn nek, keek richting de donkere wolken. Duizenden doorzichtige soldaatjes hamerden op hem neer. Met zachte tikken landden ze op het materiaal van zijn harnas. Ze spoelden zijn woede weg, zijn onrust. Hij sloot zijn ogen. De geluiden van het woud smolten samen tot een witte ruis. Het water roffelde neer op de bladeren, het afdak, zijn pauldrons.

'Din.'

Hij voelde diezelfde spanning in zijn lichaam. Behoedzaam keek hij naar Luke. De jetti voelde onvoorstelbaar ver van hem verwijderd.

'Skywalker,' kaatste hij terug.

Luke schudde zijn hoofd. Een flauwe glimlach speelde rond zijn lippen. Hij had geweten wat hij zich op de hals had gehaald. Din had nog geen drie weken nodig gehad om onbedoeld uit te stoten dat hij niet langer wist waar hij thuishoorde. Hij had die woorden niet hardop willen zeggen, al helemaal niet tegen de leraar van zijn zoon, maar ze hadden al zo lang in zijn hoofd rond gedarteld dat hij ze niet langer binnen had kunnen houden.

Hij wist wel meer niet. Eigenlijk wist hij beschamend weinig.

Luke gaf daar niet om. Luke legde gerust voor een derde keer uit welke Intergalactische Oorlogen er waren uitgevochten tussen groeperingen waar Din nog steeds niet alle namen van kon reproduceren. Luke lachte hem niet uit als hij iets niet wist. Bij Luke hoefde hij niet te doen alsof.

'Din,' grijnsde Luke, 'wat ben je aan het doen?'

De regen trommelde tegen de bosgrond. Druppels gleden vanaf zijn kruin langs zijn kleding naar beneden. Hij haalde zijn schouders op. Zijn voeten gleden weg in de modder toen hij met gespreide armen een rondje om zijn as draaide.

De onbegrijpelijke woede die zich in zijn botten had genesteld begon los te weken. Hij voelde niet langer de neiging aan zijn vingers trekken om zijn handen tot vuisten te ballen. De leegte die in zijn borst rond wervelde, vulde zich langzaam, met iedere druppel die op hem neerviel. Hij wist niet of het zijn verlossing was, of dat hij langzaam verdronk in de regen.

'Din, alsjeblieft?' probeerde Luke, 'Praat tegen me.'

Een druppel bungelde aan het puntje van zijn neus. Hij haalde gelaten zijn schouders op. De nieuwe massa in zijn borst maakte praten moeilijk. Hij ving een paar regendruppels in zijn handen. 'Ik neem een pauze,' besloot hij, woorden bedachtzaam.

Luke knikte, alsof hij het begreep. Din betwijfelde dat hij het ook echt begreep. Hij begreep zichzelf niet eens het merendeel van de tijd.

Hij dronk van het water dat zich had verzameld in zijn handen. Een deel van de onrust nestelde zich opnieuw in zijn lichaam. Het serene gevoel van eerder was deels weer weggespoeld met de regen, meegevoerd door het geluid van vallend water.

De druppels trommelden op het afdak toen hij uit de regen stapte. Langzaam drong het tot zijn doorweekte lichaam door hoe nat hij werkelijk was geworden. Hij had geen idee hoe lang hij buiten was geweest, dralend in de regen, badend in een witte waas van geluid.

'Hier,' Luke sloeg een zware deken om hem heen en wreef langzame cirkels in zijn rug.

Hij liet de deken over zijn schouders hangen, armen slap langs zijn lichaam. Ze voelden te zwaar om hem nog langer van dienst te zijn. 'Ik ben zo moe,' ademde hij.

Luke streek met de deken voorzichtig over zijn gezicht. Hij wreef de druppels langzaam van zijn huid af. 'Ik weet het,' antwoordde hij.

Het leer van zijn handschoenen kraakten. Zijn vingertoppen boorden in zijn palmen. De zachte ruis van de regen druppelde langs de bladeren naar de bosgrond. De modder borrelde, de hemel huilde.

Een warme druppel gleed over zijn afgedroogde wang naar beneden, bleef hangen in zijn baard. Hij staarde naar het lekkende woud. Luke's handen voelden vreemd op zijn lichaam. Voorzichtige vingers maakten de sluitingen van zijn harnas los. De natte beskar platen werden langzaam van zijn lichaam gelicht tot alleen nog de druipende onderkleding zijn lichaam omhelsde.

Hij keek naar de jetti. 'Ik zal gaan,' zei hij, zachtjes, alsof hij het zelf eigenlijk ook niet wilde horen.

'Dat weet ik,' prevelde Luke, 'Vandaag, of morgen. Dat maakt niet uit.'

'Ik moet iets vinden,' lichtte hij toe, 'Ik ga het hier niet vinden.'

Luke knikte. Hij voelde kalm tegen de achtergrond van de regen. Hij kon zo woest zijn, wist hij, woest als kolkend water. Binnen drie minuten kon Luke hem met zijn groene lichtzwaard tegen de grond werken. Hij voelde zich verrassend genoeg minder kwaad in die momenten, steeds weer net iets minder kwaad als zijn rug opnieuw contact maakte met de grond.

Hij keek naar zijn dichtgeknepen handen. Met zijn knokkels schraapte hij verkennend langs Luke's onderarm. 'Hm,' stootte hij uit.

De regen roffelde op het dak van de overkapping. Druppels gleden langs onbewerkt hout naar beneden. De platen van zijn harnas stonden te drogen tegen de buitenmuur van de tempel. Hij kon zich niet voorstellen deze plek ooit te verlaten.

Zijn ogen zochten de hemel op.

Hij kon zich niet voorstellen voor altijd hier te blijven.

***

Inspiratie: https://open.spotify.com/playlist/37i9dQZF1DWYFCj3KyU0r0?si=970eb8da3ccb49fc

Flitsen uit een leven hier ver, ver vandaanWhere stories live. Discover now