Hoofdstuk 24: Zoeken naar een speld in de hooiberg

Börja om från början
                                    

‘Laten we naar dat koffietentje gaan,’ zeg ik terwijl ik naar de overkant wijs. Samen steken we de weg over en lopen het winkeltje in. Syenna gaat aan een tafeltje zitten, ik loop door naar het toilet. Eenmaal daarbinnen gooi ik een plens water in mijn gezicht, kijk naar mezelf in de spiegel. Mijn gezicht is spierwit en mijn ogen roodomrand door het gebrek aan slaap. Ik kraak mijn nek, in de hoop mijn spieren wat losser te maken. De stress is duidelijk in mijn gezicht te lezen.

Langzaam loop ik terug naar Syenna.

‘Ik heb een cappuccino voor je besteld,’ zegt ze als ik in de stoel tegenover haar glijd. Ik glimlach dankbaar naar haar.

‘Trek je het nog een beetje?’ Syenna’s ogen gefocust op mijn gezicht. Ik haal verdwaasd mijn schouders op.

 ‘Zal wel moeten, denk ik zo.’ Mijn stem een donker gemompel, maar Syenna heeft me verstaan. De serveerster brengt onze koffie’s en gaat weer zonder verder wat te zeggen.

 ‘Kun je haar niet proberen te bereiken,’ vraagt Syenna plotseling, zonder enige waarschuwing. Ik bijt op mijn lip en ga verzitten in de stoel.

 ‘Niet telepatisch. Gisteren kon ik wel meekijken in haar gedachten. Ik weet alleen dat we dat kunnen als de gedachten veel emoties losmaken.’ Ik zucht nadat ik het heb gezegd. Syenna’s gezicht licht op bij mijn antwoord.

 ‘Dat is het. Laat haar zien wat we aan het doen zijn.’ Ze fluistert het bijna, alsof ze bang is dat iemand ons aflusiterd, wat niet eens zo heel raar zou zijn.

 ‘Heb je niet gehoord wat ik zei? Je emoties moeten daar sterk voor zijn.’ Syenna briest en mompelt iets onverstaanbaars.

 ‘Probeer het nou maar. Als je het niet probeert lukt het zeker niet.’ Ze rolt nog eens met haar ogen om de opmerking kracht bij te zetten. Ik denk na over wat ik wil dat Rowan ziet. Ik wil dat ze weet dat we haar zoeken, dat we ons best doen dus probeer ik te denken aan iedereen die aan het zoeken is. De tweetallen die we hebben gemaakt en haar ouders die er zijn. Ik probeer te denken aan de surveillance van Syenna en mij, maar ik weet niet of het sterk genoeg is.

 Plotseling vloeit er bij mij een gevoel van vertrouwen binnen. Ze weet het, ze weet dat we aan het zoeken zijn. Vervolgens vervaagt het café waar ik zit en wordt alles donker om me heen. Ik voel een lichte kramp in mijn armen en benen en dan weer het gevoel van vertrouwen. Als het beeld verdwijnt, zie ik Syenna met open mond staren.

‘Het werkte toch?’ Ze wipt op en neer op haar stoel, als een kind dat snoep krijgt. Langzaam knik ik naar haar.

‘Ze weet dat we haar zoeken. Ze zit vastgebonden en is geblinddoekt, dus ze kan niet zeggen waar ze is.’ Ik zucht weer als ik denk aan de hopeloze situatie. Ik heb geen woord gezegd over de brief, ik wil niet dat ze bang is. Banger dan ze nu is. Syenna houdt de straat strak in de gaten vanaf het tafeltje waar we zitten, terwijl ze steeds slokjes koffie neemt.

‘Zullen we gaan?’ vraag ik als we allebei onze koffie op hebben. Syenna knikt en samen lopen we door de deur naar buiten. Uit mijn broekzak klinkt een standaard melodietje van een telefoon. Ik schrik ervan, niet eens meer aan het ding gedacht. Voorzichtig vis ik hem uit mijn zak en neem op. Senne klinkt vanaf de andere kant.

