9. De Dood wordt vermoord

1.9K 7 0
                                    

Verdoofd worden is nooit leuk. In de periode dat je onder zeil bent gebeuren er waarschijnlijk dingen die je wakker niet echt plezierig zou vinden en tegen de tijd dat je weer bij bewustzijn komt ben je een heel stuk van de tijd kwijt en voel je je slap en moe en misselijk. Dat had ik dus ook, alleen in mindere mate. Betekent niet dat het er leuker op werd.

   Langzaam werd ik wakker. Mijn ogen flikkerden even open, gingen toen weer dicht en toen weer een stukje open terwijl ik door mijn wimpers keek om te zien waar ik was. Mijn maag kwam in opstand alleen al omdat ik wakker werd en ik voelde me zo slap alsof ik een paar eeuwen niet geslapen had. Ik zag door mijn wimpers heen dat ik in een kamer lag met een laag, donkerrood plafond en muren met de helft houten panelen en de onderste helft rood stoffen behang. Ik draaide me met ongelofelijk veel moeite om om verder te slapen, maar ik had mijn ogen nog niet dicht of ik dacht ‘rood plafond?’. Ik draaide me weer terug en deed mijn ogen helemaal open terwijl ik me tergend langzaam en met heel veel moeite overeind werkte. Ik wreef de slaap uit mijn ogen, wat niet echt een succes was want mijn ogen gingen alleen maar pijn doen maar voelden niet minder moe aan, en keek in het rond. Ik zag dat het plafond niet echt laag was, maar dat ik in een hemelbed met een rode hemel gedumpt was. Donkere kamer met panelen en stoffen behang, eikenhouten meubelen en grote ramen met roodfluwelen gordijnen. Stijlvol, dat zeer zeker, maar niet bekend. Waar was ik in hemelsnaam beland? Misschien was ik wel dood, want ik wist zeker dat in de hemel deze stijl aangehouden werd. Klassiek, barok. Altijd goed.

   Ik sloeg de dekens van me af en ging op de rand van het bed zitten en toen spoelde er een golf van duizeling over me heen. Ik sloeg een hand voor mijn hoofd en bleef met ogen dicht zitten tot het weg ging. En toen viel me op dat ik een pyjama aan had. Een mega lang ouderwets nachthemd. Dat was gewoon al de tweede keer dat iemand me ongevraagd andere kleren aangetrokken had. Ongelofelijk toch.

   Ik stond op en keek de kamer rond. Boekenkast, stoel, bank, schaakbord, een klavecimbel in de hoek… hmm, dit was echt de hemel. Maar nog één ding, waar was de kledingkast? Want ik zou zeer zeker niet in dit ding rond blijven lopen. Maar ik zag echt geen andere kast. Ik liep een beetje rond, zag wel twee deuren… en toen ging er een lichtje branden. Ik trok één van de deuren open en bingo, het was een inloopkast. En ik ging dood. Het werd me bijna allemaal een beetje teveel. Want het was niet gewoon een inloopkast, het was een inloopkast. In de vorm van, loop binnen want hier is ruimte genoeg! In de vorm van, kijk, we hebben zelfs wat stoelen neer geplant voor het geval je moe wordt van al dat lopen! In de vorm van, we hebben gewoon je even een hele kamer vol kleding gegeven! Ik liep er meteen weer uit. Het was om misselijk van te worden. Zoveel kleren, zoveel kleuren. Bah. Maar ik zou toch iets aan moeten dus dwong ik mezelf weer terug te lopen. Ik trok de goedkoopst uitziende zwarte dingen van de haakjes die ik kon vinden en verliet de ruimte toen weer. Snel kleedde ik me om en moest toen weer terug voor schoenen. Zwarte hi-tops hadden ze niet. Zucht. Dan maar een paar zwartleren schoenen, als er niks beters was. Ik rolde de mouwen van mijn blouse op en zag ineens de cijferreeksen die ik op mijn arm gekrabbeld had. Ze waren bijna uitgewist dus ik zocht een papiertje en een pen, en dat was nog best moeilijk want waar moet je zoeken in een onbekende kamer, en schreef ze daarop neer. Ik stak het papiertje in mijn zak en wou toen naar de andere deur lopen, maar ik kon de verleiding even op het klavecimbel te spelen echt niet weerstaan. Ik bedoel, weet je wel hoe een geweldig instrument dat is? Dus ik ging zitten, speelde even wat en toen ging de deur open en toen ik me omdraaide zag ik dat ik binnengekomen was. Dat is best raar hoor. Ik sprong op en wist niet precies wat ik moest doen. Ze glimlachte minzaam.

“Rustig maar hoor, ik doe je niets… nog niet.” Ja daar werd het ook echt gemakkelijker door. “Je speelt goed, trouwens. Wellicht niet zo goed als mij, maar je komt in de buurt.” Ik fronste. Zij kon niet beter spelen dan ik want ze was mij.

VAMPWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu