R26

By Leen-ieh

9.5K 648 91

More

R26
Hoofdstuk 1 - Gewoon de beste
Hoofdstuk 2 - Dansen door Geschiedenis
Hoofdstuk 3 - Problemen?
Hoofdstuk 4 - Koningin der Dans
Hoofdstuk 5 - Liefde Voor Eigen Ras
Hoofdstuk 6 - Kennismaking Met... Mij
Hoofdstuk 7 - Robot, Robot & Een Hoop Mensen
Hoofdstuk 8 - Alleen in de Oceaan
Hoofdstuk 9 - God of Monster?
Hoofdstuk 10 - Vriend of Vijand
Hoofdstuk 11 - Zoals Vroeger & Toekomst Ontmoeten
Hoofdstuk 12 - Dansen tot het Leven
Hoofdstuk 13 - Ken ik je dan?
Hoofdstuk 14 - Kom terug
Hoofdstuk 15 - Hard en Stoer
Hoofdstuk 16 - Het Kan Anders
Hoofdstuk 17 - Schat, weet je...
Hoofdstuk 18 - Ik wil... Wil ik jou?
Hoofdstuk 19 - Thuis...?
Hoodstuk 20 - Pijn
Hoofdstuk 21 - Verliefd op een Lastpost
Hoofdstuk 22 - Lieve, Kleine Leugentjes
Hoofdstuk 23 - Toch geen vrienden?
Hoofdstuk 24 - Ons Leven
Hoofdstuk 25 - Laat Niet Gaan
Hoofdstuk 26 - Is Er Een Dokter In De Zaal?
Hoofdstuk 27 - Iemand Om Voor Te Sterven
Hoofdstuk 28 - Levens Redden
Hoofdstuk 29 - Geesten
Hoofdstuk 30 - Verkeerd Spelletje
Hoofdstuk 31 - Hatelijk
Hoofdstuk 32 - Superman Redden
Hoofdstuk 33 - Liefde als Remedie
Hoofdstuk 34 - Dit is wie ik ben
Hoofdstuk 35 - Rennen naar Liefde
Hoofdstuk 36 - Ver van Huis (Deel 1)
Hoofdstuk 36 - Ver van Huis (Deel 2)
Hoofdstuk 37 - Mag ik me Verwonderen?
Hoofdstuk 38 - Voortouw nemen
Hoofdstuk 40 - Vechten
Epiloog
Woord van de auteur

Hoofdstuk 39 - Was ik geboren om te sterven?

132 9 4
By Leen-ieh

Feet don't fail me now
Take me to the finish line
All my heart, it breaks every step that I take

(Lana Del Rey - Born to Die)

(Kimberley)

'Wat zeg je?!' Ik krimp een beetje in elkaar. Ward ziet er kokend uit, maar het was hij niet die tegen me uitviel. Dat was Erik. 'Sorry,' wil ik zeggen, maar hij laat met niet uitspreken. 'We hebben wél een doel, iets waar we naartoe kunnen,' zegt hij doelgericht. Dat had ik niet verwacht. Hij heeft gelijk - wat loop ik hier depressief te doen. Maar toch, ik weet niet waar Vince is. Ik weet dat hij hoogstwaarschijnlijk in Sector A zit, onder de stad in de donkere gevangenisgangen van het Leger. Maar hoe we daar binnen kunnen... Het ondergrondse gangenstelsel is hét best bewaakte gebied van onze maatschappij. 'We gaan Vince zoeken, depressieve roestbak! Jezus, waarom zijn we anders vertrokken?' Dat is waar. Ik heb ze meegesleept hierin, dus ik kan het beter afmaken. Mary kijkt me hartverwarmend aan, dat bemoedigd me. Ik haal diep adem - wat eigenlijk slecht is voor mijn lichaam, maar me op dit moment echt niks kan schelen. 'Oké,' zeg ik stevig, vol nieuwe moed. 'We gaan er voor.' Ik kijk naar de lucht. Ik had het me nog niet eerder afgevraagd, maar hoe zouden deze mensen overleven? Hebben ze ook zuurstofpillen? Met die stalen Ozonlaag snap ik ook niet waarom het gras hier zo groen is... waarom het leeft... En de lucht... ligt het aan mij, of is die echt blauw? Mary volgt mijn blik. 'Vreemd, hè?' Ik knik.'Dat komt omdat de Ozonlaag niet overal is. Hier is ze... neergehaald, denk ik. Nou, niet "neergehaald", maar eerder nooit gebouwd - geloof ik.' Huh?
'Hoe is dat mogelijk?' Ze haalt haar schouders op. 'Je weet dat dit gebied nooit van Eerste Stuurman Detector Buys is geweest, misschien heeft het daar mee te maken.' Het zal wel.
'Tijd om te gaan,' besluit Ward en hij begint met stappen. Harry is al die tijd stil geweest en hij volgt zijn vriend, ze raken in gesprek. Erik blijft bij ons lopen, terug naar de Transporter. 'Jij weet hoe dit werkt?', vragen ze aan mij. En ik knik, het is nog niet zo lang geleden dat ik de mensen hierheen heb gebracht. Waarom lijkt het dan een eeuwigheid dat ik Vince niet gezien heb? 'Ga er op staan,' beveel ik. Ze gaan samen in een kringetje staan en vooraan neem ik mijn plek in, zodat ik de coördinaten kan ingeven. 'Wacht,' zegt Ward voordat ik het kan bevestigen. 'Waar gaan we eigenlijk naartoe?'
'Naar Sector A.'
'En dan? We hebben geen duidelijk plan.' Ik laat mijn hand op mijn schoot vallen en draai me naar hem om. Hij bevestigt wat ik al die tijd al dacht, totdat Erik me nieuwe moed insprak.
'We moeten Vince vinden. Ik heb een idee waar hij is. Maar eerst moet ik mijn onke... vader opzoeken.' Ik heb hem lang genoeg uit mijn hoofd geband. 'Misschien vinden we daar ook onderdak,' voeg ik er aan toe. Mijn team lijkt te denken, maar ik geef ze niet veel tijd, want nadat ik ben uitgesproken druk ik al op de knop en vliegen we van onze voeten, alles wordt wazig en draait en bijna heb ik het gevoel dat ik ga flauwvallen, maar dan is alles gedaan en staan we in de donkere schaduw van de Ozonlaag. Ons nachtzicht staat op scherp, zo kunnen we zien dat er niemand in de buurt is. Gek, je zou toch verwachten... 'Bukken!', sist Erik, hij duwt me tegelijk op de grond - net als ik een lamp opmerk. Lampen? Sinds wanneer werken de lampen? Ik weet dat de straatlampen geregeld werken, maar deze lampen? 'Wat zijn...' Erik gebaart dat ik moet stil zijn, dus dat doe ik. We kruipen over de koude kasseien van de grond, ik volg Erik - die ons naar een steegje brengt. Onderweg merk ik het putdeksel op dat naar de gangen van de Koepel leidt... Focus, Kim, focus.
Eens we in het straatje zijn, gaan we terug rechtstaan. Mijn groep kijkt me verwachtinsvol aan en ik weet wat ze willen horen. Het plan, de weg, iets dat zekerheid biedt. Wat zijn we roekeloos begonnen aan dit plan! Ik kan mezelf wel voor het hoofd slaan... Maar we moeten er het beste van maken: 'Kijk, mijn vader woont hier enkele blokken vandaan. Als we ons haasten kunnen we er in een halfuur zijn, maar we mogen niet roekeloos worden.' Ik zwijg even, maar ze zeggen niks. Dus ik praat verder: 'We moeten vandaag nog Vince bevrijden, gehoord? Dat kan geen dag langer wachten. Als ik het bij het juiste eind heb, dan is Vince nu al half d... dood.' Het idee... 'Volg me.' Ik neem de leiding en kies de donkerste steegjes uit. Hier en daar komen we wat anderen tegen, maar die lijken ons - mij - niet te herkennen. Vreemd. Terwijl we zo normaal mogelijk langs de robots wandelen, spookt er maar 1 vraag in mijn hoofd: hebben ze geen opsporingsbericht verstuurd? De vraagt blijft rondspoken in mijn hoofd totdat we bij het appartementsblok van mijn vader staan, zonder er een antwoord op te vinden. Ik doe de deur open en spring de trap op - twee treden per keer. We zijn er zo en pas als ik voor zijn deur sta, besef ik dat ik nogal ongelegen kom. Misschien is hij niet eens thuis. Het is uiteindelijk Ward die klopt en de deur wordt nog geen minuut later opengedaan.
'Ik wist dat je ging komen.'

Dat had ik niet verwacht, om eerlijk te zijn. Andreas ziet er verrassend goed uit, ik had gedacht dat het Leger hem wel onder handen had genomen, maar gelukkig is dat niet zo. 'Andreas!' Hij glimlacht naar me. Ik heb hem niet 'vader' genoemd, maar het kwam er uit voordat ik er erg in had. Hij lijkt het niet erg te vinden, denk ik. 'Kom snel binnen.' Dat doen we. Binnen zitten een vijftal robots, vrienden van Andreas, die ons glimlachend aankijken. Verwachtingsvol, ook. Ik had niet anders verwacht. Trillend glimlach ik terug. Shit, ze verwachten iets van me. Ik voel dat Mary mijn hand weer eens vastpakt. Jezus, waarom voelt ze mij zo goed aan? Ik heb nog nooit zo'n robot gekend. 'Hallo allemaal,' zegt Erik in mijn plaats. Ze murmelen allemaal elk iets terug. 'Wij zijn hier...' Dan kijkt hij naar mij. Ja, waarvoor zijn we hier eigenlijk? Op dat moment besluit ik om mezelf bijeen te rapen en zelf te praten. 'Dank je, Erik, maar vanaf nu zal ik het wel uitleggen.' Hij knikt naar me, als een soldaat die een bevel van zijn commandant opvolgt en zet een stap achteruit. 'Uh... hallo iedereen.' Dan besef ik dat Erik dit al gezegd heeft en schraap ik haastig mijn keel. 'Ik ben Kimberley, dit is Erik. Dat zijn Mary, Ward en Harry.' Ik wijs ze één voor één aan. 'We zijn hier omdat we jullie hulp nodig hebben. Ik zal jullie het hele verhaal besparen, maar ik denk dat jullie wel snugger genoeg zijn om te weten wat dat inhoud.' Ze knikken bevestigend. Het komt bij me op dat Andreas ze vast al ingelicht heeft. Zo veel te beter. 'Ik ben dit niet gewend, allereerst. Maar ik zal mijn best doen. Jullie weten wat het plan is?' Hier blijven ze onbewogen zitten. 'Oh, natuurlijk. Mijn fout.' Andreas heeft al in geen twee weken iets van me gehoord, geen wonder. Ik begin verstrooid te worden... 'Dus... Jullie kennen Vince vast niet, maar hij zit gevangen in de tunnels van het Leger. En we... We moeten hem bevrijden. Vanavond nog.' Geen reactie. De 5 mannen kijken me aan, alsof ze meer verwachten. Ik staar terug. Ze zien er allemaal hetzelfde uit, zoals bij de meeste robots, maar de een mist een oog en de ander zijn neus staat scheef. Nog een andere heeft roest aan zijn oren en de robot naast hem heeft maar één hand. De laatste is een jongere robot, iets ouder dan ik - grof geschat. Hij kijkt me aandachtig aan en ik hem. Er lijkt niks mis te zijn met hem. Bijna wil ik gaan vragen waarom hij hier is, maar dan neemt de jongen zelf het woord. 'Je wilt dat wij,' hij gebaart naar het groepje ongeregeld, 'de tunnels van het Leger overnemen.' Hij legt een extra nadruk op 'het Leger'. Droogjes knik ik.
'Dat is het plan, inderdaad.' Hij lijkt te gaan lachen, maar houdt het nog net in. 'Wat is je naam?'
'Alexander.' Ik kijk naar de volgende. 'Greg.' De andere drie heten Hasan, Leonce en Yben.
'Aangenaam. Maar om even terug te komen op het vorige, Alexander. Wat stel jij dan voor?' De jongen lijkt er over na te denken. Terwijl de man die een oog mist, prutst aan de scheve neus van de ander gaat Erik zitten. Hij maakt het zich gemakkelijk en ik neem het hem niet kwalijk. Al bij al moeten mijn vrienden het kunnen bevatten dat ze eindelijk weg zijn uit dat menselijke oord. Dat moet ook heel wat zijn. 'Ik stel voor dat je jezelf overgeeft.'

* * *

'Wat?!' Daar gaat de rustige sfeer van nog een twee seconden eerder. Opeens is iedereen er met zijn gedachten bij - zelfs degene met roest aan zijn oren. Andreas kijkt ook verbaasd op. 'Alexander, dat is geen goed idee.' Hij fronst en gaat verder: 'Hoe kom je er zelfs bij. Dat is levensgevaarlijk.'
'Het is zij dood of wij allemaal.' Alexander haalt zijn schouders op. Ondertussen staar ik geschokt voor me uit. Ik had er nog niet aan gedacht - maar het is waar. Als ze allemaal meegaan, zullen er meer doden vallen. Shit, hij heeft echt gelijk. Terwijl ik steeds meer over zijn plan nadenk, discussiëren ze steeds heviger. 'Neen, Alexander! Ze is nog steeds mijn dochter! Mijn oude leven stelt toch niks meer voor, dat van haar moet nog beginnen!'
'Ja, dat is waar. Andreas heeft gelijk. Doe niet zo belachelijk.' Dat is Mary.
'Ik snap Alexander wel, maar als je je eigen huid wilt redden, waarom zit je hier dan?' De jongen haalt zijn schouders op. 'Ik heb zo mijn eigen redenen.' Ik kijk even snel naar hem, lang genoeg om de staalharde blik te zien in zijn ogen. Ik bedoel, we zijn robots, we zijn van nature hard. Maar er is nog een verschil.
'Ik doe het.' Stilte. Dan een symfonie van geluiden: 'Neen!'
'Wat?!'
'Dat is gestoord, Kimberley!'
'Neen, Kim, we hebben je nodig!'
'Ik help je en je zult me niet tegen spreken.' Dat is Andreas. Ik kijk als eerste naar hem.
'Andreas, vader, hij heeft gelijk. Als ik Vince wil bevrijden zal ik mezelf er eerst levend moeten krijgen voordat ik hem van hulp kan zijn.'
'Je overleeft dat niet,' gromt hij.
'Misschien niet, maar het valt te proberen.'
'En dan? Nadat je binnen bent? Denk je dat ze je niet ontwapenen? Dat ze je vlak voor zijn cel zullen plaatsen? Hah!' Kwaad snuift hij en zet hij zich af van het deurframe waar hij al de hele tijd tegen leunde. 'Je gaat niet, begrepen? Niet.'
'Maar het zijn jullie die me naar binnen brengen. Snap je het dan niet? We ontwapen de bewakers eerst - dat lukt gemakkelijk. Daarna brengen jullie me binnen. Ward en Harry kunnen dit anders doen, zij zullen in hun rol blijven. Ze brengen me naar waar ik ook naartoe moet worden gebracht et voilà!' Andreas laat het allemaal bezinken. Het is een goed plan, dat weet ik gewoon en dat kan hij ook niet ontkennen. Maar hij is en blijft mijn vader en die is bezorgd om mijn veiligheid. Hij blijft protesteren, maar Erik onderbreekt hem. 'Ik wil ook wel helpen. Ik heb wat onderzoek gedaan, ik weet hoe de tunnels eruitzien.' Ik moet haast glimlachen bij het horen van dat goede nieuws. 'Het enigste probleem is: het is wat verdacht dat je jezelf gewoon gaat aangeven.' Dat is waar, kan ik niet ontkennen. Ze zullen sowieso iets vermoeden.
'Het valt ook niet te ontkennen dat ze me willen, toch? Liever in de cel dan op straat.' Dan komt Mary met het miraculeuze idee om mijn magere argument te dekken: 'Wat als we het nu gewoon als een ongeluk laten lijken in de plaats van kwaad opzet? Dan vermoeden ze toch niks?' Ik hap naar adem. Dat is het!
'Dat is het!', zegt Harry luidop - die tot nu toe nog niks had gezegd. Ik glimlach stralend naar Mary. Wat een hulp! Maar dan komt Andreas er tussen: 'Daar komt niks van in! Wat haal je jezelf nu eigenlijk in je hoofd?! Ben je opeens stom geworden of zo?! NEEN!' Ik krimp ineen bij zijn woorden. Ik had grove woorden verwacht, maar ze kwetsen me toch. Het ergste is nog dat hij het niet snapt. Ik moet dit doen, voor Vince. En voor mezelf, want langzaamaan begin ik mezelf ook te verliezen. Ik ben niet meer hoe ik was. Stoere, gevoelloze, mensenhatende Kimberley R26 is verdwenen. Sinds wanneer ben ik zo gevoelig, daar word ik gek van. Zodra Vince bevrijd is, laat ik wat menselijke gevoelens weghalen, zonder aarzelen. Maar Liefde en Vreugde niet, die zijn mooi. 'Vader.' Hij loert naar me, maar ik wil nu niet meer terug trekken. 'Laat me gaan. Dit is het juiste, dat voel ik. Dit is voor Vince.'
'Je hebt al zoveel gedaan voor Vince...', mompelt hij weemoedig. Het breekt zowaar mijn hart, maar ik zet door. 'Laat dit dan de laatste keer zijn.' Ik weet dat ik gewonnen heb. De groep staat achter me, ook al hebben ze dat niet rechtstreeks gezegd.
'Ik vertrek vanavond nog.'

Mijn groep groet me - dit is geen vaarwel, maar een tot ziens. Harry, Erik en Ward zullen me volgen, maar natuurlijk op een afstandje. Ik drink nog een laatste blikje olie op en ga dan de deur uit. Andreas staart me melancholiek na. Ik probeer er zo weinig mogelijk aan te denken, want dat zal me alleen maar afleiden. Hij is er niet zeker van en dat doet me twijfelen aan mezelf. Maar ik blijf me concentreren op mijn missie: met opzet een ongeluk creëren. Dat moet lukken. Bijna moet ik lachen. 'Tot straks,' zeg ik nog tegen een deur.

Ik weet ongeveer waar de Soldaten zich bevinden, dus lang moet ik niet zoeken. Het plan kan van start gaan. Vluchtig neem ik de omgeving in me op: er is niemand, dus ik mag vrijuit schieten. Een luid schot schiet de nacht in en er is geen aarzeling mogelijk: de Soldaten komen mijn richting al uit. Ik blijf nog net lang genoeg staan zodat ze me zien, als een vage schim en schiet dan weg. Onderweg schiet ik nog wat kogels af en zie triomfantelijk toe hoe ze me op te hiel volgen. En ik weet dat ik ze voor kan blijven, maar dat doe ik niet. Het zit nog in me! Nog een laatste kogel in hun richting en dan... met een knal word ik tegen de grond gedrukt en ik kerm het uit van de onverwachte pijn. 'Stop, stop! Ik ben geen mens!', tier ik als een krankzinnig wijf. Hij laat me niet los, de Soldaat die boven op me ligt, staart me enkel aandachtiger aan. Ik toon als bewijs mijn tatoeage - dat ook niet veel goeds voorspelt. R26 wordt gezocht. Ik zie het aan zijn houding als hij mijn tatoeage aanschouwt. Ze hebben dus toch een opsporingsbericht rondgestuurd. 'Je bent Kimberley R26 en dat komt op hetzelfde neer.' Ik lach - een geluid dat ook bij een kranzinnig en gemeen wijf zou horen. Alsof het grappig is dat ik dood zal gaan. De Soldaat blijft ongemakkelijk op me liggen en ik staar naar zijn ogen - die onder een donkere bril verscholen zijn. Het lachen is me vergaan, ik ben opeens doodserieus. 'Neen, dat is helemaal niet hetzelfde. Vergelijk me nog één keer met een mens en ik schiet je dood. Begrepen?' Bijna gaat hij knikken, maar het daagt hem dat hij eigenlijk het bevel over mij heeft en ik niet over hem dus hij doet niks.
'Ik heb haar!', roept hij eindelijk. Jongens, zit deze gast bij het Leger? Het is vast nog een groentje. Waarschijnlijk zijn eerste missie. Hij zal rijkelijk beloond worden voor zijn vangst. Even later komt er een grote groep om ons heen staan en binden ze me vast. Ik hoop maar dat drie van hen mijn vrienden zijn. Anders zou dit inderdaad verkeerd kunnen gaan. 'Zo, je hebt me. En wat ga je nu met me doen?', vraag ik zo uitdagend mogelijk. Als reactie op mijn vraag worden mijn polsen vastgebonden en krijg ik een zak over mijn hoofd. Een tel later lig ik neer en word ik opgetild. Ze dragen me verder. Het duurt ongeveer een kwartier, maar dan hoor ik hoe er poorten opengaan. Onderweg is er niks gezegd geweest, behalve dan af en toe wat gefluister. Maar dat was het. Het luide geknars van de poort is het eerste wat ik hoor sinds een kwartier en ik verschiet er van. Het lijkt wel alsof de nacht openkraakt, zo luid komt het over. De nachten in Sector A zijn altijd zeer stil, het is in Sector P waar het meeste lawaai is. 'Gooi haar naar binnen.' Met een onverwachte zwaai word ik op de grond neergegooid en een kreun ontsnapt me de lippen. Wie dat ook was, hij heeft een sterke zwaaiarm. Ik kan de zak niet van mijn hoofd halen, dus ik lig ongemakkelijk te spartelen op de koude en ietwat vochtige grond. 'Hallo?', vraag ik uiteindelijk droog. Geen antwoord, dat had ik wel verwacht. Waar zou ik zijn? 'Hallo?', herhaal ik opnieuw, wat luider deze keer. Het is donker voor mijn ogen, ik zie niks van licht. Ook mijn nachtzicht kan niks ontwarren, behalve de vage schaduwen van de zak op mijn hoofd. De poort gaat terug dicht met eenzelfde luide gekraak, maar deze keer lijkt het niet alsof de hemel opensplijt. Meer als een roestig slot. Tijdens dat geluid blijf ik roerloos liggen. Wachtend op... iets. Ja, ik wacht op iets. Maar op wat?
En dan hoor ik het: geschuifel. Geschuifel en een spottend gegrinnik. Ik ken die stem... het is... het is... Dat is Tweede Stuurman Camèra. Dat nare lachje van hem. Ja, dat is zonder twijfel hem. 'Kimberley, Kimberley, Kimberley... Daar ben je dan. Toch niet zo'n talent als eerst gedacht, heh?' Je zou eens moeten weten, klootzak. Ik geef geen reactie. 'Maar hier ben je dan uiteindelijk. Ik moet zeggen dat het me eigenlijk niet verwonderd. Zonder Vince ben je niks, hé? Ik zie het wel aan je houding, je bent... kleiner.' Kleiner? Wat zegt hij nu? Ik voel me anders, maar daardoor ga ik me nog niet kleiner voelen? Ik rol met mijn ogen en wil bijna gaan zeggen dat hij deze onzin achterwege moet houden. Maar dan hoor ik het geluid van een pistool en ben ik toch maar stil. Mijn handen zitten op mijn rug, daar kan ik niet veel mee uithalen. 'Gaan we dit snel doen of op de trage manier?' Ik heb het meteen door: hij wil me dood.
'Jouw dood zal een zéér trage zijn,' kondig ik vol haat aan. Het is het eerste wat ik zeg en hij moet er werkelijk om lachen. Dat doet mijn bloed koken. Nou ja, mijn spreekwoordelijke bloed dan.
'Ach, Kimberley. Wat lief van je.' Met een ruk wordt de zak van mijn hoofd getrokken. Er is geen licht, maar ik zie wel waar Camèra staat. Ik wil rechtop zitten, maar het lukt me niet. Een klik schiet de kamer door. En het kwam niet van het pistool. 'Tut tut, dat zou ik laten.' Wat was het dan? Snel kijk ik om me heen. Ik ben in een donkere kamer, zonder ramen. Het enige wat er is, is de poort op zo'n drie meter van mij. En onder me ligt een grote en sterke magneet. Ik word aan de grond gezogen. Shit, dat is pech hebben. Ik draai mijn hoofd naar Camèra. 'Waar is Vince?', vraag ik direct, zonder omweg. Ondertussen probeer ik me los te rukken van de grond, maar alles blijft stevig op zijn plek. Mijn polsen liggen netjes onder mijn billen, dit is een erg ongemakkelijke houding.
'Niet hier,' is zijn antwoord. Frustrerend!
'Waar dan wel?'
'Dat zul je straks wel zien.' Aha, dat is nuttige informatie. Ik blijf dus zowel leven als dat ik Vince ga zien. Beter kan niet.
'Wat doe ik hier dan?'
'Iedereen die opgepakt wordt, krijgt een ondervraging. Standaardprocedure.' Als die altijd door de Tweede Stuurman gevoerd wordt, is nog maar de vraag. 'Dus we zullen er maar eens aan beginnen.' Ik zie hem bewegen, hij gaat recht voor me op zijn hurken zitten, maar ik kan hem niet recht aankijken omdat mijn hoofd aan de magneet kleeft. 'Wat doe je terug in de stad?' Denkt hij dat ik daar op ga antwoorden? Dan is hij nog dommer dan hij eruit ziet! Ik houd mijn mond dicht. Dat komt me duur te staan, opeens trekt de magneet hard aan me - als dat zelfs mogelijk is. Ik voel dat mijn lichaam zich opspant, maar ik geef geen krimp. Het doet pijn, maar pijn is slechts een gedachte. 'Ik vroeg je wat, verroeste kut.' Verroeste kut? Noemde hij me echt zo? Deze man durft. Het zal hem zwaar komen te staan. 'Of wil je dat je lieve vriendje sterft door jouw domme gedrag?' Ik weiger om iets te zeggen, maar nu maakt hij het me wel moeilijk. Gaat hij Vince iets aandoen? Hij zou het eens moeten proberen. 'Wat doe je in de stad, Kimberley? Je bent niet slim, maar zo dom nou ook weer niet.' De magneet blijft trekken, ik hoor hoe de huid aan alle kanten scheurt. Dat doet op zich geen zeer, maar het geluid bezorgt me maar een naar gevoel. 'Kimberley? Een antwoord graag.' Als ik geen antwoord geef, gaat hij staan en hoor ik hoe hij op een knop drukt. Niet veel later komen er drie personen de kamer binnen door een luik in de grond dat ik niet gezien had: twee stevig gebouwde bewakers en... Vince. 'Vince!', schreeuw ik - uit vreugde, maar ook uit bezorgdheid. Hij meende het dus. Camèra zal Vince iets aandoen als ik niet meewerk. Wat een klote situatie. Ze drukken hem op de grond, maar het lijkt wel alsof Vince dat uit zichzelf ook zou doen. Hij is... slap, levensloos bijna. Wat scheelt er met hem? 'Wat hebben jullie met hem gedaan?', wil ik weten. Camèra grijnst duivels, dat betekent niet veel goeds. 'Die vraag zal ik beantwoorden als jij die van mij beantwoordt.' Slim gespeeld, Camèra. 'Dus... Wat doe je in de stad, Kimberley? Laatste keer.' Ik draai mijn hoofd weg van Vince, naar de poort toe. Of dat probeer ik tenminste, door het trekken van de magneet lukt het me maar half. De poort is sterk beveiligd, daar raak ik niet zomaar door. Het zal dus via de tunnels moeten. Als ik hier ooit al wegraak. Maar een plotse klets doet me opschrikken uit mijn bekokstovingen. Het is Vince, hij heeft een klap gekregen van Camèra. Zijn hoofd slaat naar achteren, zijn oogbollen rollen even weg. Ik hoor hoe hij kreunt en instinctief roep ik: 'Vince!' Weer krijg ik geen reactie. 'Dit is pas het begin, Kimberley. Wil jij verantwoordelijk zijn voor zijn dood?' Nee, natuurlijk niet, ik kom hem juist redden.
'Nee.' De Stuurman grijnst zelfgenoegzaam. Ik wil de grijns van zijn lelijke smoel slaan, maar op dit moment ligt dat niet in mijn mogelijkheden. 'Dan moet je me even helpen. Wat doe je in de stad?' Even overweeg ik het om weer niet te antwoorden, maar dan zie ik Camèra duivels naar Vince kijken en haastig respondeer ik: 'Ik kom Vince redden.' Vince tilt zijn hoofd wat op - of met andere woorden: hij probeert zijn hoofd op te tillen. 'Vince rédden? Maar Vince is tiptop in orde!' We staren elkaar aan. Hij meent niet wat hij zegt, maar hij geniet van deze situatie. Hij heeft de macht over me. Vluchtig vraag ik me af waar mijn drie vrienden zijn. Harry, Ward en Erik zouden wel eens mogen verschijnen! 'Dus waarom ben je hier?' Deze keer besluit ik om toch maar te antwoorden.
'Dat zeg ik toch. Ik kom Vince redden.'
'Dan ben je wel hard op je bek aan het gaan.' Hij hoeft zelfs niet na te denken over zijn woorden, ze kwamen er zo snel uit - alsof hij ze voorbereid had. 'En waar was je voordat je Vince kwam "redden"?'
'Uit de stad.' Hij fronst zijn wenkbrauwen, alsof hij me niet goed begrijpt. 'Zeg dat nog eens?'
'Uit de stad,' herhaal ik. Hij komt wat dichter bij mij mond.
'Excuseer?'
'Uit. De. Stad.' Ik leg op elk woord de nadruk, alsof ik een klein kind iets moet uitleggen. Maar ik heb mijn laatste woord nog niet uitgesproken of Vince krijgt al klappen. Hij kreunt en slaat dubbel. Ik wil me losrukken, maar de magneet staat dat niet toe. Ik blijf stevig op mijn plek. Nog een klap, deze keer op zijn achterhoofd. 'Geef antwoord!', eist Camèra. Ik blijf Vince doodsbang aankijken, totdat ik er zeker van ben dat hij nog leeft. Nog een klap, eentje die zo te horen nog harder aankomt dan de vorige. 'Laat Vince gaan!', schreeuw ik dus irrationeel. Het slaan stopt.
'En waarom zou ik dat doen?' De Tweede Stuurman wrijft over zijn knokkels - een beetje aanstellerig, want enkel een mens kan hier last van hebben.
'Omdat ik dan zal meewerken.' Wat had ik anders moeten zeggen? Het is even stil in de donkere kamer, Camèra overweegt mijn antwoord. 'Ik vind deze methode leuker, Kimberley. Hier werk je ook mee én kan ik Vince slaan. Alleen maar pret voor mij!'
'Wat win je met Vince te slaan?' Camèra wikt en weegt over wat hij nu voor kwetsend zal zeggen, maar dan is het Vince die voor het eerst iets zegt. Zijn stem kraakt, alsof die snel geolied moet worden. Maar het geeft me toch verliefde rillingen, want het is zijn stem. Zijn sexy hese stem.
'Laat me sterven.' Een ander soort rillingen ontstaan. Het klonk niet als een smeekbede, eerder als een voorstel.
'Vince!', schreeuw ik verontwaardigd. En mij hier alleen achterlaten, zeker? Nee, dank je! 'Dat sta ik niet toe!'
'Kimberley, dat is de beste optie.' Ik wil vragen waarom, want ik snap het helemaal niet, maar dan gaat het luik open en ligt Camèra al op de grond. De twee bewakers zijn op hem gaan liggen. 'Zijn jullie klaar hier?' Eriks stem.

Continue Reading

You'll Also Like

The Maze By The Shadow

Science Fiction

18 3 1
Je passeert geen twee keer dezelfde plaats, ontmoet geen twee keer dezelfde persoon. Dat zijn de regels van The Maze. Er is geen manier om ze te brek...
1 0 1
De toekomst is niet wat het geweest is. Hij is duister, maar kan vermeden worden. Wat wij nu doen beïnvloed de toekomst. Doen wij genoeg?
Ultraviolet By Evita__M

Science Fiction

40K 2.5K 109
Een nieuwe ziekte, de Zwarte Pest, teistert de inwoners van Valis. Kinderen worden verplicht om zich te laten vaccineren, maar dit alles blijkt een l...
865K 45.8K 76
MOMENTEEL HERSCHREVEN TOT CHAPTER 15. - Hoe zou ze nog verder kunnen met haar leven na een afschuwelijke, traumatische ervaring? Hoe zou ze überhaupt...