‘Hij komt jullie kant op. Noëlle en ik zagen hem lopen, maar we zijn hem al drie straten gevolgd. Het valt op als we nu achter hem blijven, nemen jullie hem over.’ Zijn stem is haast fluisterend. Ik knik en bedenk dan dat hij me niet kan zien.

‘Ja, wij nemen hem over. Komt goed. Bedankt.’ Dan hang ik op. Syenna kijkt me vol verwachting aan.

 ‘Hij komt onze kant op,’ zeg ik tegen haar. Meteen begint ze als een waakse hond om zich heen te kijken.

 ‘Hij komt van Senne en Noëlle af.’ Syenna begint meteen naar links te lopen en ik volg haar. Het lijkt wel alsof ze een kaart in haar hoofd heeft, waarop iedereen rondloopt. Ze weet precies waar iedereen is ten opzichte van ons. Syenna slaat links de hoek om met mij in haar kielzog. Daar zien we in de verte een figuur lopen die op de foto van Dex lijkt. We proberen op hem in te lopen zonder dat we hem opvallen.

 Het lukt en we kunnen hem volgen zonder dat hij ons opmerkt. Het is een brede man, waarvan je ziet dat hij fysiek niet heel sterk is, maar mentaal des te meer. Hij heeft een plastic tas met spullen bij. Het ziet eruit als eten. Zou het voor Rowan zijn? Dat is het eerste dat door mijn hoofd schiet. Ik probeer de gedachten weg te drukken. Ze krijgt vast wel eten, vast wel. Hou je hoofd erbij Tristan. Als John Lyons vaart mindert, trekt Syenna me aan mijn jas in een steegje. Ze gluurt om het hoekje van de muur om hem in de gaten te houden. Dit maakt mij super nerveus, aangezien ik niets kan zien. Het valt op als we met zijn tweeën om dat hoekje kijken.

 ‘Wat zie je?’ sis ik tegen haar, terwijl ik sta te wiebelen op mijn benen om de zenuwen onder controle te houden. Ze wuift met haar arm naar me, om me duidelijk te maken dat ik mijn mond dicht moet houden. Dit is echt verschrikkelijk, hier staan en niets doen. Misschien is Rowan wel vijfhonderd meter verder. Opeens word ik aan mijn mouw de steeg weer uitgetrokken. Ik schrik door de plotselinge ruk van Syenna en val achter haar aan, om vervolgens tegen haar aan te knallen.

 ‘Kijk nou uit,’ sist ze tegen mij. Ik haal verdwaasd mijn schouders op.

 ‘Jij trekt me ineens weer naar buiten.’ Een beschuldigende ondertoon in mijn stem. Na een boze blik op me, loopt ze door richting de hoek van de straat. Rechtsaf is het drukkere gedeelte, maar Syenna steekt schuin naar links en stopt voor een groot grijs gebouw. Ik kijk haar vragend aan en richt mijn blik dan ook op het gebouw.

 ‘Hij ging hier naar binnen,’ fluistert ze tegen me. Ik ga naast haar staan, terwijl ik de deur bestudeer. Het is een simpel exemplaar met een toetsslot. Na een paar minuten zo gestaan te hebben, draai ik me om. Deze keer trek ik Syenna mee.

 ‘Kom, we weten waar ze is. We moeten bedenken hoe we haar eruit gaan halen.’ Samen lopen we terug naar haar auto.

 We zijn snel terug bij het huis. Het is een wonder als Syenna niet geflitst is, niet dat het mij wat uit maakt. Ik ben maar wat blij, dat ze zo snel reed. Nog voordat ze de motor uit heeft gezet, stap ik uit de auto. Ik ren haast naar binnen.

 ‘We weten waar ze is,’ roep ik vanuit de deuropening. Nog niet iedereen is terug. Sylvan zit inmiddels in de keuken, hij is niet meegegaan op patrouille na de aanval op hem. Siobhan en Aidan zijn terug van de Evidenta, de ouders van Senne aanwezig en Senne en Noëlle. De rest is waarschijnlijk nog onderweg. De adrenaline giert nu al door mijn lijf. Het liefst draai ik nu met iedereen die hier is om, en ga haar halen, maar dat kan natuurlijk niet. Het zou onzinnig en dom zijn.

 ‘Evidenta gelooft dat er iets mis is. