hoofdstuk 2

4K 25 14
                                    

Ik schrok wakker, en bleef even liggen luisteren naar mijn ietwat versnelde ademhaling. Gister in de les had ik al een klein verband gelegd, ik had naar zijn bewegingen gekeken toen hij de klas uit was gelopen. Het was precies dezelfde manier van lopen als de jongen die me elf jaar geleden had gered.

Zijn manier van lopen was rustig, vertrouwelijk, maar ook krachtig. Zijn spieren spande zich aan met elke beweging, en het leek hem geen moeite te kosten om de zware boekentas over één schouder te slingeren. Hij had mij net zo makkelijk op zijn rug getild toen hij me terug droeg naar het hotel. Maar het kon niet dezelfde persoon zijn. De jongen van toen en deze Thomas zagen er precies hetzelfde uit, geen dag ouder dan toen. Het bezorgde me hoofdpijn, deze onopgeloste vragen.

Ik keek op mijn wekker en zag dat het pas 6 uur was, maar toch besloot ik om uit bed te gaan. Ik kon toch niet meer slapen. Ik deed hetzelfde setje als gister aan en liep naar beneden. Daar zat mijn vader, achter zijn krant, te ontbijten. Hij keek op toen ik de kamer in liep, en keek me vragend aan. Ik legde hem uit dat ik niet meer kon slapen, en liep naar het aanrecht om brood te smeren. Ik voelde de onderzoekende blik van mijn vader in mijn rug maar besteedde er verder geen aandacht aan.

Toen ik mijn brood op had liep ik terug naar mijn kamer en startte mijn laptop op. Ik opende mijn documenten  op zoek naar de vakantiefoto’s van dat jaar. En daar stonden ze. Ik scrolde naar beneden en vond wat ik zocht. De foto was door mijn vader gemaakt, om deze jongen niet te vergeten voor wat hij had gedaan. Ik schrok door de gelijkenis.

De jongen met mij op zijn rug was echt Thomas. Hij had zelfs precies dezelfde kleur huid als hem. Dit kon niet waar zijn. Dit was niet mogelijk. Maar de foto loog niet. Ik staarde nog even naar de foto en keek toen naar mijn klok onder in het beeldscherm. Tot mijn verbazing had ik nog maar een half uur om op school te komen. Ik pakte snel mijn tas en liep naar de deur.

Toen bedacht ik me, liet mijn tas beneden en rende terug naar mijn kamer. Ik printte de foto uit en liep met de foto naar beneden om hem daar in mijn tas te stoppen. Ik zou de foto wel eens met Thomas zelf vergelijken, en dan zou ik vast een verschil merken, en ik zou vragen of hun familie waren. Ja, dat zou ik doen.

Toen ik weer de parkeerplaats van de school opreed, viel mijn blik weer op de cabrio, en zag nu de eigenaar. Hoe kon het ook anders. De auto was van Thomas, die relaxed zijn sleutel uit het contact haalde en de deur opengooide. Hij draaide zich even om om te kijken wie er aan kwam rijden en zijn blik bleef even op mijn ogen hangen. Toen draaide hij zich om en slenterde richting de school. Ik liet mijn adem ontsnappen die ik onbewust had ingehouden. Ik zag dat naast Thomas’ auto een plekje vrij was, en parkeerde er behendig mijn auto.

Toen ook ik uit mijn auto was gestapt, voelde ik plotseling de aanwezigheid van een iemand achter me en ik draaide me snel om. Toen ik in de groene ogen van Beck keek, moest ik toch even lachen. ‘je liet me schrikken!’ riep ik, terwijl ik Beck een duwtje tegen haar schouders gaf. Ze lachte breed naar me, en haar ogen lachte ook mee. ‘het spijt me, slecht geweten?’ vroeg ze, terwijl ze haar arm door die van mij stak en me meesleurde naar de school.

‘wacht, wacht! Ik moet mijn auto nog op slot doen’ riep ik haar toe, terwijl ik ondertussen op het knopje op mijn sleutel duwde en de zender naar achter wees. Toen ik het vertrouwde piepje had gehoord, liep ik achter Beck aan, die ondertussen was doorgelopen. Ik had de afstand tussen ons al aardig overbrugt toen ze plotseling stil bleef staan en naar iets op de grond staarde. Ik rende de laatste meters die ons van elkaar scheidden en keek naar wat haar halt had geroepen. Het was een stuk uit de plaatselijke krant van vandaag, de voorpagina om precies te zijn. Er stond een foto van een lachend echtpaar op, en de kop erboven luidde: Echtpaar dood aangetroffen langs de bosrivier, aanval van een dier niet overleefd.

Ik staarde even naar de tekst. Ze waren in hun nek gebeten en gestorven door hevig bloedverlies. Toen keek toen naar Beck. Die staarde nu naar mij, met betraande ogen, en stortte zich een tel later in mijn armen.

Ze overviel me nogal, en dus klopte ik haar maar op haar rug en streek over haar korte haar. Toen ze weer een beetje gekalmeerd was keek ik haar vragend aan. Beck wreef even over haar ogen om de tranen weg te vegen, en zei toen: ‘d-dat echtpaar, dat zijn…dat waren kennissen van mijn familie, z-ze waren dit weekend aan het kamperen, en…en… ze w-waren nog niet thuis gekomen…wij dachten dat ze nog wat langer wilden blijven door het mooie weer maar…’ en daar stopte haar uitleg omdat ze weer in tranen uitbarstte. Ik gaf mijn nieuwe vriendin een stevige knuffel en haalde toen een zakdoekje uit mijn tas en gaf dat aan haar. ‘moet ik je naar huis brengen?’ vroeg ik haar, terwijl ze haar ogen afveegde en haar neus snoot. Beck knikte zwakjes, en we liepen samen naar de conciërge.

Toen die ons zag aankomen, rende hij zijn hokje uit en vroeg wat er aan de hand was. Ik legde kort het verhaal over de dood van de kennissen van Beck uit en de conciërge gaf ons een briefje mee zodat als we terugkwamen, of dit dit geval, als ik terug kwam, we gewoon de les in konden zonder verdere vragen. We borgen de briefjes goed op en nam ik Beck mee naar mijn auto.

Toen we daar aankwamen, was ik verbaast. De auto van Thomas stond nu 7 plaatsen verderop, naast een busje, terwijl ik vrij zeker was dat hij eerst naast mijn auto had gestaan. Veel tijd om hier over na te denken had ik niet, omdat ik Beck steeds slapper voelde worden ik mijn armen. Ik opende de auto en liet haar op de passagiersstoel neerzakken. Toen ook ik was ingestapt, stak ik mijn sleutel in het contact, maar in diezelfde beweging voelde ik iets in de cd speler zitten. Ik keek en zag een envelop met mijn naam er op.

Verward haalde ik hem er uit. Was iemand in haar auto geweest? Ik had geen inbraaksporen gezien. Was dan iemand in haar auto geweest op het moment dat Beck mij meetrok? Ik haalde de envelop er uit en legde hem in het vakje tussen de twee stoelen in. Ik startte de auto en reed van de parkeerplaats af, en besefte toen dat ik niet wist waar Beck woonde.

Ik draaide me om naar haar en keek haar vragend aan. Ze wees met haar vinger naar rechts, richting de snelweg. ‘woon jij buiten het dorp?’ vroeg ik, maar Beck schudde haar hoofd. Ze wees nog een keer naar rechts en zei toen, op een schorre fluistertoon: ‘wat doet die Thomas daar?’. Verbaast keek ik naar het punt dat ze aanwees en inderdaad, daar stond hij, half verscholen achter een boom, met achter zich het bos, en hij keek recht naar mijn auto. Toen hij merkte dat ik terug staarde, draaide hij zich om en liep het bos in.

‘waar woon je nou, Beck?’ vroeg ik, en Beck keek me aan. ‘ik wijs je wel de weg terwijl je rijd. Hier naar links’ zei ze, en ik volgde zo de route die ze me vertelde. Eenmaal in haar straat wees ze naar een klein, vervallen huisje met een afgebladderde deur. ‘dat is mijn huis’ zei ze, en ik keek haar met open mond aan. Ze keek mij aan met een blik die boekdelen sprak.

Hij zei: stel geen vragen, het is zoals het is. Toen draaide ze zich om naar de autodeur en stapte uit, voor ik een woord uit kon brengen. Ze stak een hand op ten teken van afscheid en liep naar de deur. Verbijsterd zag ik dat ze onder een bloempot een oude sleutel vandaan haalde en de deur opende. Beck draaide zich nog een keer om, zwaaide nog een keer naar me en stapte toen naar binnen en trok de deur dicht.

Ik draaide de auto en reed terug naar school. Op de parkeerplaats, naast zijn auto, stond Thomas. Ik parkeerde, stapte uit en liep recht op hem af. Ondertussen viste ik de foto uit mijn tas. Ik zou het hem gewoon vragen. Thomas keek me recht aan, zonder een spoortje van zijn gevoelens op zijn gezicht, maar ik wist dat hij wist wat ik zou gaan vragen.

Stranger (OUD VERHAAL)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu