Van de aardbodem verdwenen

By Karbonkel

1.4K 71 55

Anouk Slagmolen is een jonge vrouw van 22, ze is verloofd met Bas Dekker en heeft een prima leven. Tot ze van... More

Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12.1
Hoofdstuk 12.2

Hoofdstuk 2

107 6 6
By Karbonkel

Twee weken waren voorbij gevlogen, net zo snel als een trein die van de ene naar de andere kant van Nederland reed.

Het was achttien juni, Bas en Anouk waren twee jaar samen. Twee jaar, 730 dagen, 24 maanden en heel wat uren en minuten. Het was een lange tijd, maar het zou langer worden. Veel langer nog.

Het was twee uur in de middag toen Anouk het kleine café in kwam lopen. Ze keek rond, het was klein, knus en gezellig. Het café stond blauw van de rook. Mensen praatte en lachte terwijl Anouk naar tafel zestien liep, zoals ze had afgesproken met Sam Aschman.

Anouk tikte zenuwachtig met haar nagels op het tafeltje, alsof ze haar eerste date had en veel te vroeg was gearriveerd. Na vijf minuten wachten en niks doen kwam er een man aangelopen die tegenover Anouk plaats nam. De man had donker haar en een licht getinte huid. Hij pakte Anouks hand en stelde zich voor als Sam Aschman.

‘Anouk Slagmolen,’ stelde ze zichzelf voor. De man knikte en keek Anouk doordringen aan, met zijn doffe bruine ogen. Ze schatte hem tegen de 40.

‘Vindt u het goed als ik het interview opneem?’ vroeg Anouk. De man schudde zijn hoofd.

‘Daar houd ik niet van,’ zei hij met een Frans accent. Ik vroeg me af of hij echt Frans was, of een halfbloed. Zijn achternaam klonk alles behalve Frans, maar hij praatte als een echte Fransman. Anouk zuchtte en pakte haar tas van de grond. Snel viste ze er een pen en een kladblok uit. Met een klap viel de blauwe tas weer op de grond.

‘Wilt u uw verhaal vertellen, of zal ik vragen stellen?’ vroeg Anouk. Haar blauwe ogen richtte zich op de man die voor zich zat.

‘Ik vertel mijn verhaal,’ zei de man. Ik knikte en bleef de man verwachtingsvol aanstaren. Na een korte stilte begon hij zijn verhaal: ‘ik ben onschuldig veroordeeld en heb een tijdje in de gevangenis gezeten voor verkrachting van een paar meisjes.’

‘Hoe lang heeft u in de gevangenis gezeten?’ vroeg Anouk.

‘Ik zou mijn verhaal vertellen, geen vragen had ik gezegd!’ riep de man geïrriteerd. Anouk schrok van de plotselinge uitbarsting van de man en besloot zich maar stil te houden, ook al was het moeilijk, vragen stellen zat nou eenmaal in het bloed van een journalist. Een journalist moest en zou alles hoe dan ook te weten komen, dus stelde je vragen.

‘Ik had die meisjes nog nooit gezien, maar zijn beweerde van wel. Ik heb nog nooit iemand verkracht en dat was ik ook niet van plan,’ vertelde Sam. Hij stopte even met praten en keek Anouk aan. Anouk zweeg en zag hoe Sam aan zijn broekzak wriemelde; hij was zenuwachtig. Had hij iets te verbergen?

‘Schrijf je wel mee?’ vroeg hij opeens. Anouk knikte. ‘Waarom staat er dan zo weinig?’

‘Ik schrijf op wat ik wil gebruiken in het artikel,’ vertelde Anouk.  De man keek Anouk recht in haar blauwe ogen aan, ze voelde zich helemaal niet prettig in zijn bijzijn. Ze keek constant om zich heen en wilde het liefst weg, weg uit het café.

 ‘Dat jaar in de gevangenis was vreselijk, ik leefde in een hel. Ik was eenzaam en ben al mijn vrienden kwijt geraak. Mijn vriendin heeft me laten zitten en mijn kind is mij afgenomen! En dat allemaal door een verkrachting die ik niet op mijn geweten heb!’ riep hij gefrustreerd.  Ik knikte en maakte wat aantekening op het papier dat voor mij lag.

