gevangen onder de sterren

44 8 3
                                    

Noord-Korea

Door het kleine raampje, boven in de muur, kan ik de sterren zien.

Ze geven me hoop. Ze herinneren me eraan dat het niet altijd zo zal blijven. Dat het ooit beter wordt in dit leven, of in een nieuw leven ...

Ik zit hier nu al bijna zes maanden in deze cel. Zes maanden van wanhoop en pijn. Zes maanden van eenzaamheid en verdriet. En dat allemaal door de denkwijze van de regering. Een denkwijze waaraan niemand mag twijfelen. En wie dat wel doet? Die wordt uit de weg geruimd. Je kan tegen niemand openlijk je mening vertellen en niemand vertrouwen, want die iemand zou zomaar een spion kunnen zijn.

Het klinkt misschien wat overdreven, maar dat is de gang van zaken hier. Er worden bijna dagelijks mensen opgepakt die door spionnen zijn verklikt. En ik kan het weten, want ik heb het vanaf de eerste rij mogen meemaken ...

...

Het is vroeg in de ochtend. Net als alle andere zondagen lopen we naar het huis van mijn grootouders. Daar gaan ook mijn nonkel en tante elke zondag naartoe met hun gezin. Zelfs tijdens jangma, het regenseizoen dat elk jaar over ons land trekt. Mijn oma maakt voor ons een lunch klaar en dan trekken we met z'n allen het bos in. Niet zomaar honderd meter, maar een paar kilometer. Totdat we ver genoeg van alles en iedereen zijn. Totdat niemand ons nog kan zien of horen. Daar halen we een kist onder de begroeiing vandaan en maken het slot open. In die kist zitten boeken, verboden boeken. Als iemand deze ooit te pakken zou krijgen, zou de ramp niet te overzien zijn. We pakken ieder een boek uit de kist en gaan in een cirkel zitten. En dan beginnen we te praten, fluisterend. Het is een gewoonte geworden, ook al is de kans klein dat iemand ons hier zou kunnen horen. Het blijft een geheim, iets wat eigenlijk niet mag, en daar praat je niet zomaar hardop over. Het zou zomaar eens kunnen dat er iemand voorbijwandelt en ons hoort praten, en dan zijn we erbij.

Opeens krijg ik een akelig gevoel in mijn buik, een soort tinteling, alsof iemand naar me kijkt, en nog voor ik me omdraai, hoor ik het geritsel al. Ik spring op en zet snel een paar passen naar achter. In het bos achter ons is een donkere schaduw te zien, die haastig maar stil door de begroeiing beweegt. Met een bonzend hart zie ik hoe de silhouet steeds dichterbij komt. Tot er een streep zonlicht op zijn gezicht valt. De spanning glijdt van mijn schouders af en de angst maakt plaats voor blijdschap. De schim verandert stilaan in een jongen van mijn leeftijd, zeventien jaar. Minho.

Hij hoort niet bij onze familie, maar woont al een tijdje trouw onze bijeenkomsten bij. Ik kijk nog steeds naar hem en als hij naar mij kijkt, verschijnt er een glimlach op zijn lippen. Ik besef dat ik zit te staren als Mi-Cha me een por in mijn zij geeft. Ik schrik op en kijk haar glimlachend aan. Ze is twee jaar jonger dan ik, maar ze kent me als geen ander. Ze is mijn nichtje, dus we brengen heel wat tijd met elkaar door. Ze knipoogt naar me en ik draai me terug naar Minho, die intussen nog maar een paar meter van ons verwijderd is. Ik loop naar hem toe en stort me in zijn armen.

'Hey, Shin,' fluistert hij zachtjes in mijn haar, 'ik heb je gemist.'

'Ik jou ook.' En ik kijk hem in zijn ogen. Ze zijn warm bruin en kijken me stralend aan.

Dan laat hij me los en trekt me aan mijn arm mee terug naar de kring, waar iedereen ons zit aan te staren. Ik begin te blozen en sla snel mijn ogen neer. We gaan zitten en vervolgen onze bijeenkomst. Alleen kan ik me niet meer zo goed concentreren, met Minho naast me. Ik voel dat hij naar me kijkt, net zoals ik het voelde toen hij eraan kwam, nog voor dat ik het kon horen. Ik kijk met een schuin oog naar zijn handen, die in zijn schoot liggen. Ze zijn mooi gebruind en hij heeft een litteken net onder de knokel van zijn rechterduim. Ik slik een brok in mijn keel weg en probeer me terug te focussen op wat er gezegd wordt, maar het lukt niet echt. Ik kijk door mijn wimpers naar zijn gezicht en zie dat hij glimlachend naar me zit te kijken. Langzaam haalt hij zijn hand uit zijn schoot en legt die naast zich in het gras. De boodschap is duidelijk. Ik haal mijn handen, die in mijn schoot liggen, uit elkaar en leg ze zachtjes neer in het gras. Dan voel ik zijn hand op de mijne. Mijn adem stokt in mijn keel en er schiet een vonk door mijn lichaam. Voorzichtig draai ik mijn hand om, zodat onze handen zich in elkaar verstrengelen.

gevangen onder de sterren (kortverhaal)Where stories live. Discover now