‘Kunt u misschien wat meer vertellen over het proces voordat u de gevangenis in ging?’ vroeg Anouk nieuwsgierig.

‘Ik zei geen vragen!’ schreeuwde Sam. De mensen in het café keken direct in de richting van Sam en Anouk. Anouk keek de man beschaamd aan en richtte haar blik op het papier, voor haar neus. ‘Maar goed ik vertel wat. Ik was vroeger niet zo’n lieverdje en was al een aantal keren in aanraking gekomen met de politie voor kleine conflicten. Maar dit keer werd ik uit het niets opgehaald en meegenomen naar het bureau. Ik werd er van beschuldigd vier meisjes meerdere malen verkracht te hebben,’ vertelde Sam. Anouk schrok, dit verhaal kwam haar verdomd bekend voor. Vorig jaar had ze er nog een groot artikel over geschreven voor het tijdschrift, tijdens haar eindstage. Wat moest die man nu ineens van haar? Zijn slechte daden wit laten wassen? Moest ze nu ineens iets positiefs over hem schrijven?

‘Volgens mij weer je waar ik het over heb,’ zei de man met een grijns op zijn gezicht. Anouk keek hem aan, haar blik verstarde. Ze haalde haar schouders op en keek om zich heen. Ze wilde er weg. Gelukkig was het café bomvol, dus zou de man geen gekke dingen doen, als hij dat al van plan was. Misschien wilde hij wel een normaal gesprek voeren en echt laten zien dat hij onschuldig was. De man greep met zijn hand naar zijn broekzak terwijl Anouk een reden zocht om weg te komen, maar er was geen reden.

‘Jij weet het dondersgoed hé?’ vroeg Sam nogmaals. ‘Ik wil dat jij dat artikel van vorig jaar recht zet. Het was één grote vergissing en als je het ware verhaal niet opschrijft is het je laatste vergissing!’ Sams ogen spuwde vuur, Anouk keek weg en nam snel een slok van haar witte wijn.

‘Bedreigt u me nou?’ vroeg Anouk zo kalm mogelijk. In werkelijkheid was Anouk helemaal niet zo kalm, haar hart maakte overuren van angst.  

‘Nee, ik doe een voorstel,’ zei Sam met een lach op zijn gezicht.

‘Laten we dit interview gewoon afmaken,’ zei Anouk. Het leek rustige te worden in het café, het werd stiller en de barman kwam op het tweetal afgelopen. Ze bestelde nog wat te drinken, terwijl de spanning om te snijden was. Voor buitenstaande leek dit afspraakje iets vriendschappelijks, maar dat was het helemaal niet.

‘Oké, ik vertel verder. Ik werd ondervraagd, maar het maakte niet uit wat ik zei, ik had het gedaan volgende die meiden, dus het was zo. Mijn DNA was aangetroffen op de kleding van die meiden en op het kastje naast het bed van één van de slachtoffers. De politie geloofde mij niet.’

‘Hoe verklaart u dan dat u DNA gevonden is op de kleding van de meiden en het kastje?’ vroeg Anouk.

‘Je bent toch journalist, geen politieagent?’ vroeg de man. Hij trok zijn wenkbrauw op en keek Anouk vragend aan. Ze knikte. ‘Stel dan niet zulke stomme vragen!’ riep Sam. Anouk schoof haar stoel een klein stukje naar achteren.

‘Ik moet gaan,’ zei ze snel. Ze wilde hier geen minuut langer zijn. Anouk keek om zich heen en voelde hoe de blik van Sam op haar gericht was. Ze merkte dat ze zich benauwd voelde.

‘Jij blijft!’ riep Sam. ‘Ik werd veroordeeld en mijn leven is verpest! Snapt u het is als je alles kwijt raakt?’ Anouk luisterde nog maar met een half oor. Waarom moest dit? Ze geloofde niets van dit onzin verhaal. Sam leek te merken dat de gedachten van Anouk ergens anders waren.

‘Luisteren!’ riep hij kwaad. Een aantal andere gasten in het café keken geschrokken om.

‘Sorry ik moet echt gaan, ik heb nog een andere afspraak,’ zei Anouk snel.  Ze stond op, maar Sam pakte haar arm stevig vast en duwde haar terug op haar stoel.

‘Jij blijft hier, verdomme!’ schreeuwde Sam. De barman kwam op het tweetal afgelopen.

‘Kunt u misschien even zachtjes doen?’ vroeg de man kalm.

‘Bemoei je er niet mee!’ riep Sam. Het viel Anouk op dat zijn Nederlands helemaal niet zo slecht was, als ze in het begin had gedacht.  Anouk keek Sam angstig aan, zijn ogen spuwde vuur. Als blikken konden doden was de barman zojuist overleden.

De klok gaf aan dat het vier uur was, over twee uur had ze met Bas afgesproken. Ze had daarvoor nog genoeg te doen, dus Anouk wilde weg.

‘En anders?’ vroeg de barman. Dat had hij beter niet kunnen doen, het was zijn grootste fout. Sam pakte een pistool uit zijn zak en richtte die op Anouk. Anouk schrok. Haar hart maakte een sprong van angst. Het gezicht van de barman betrok. Sam stond op en trok Anouk van haar stoel. Hij drukte de vrouw dicht tegen zich aan en duwde het pistool tegen haar hoofd aan.

Het wapen voelde koud aan tegen het inmiddels bezweette hoofd van Anouk. Ze stond te trillen op haar benen en de tranen sprongen in haar ogen.

‘Laat me los,’ piepte Anouk zacht.

‘En jij moet al helemaal je mond houden, rotwijf!’ schreeuwde Sam terwijl hij Anouk onder schot hield. Anouk hield haar adem in en verroerde zich niet. Haar tranen liepen over haar wangen. Ze was bang dat Sam zou schieten, dat haar leven voorbij zou zijn en dat ze Bas nooit meer kon zien. Als een hulpeloos hondje keek ze om zich heen. In het hele café was paniek ontstaan. Mensen stonden op en keken geschrokken naar het tafereel. Anouk stond te trillen, terwijl ze haar adem inhield. Ze wist dat ze geen verkeerde beweging kon en mocht maken, dat zou haar dood betekenen. De barman viste zijn telefoon uit zijn veel te grote broek om 112 te bellen. Sam richtte zijn pistool op de barman, hij kneep zijn ogen fijn tot spleetjes en haalde de trekker over. Er klonk een harde knal door het café. Anouk schrok. De kogel ging recht door de bolle buik van de man, hij zakte in elkaar en bleef bewegingloos op de grond liggen. Sam schoot nogmaals, dit keer ging de kogel dwars door de borst van de barman heen. Een vrouw rende geschrokken en helemaal in paniek op de man af en probeerde hem te reanimeren. Anouk vroeg zich direct af waarom die vrouw zo’n enorm risico nam. Wie weet zou Sam haar ook gelijk neerknallen, wie wist waar hij allemaal toe in staan was?

‘Hou daar mee op!’ riep Sam. ‘Anders ben jij er straks ook geweest, samen met deze jonge dame!’ De vrouw stopte abrupt met waar ze mee bezig was en leek nu pas te beseffen dat er een gevaarlijke man met een pistool tegenover haar stond. Er klonk een schot door het café en enkele secondes later lag de vrouw half over de barman heen te bloeden. Anouk keek weg en sloot haar ogen, ze wilde hier niet zijn, ze wilde weg. Haar lijf trilde en de tranen stonden in haar ogen. Ze voelde hoe het pistool weer tegen haar hoofd aan werd gedrukt. Haar blik was gelijk weer gericht op het bloedbad dat zich voor Anouk bevond.

‘Deze trut heeft mijn leven verpest!’ schreeuwde Sam door het hele café heen.

‘Dat is niet waar!’ verdedigde Anouk zichzelf. Haar stem trilde, echt veel overtuiging had ze niet in zich zitten. Een traan rolde over haar wang terwijl ze alleen maar dacht aan een uitweg, aan een manier om weg te komen, weg uit het café.

‘Hou je mond, of wil je dood? Daar heb ik namelijk helemaal geen moeite mee, ik vermoord je zelfs met alle plezier!’ schreeuwde Sam.  Anouk schudde voorzichtig haar hoofd. Ze wilde niet dood. Als 22 jarige hoorde je nog lang niet dood te gaan, je was dan in de bloei van je leven. Vanavond had ze een etentje met de man van haar dromen, met haar verloofde.  Dat wilde ze nog mee maken, dan kon ze echt niet dood zijn. Anouk had dromen, ze zou binnenkort trouwen, ze wilde een gezin stichten. Maar straks kon dat niet meer, omdat een klootzak haar dood zou schieten.

‘Laat haar gaan!’ riep een man. Sam keek direct om. Hij hield niet van tegenspraak.

‘Waarom zou ik!’ schreeuwde hij. ‘Door dit rotwijf is mijn hele leven naar de klote! Ik ben alles kwijt door haar! Dus waarom zou ik haar laten gaan?’ Er heerste een stilte in het café. Niemand reageerde. Alle ogen waren gericht op Sam, die een jonge vrouw onder schot hield. Iedereen was bang, iedereen zat aan tafel terwijl ze hun harten voelde kloppen in hun keel. ‘Waarom?’ schreeuwde Sam nogmaals.

‘Doe nou normaal man,’ riep een jongen. Hij was rond de achttien en probeerde de held uit te hangen. Het werkte averechts, Sam richtte zijn pistool op de mensen. Het lawaai van voor het incident keerde terug, iedereen begon door elkaar heen te praten en te schreeuwen. ‘Hou op!’ schreeuwde Sam. Een knal klonk door de ruimte. Er klonk een harde gil en daarna een doffe knal; een vrouw van Anouks leeftijd viel op de grond. Sam lachte en schoot in het rond. Mensen schreeuwde terwijl het hele café in één enorm bloedbad veranderde. Hij liet Anouk los terwijl hij in het rond school. Ze moest hier weg, overleven en het alarmnummer bellen. Ze moest de rest helpen, van wat er nog over was dan. Als een kip zonder kop rende Anouk het café uit.

Anouk lachte toen ze de deur bereikte en de buitenlucht haar tegemoet kwam. De glimlach verdween al snel toen twee sterkte handen Anouk beet pakte.

‘Meekomen jij!’ riep een man, hij had een zware en krakende stem. Anouk schudde haar hoofd en probeerde zich los te trekken. De man was sterk en hield Anouk stevig vast, ze kon de worsteling niet winnen. Ze voelde zich ellendig en wilde wegrennen. Maar ze kon niet wegrennen en stond aan de grond vastgenageld, net zoals in je ergste nachtmerries, waarbij je je ineens niet meer kon bewegen.

‘Laat me gaan!’ gilde Anouk. Een paar meter verder op zag Anouk een wit busje staan, de deuren stonden wagenwijd open en een vreemde man in het zwart gekleed stond voor het busje te wachten. Hij riep iets dat Anouk niet kon verstaan. Ze werd meegetrokken door de man, richting het witte busje. Ze probeerde zich los te worstelen en trok aan zijn armen. Het was tevergeefs.

‘Ik zou maar meewerken als ik jou was,’ zei de man dreigend. Hij pakte zijn pistool en richtte die op Anouk. Ze verstarde, het leek alsof haar bloed stopte met stromen. Ze keek de man met grote ogen aan. De zon scheen fel en brandde op Anouks rug, die nat was van het zweet. Er liepen kinderen lachend met een ijsje voorbij, zij hadden geen idee wat er aan de hand was. Anouks hart begon sneller te kloppen toen ze het ijskoude wapen tegen haar hoofd voelde. Ze stond vlak voor het busje, met een pistool tegen haar hoofd gedrukt, terwijl ze hoopte dat er iemand langs liep om haar te helpen. Maar net op belangrijke momenten kwam er niemand, op een aantal onschuldige kinderen na, langsgelopen.

Anouk werd het witte busje ingeduwd. Ze viel neer op de grond van het busje en zag hoe één dan de twee mannen haar naar binnen volgde. Het portier werd gesloten.

‘Zitten!’ riep de man, terwijl hij Anouk onder schot hield. Anouk ging tegen de zijkant van het busje aan zitten en hield haar adem in, één verkeerde beweging en het zou klaar zijn, ze zou dood zijn. De andere man nam plaats achter het stuur.

‘Je houd je mond! Als jij om hulp roept, schiet ik!’ dreigde de man die naast Anouk zat. Hij hield het pistool tegen Anouk aangedrukt. De motor startte en het busje kwam in beweging.

 ‘Wat wil je van me?’ vroeg Anouk. Ze veegde een traan weg en keek de man met een schuin oog aan.

‘Wij gaan jouw leven kapot maken! Helemaal kapot, zoals jij ook bij ons deed!’ Anouk schudde haar hoofd en snapte niet waar de man het over had. Ze had ze toch nooit iets misdaan? Anouk had nog nooit iets vreselijks gedaan waar ze voor zou moeten boeten. Hadden ze niet gewoon het verkeerde persoon te pakken? Allemaal onbeantwoorde vragen bleven door haar hoofd spoken. Ineen maakte haar gepieker plaats voor gedachten over Bas. Ze hadden over ongeveer anderhalf uur afgesproken. Wat zou hij denken als ze nooit kwam? Wat zou hij gaan doen? Zou hij haar missen?

‘Mag ik mijn vriend bellen? Hij gaat zich vast afvragen waar ik ben, dat wil je toch niet?’ vroeg Anouk. Haar stem klonk redelijk kalm, maar een lichte trilling van angst was duidelijk te horen.

‘Nee, natuurlijk mag dat niet! Denk je dat wij gek zijn?’ schreeuwde de man. Net op dat moment ging de telefoon van Anouk. De man trok Anouk dicht tegen zijn zweterige lichaam aan en drukte zijn pistool tegen haar hoofd.

‘Je waagt het niet om op te nemen!’ Anouk pakte haar telefoon en keek op het display. De naam van Bas stond met kleine zwarte lettertje in het schermpje. Met grote moeite drukte ze op het rode hoorntje. Vlak daarna trok de man naast haar het telefoontje uit haar handen. Anouk voelde het koude pistool nog steeds tegen haar hoofd drukken. Als het geen moordwapen was, was het niet eens zo erg. De kou van het wapen kon ze best waarderen, als het niet haar dood zou beteken. Het was bloedheet in het busje, nog warmer dan dat het buiten was. En dan te bedenken dat het nog niet eens zomer was. Anouk gaf een gil, ze was bang en had geen idee wat ze moest doen, of waar ze naar toe ging.

‘Hou je smoel!’ riep de man terwijl hij haar een klap gaf. Tranen sprongen opnieuw in de ogen van Anouk. Ze huilde ne voelde zich net een klein kind dat huilde omdat ze haar zin niet kreeg. En ook nu kreeg ze haar zin niet, ze mocht niet weg, ze mocht niet bellen, ze moest hier zitten en afwachten, terwijl ze dat helemaal niet wilde. ‘Ik kan je namelijk ook gelijk dood schieten!’ Anouk schudde haar hoofd. Ze wilde niet dood, ze wilde naar Bas, naar het etentje en daar doen alsof er niks gebeurd was.

 ‘Laat me gaan, alsjeblieft. Dan maak ik alles goed, ik maak een artikel over jullie onschuld, laten we alles vergeten, alsjeblieft,’ smeekte Anouk. ‘Ik wil gewoon naar mijn vriend, naar huis.’ Anouk wriemelde aan haar verlovingsring.

‘O, ik snap je heel goed. Ik was ook ooit verliefd, maar dat maakte niemand destijds uit. Het maakte jou ook niet uit, door jouw domme artikel haatte de buitenwereld mij ook. Die hadden daarvoor namelijk geen idee wat er aan de hand was!  En wat er met mijn maten gebeurde maakte jou ook niet uit. Door die domme verlovingsring kom jij echt niet vrij!’ riep de man. Anouk snapte het niet, alles ging in een waas aan haar voorbij. Sam, die het kleine café in een bloedbad veranderde en nu de twee mannen die haar meenamen in een wit busje. Ze kon er nu al niet meer tegen, maar god mocht weten hoe lang ze hier nog zou zitten met die griezels.

Het was zes uur in de avond, Bas zat nu vast in het restaurant op Anouk te wachten. Ze waren twee jaar samen, terwijl Anouk in een klein wit busje zat, vast en opgesloten, ze kon geen kant op. Waar ging ze naar toe?

Haar ringtone klonk door het busje, en zorgde ervoor dat de akelige stilte verdween. Het was al de derde keer dat Bas belde.

‘Waarom belt hij steeds?’ vroeg de man. Zijn donkere, bijna zwarte ogen, keken Anouk doordringend aan, alsof bellen een grote misdaad was. Maar de enige die hier een misdaad pleegde waren de mannen in het busje. En Sam natuurlijk, die het café overhoop geschoten had.

‘We hebben een afspraak,’ zei Anouk. Haar gezicht stond straks terwijl ze naar de deur van het busje staarde.

‘Dan heeft hij net zoveel pech als jij hebt, jij zult nooit op dat stomme afspraakje komen. Jij zult vriendlief nooit meer terug zien, neem dat maar van mij aan!’ dreigde de man. Anouk knikte en zweeg voor een korte tijd.

‘Deon, hoe lang nog?’ snauwde de man naast mij, naar de man achter het stuur, die kennelijk Deon heette. Wat een vreselijk naam, dacht Anouk.

‘Houd je bek sukkel, je zou mijn naam niet noemen,’ snauwde Deon. Kennelijk had de man naast mij teveel geluld. Kennelijk was het iets wat ik niet mocht weten.

‘Sorry, hoe lang nog?’ vroeg de man naast mij nogmaals.

‘Een half uurtje,’ zei Deon.  Anouk zweeg en hield zich stil. Ze hoorde haar telefoon nogmaals afgaan. Bas belde voor de vierde keer, maar kreeg voor de vierde keer geen gehoor. Misschien zou hij daarna de politie wel bellen en zouden ze Anouk snel vinden, maar in werkelijkheid zou het vast anders gaan. Zoals altijd.

Een half uur later werd het busje tot stilstand gebracht.

‘Opstaan, nu!’ schreeuwde de man. Anouk stond op en bleef vervolgens braaf staan; ze had inmiddels door dat je precies moest doen wat die mannen zeiden, alleen dan kon je overleven en laat dat nou precies zijn wat Anouk wilde. De man greep Anouks arm vast en richtte het pistool weer op haar, hij wachtte tot het portier van buitenaf werd geopend door zijn maatje. Anouk werd uit het busje getrokken.

De zon scheen iets minder fel dan voor de busreis, maar de hitte werd er niet minder op.  Een vogel zong luid en vrolijk, maar Anouk voelde zich vreselijk. Haar maag knorde en haar tong schreeuwde om een beetje water. 

De mannen trokken Anouk mee naar een kleine garage in the middle of nowhere. De omgeving was leeg en saai. Er was een vlakte, die oneindig ver uit leek te reiken. Naast de enorme vlakte lag een rustige autoweg, waar wat bomen naast stonden. De garage was klein, en leek op een kartonnendoos, maar dan groter. Groot genoeg voor troep en een auto, groot genoeg om iemand weken in vast te houden.

‘Eén kreet en je gaat eraan,’ dreigde de man met het pistool nog steeds op haar hoofd gericht. Anouk knikte en hoorde haar mobiel voor de vijfde keer afgaan. Het geluid werd door iedereen genegeerd.

‘Oké,’ stamelde Anouk met een trillerige stem.

‘Je hoeft niet bang te zijn, er overkomt je niets,’ zei Deon, met een lach op zijn gezicht.  Ze bereikte de garage. De man hield Anouk dicht tegen zich aangedrukte, terwijl hij zijn pistool op haar hoofd drukte, Deon maakte ondertussen de garagedeur open. Toen de deur open was werd Anouk zonder pardon in een pikdonkere garage geduwd. Eén van de mannen duwde Anouk in de hoek en ketende haar vast aan haar linker arm en haar rechterbeen, zo kon ze geen kant meer op.

‘Laat me nou gewoon gaan,’ jammerde Anouk. ‘Ik wil naar huis, alsjeblieft,’ ging ze verder. Deon kwam dichterbij Anouk staan en hurkte zicht. Hij keek haar recht in haar blauwe ogen aan. Anouk zag zijn ogen licht glinsteren, maar verder was het te donker om iets te zien.

‘Dat gaat niet meisje,’ zei hij, alsof Anouk een klein kind van nog geen vier jaar oud was. Anouk gaf hem een klap in zijn gezicht met haar nog vrije hand.

‘Hou op, laat me gaan!’ gilde Anouk. De tranen stonden in haar ogen en haar stem trilde. Deon keek Anouk met vuurspuwende ogen aan, die zelfs in het donker goed te zien waren.

‘Dat had je nou net niet moeten doen!’ schreeuwde de man. Hij haalde uit en gaf Anouk een klap in haar gezicht. Deon stond op en gaf de jonge vrouw nog een trap na. Hij pakte het pistool van de andere man af en maakte het schietklaar. Tranen stroomde als watervallen over de wangen van Anouk.

‘Niet schieten! Alsjeblieft, het spijt me,’ jammerde Anouk.  Ze wist dat haar leven er vanaf hing, dat haar leven nu op het spel stond.  De man richtte zijn pistool op Anouk en bewoog zijn vinger richting de trekker. Toen klonk er een harde knal door de garage.

Anouk schrok en haar hart maakte een sprongetje. De kogel kwam neer op de grond en ketste tegen het plafond aan. Het kwam tot stilstand vlak naast Anouk.  Deon lachte, terwijl de andere man naar de grond keek, alsof hij niet wilde laten merken dat hij schrok van het schot.

‘Daar hadden we je toch even mee te pakken. Jou op dit moment vermoorden zou te simpel te zijn, je lijdt te kort. Dus wees maar niet bang, meisje, jij blijft voorlopig nog wel in leven. Ten minste als je doet wat wij zeggen, dus nog één zo’n actie en je bent dood, verleden tijd en verdwenen.  Niemand zou jou dan missen en gaan zoeken,’ zei de man lacherig. Anouk slikte en keek de man met twee angstige ogen aan.

De mannen draaide zich om en verlieten de garage, de deur viel met een klap dicht en Anouk was helemaal alleen. Er was geen raampje, of andere bron van licht te bekennen. Ze had honger en dorst, maar kon nergens heen. Zou ze hier straks gewoon wegrotten? Of zou ze nog een beetje eten en drinken krijgen? Maar nog belangrijker, zou ze Bas nog terugzien? En Isabella? Zou iemand haar gaan zoeken? Zouden ze haar al missen? Anouk wist het niet, ze had geen antwoorden op al deze vragen. Maar één ding wist ze wel; ze zat hier nog wel een tijdje. En dat gevoel haatte ze. 

----------------------------------------------------------------------

Ik hoop dat jullie het leuk vinden! Heb je tip, commentaar of kritiek? Ik hoor het graag! Voten en followen mag ook altijd :) 

Ik heb ook een nieuwe cover voor mijn verhaal, deze is gemaakt door Dreamseeker op girlscene, ik ben benieuwd wat jullie ervan vinden! Ik zie dat de eerste letters van elke woord weggevallen zijn in de titel op de cover, maar die horen er wel op en ik krijg het niet anders! 

Continue Reading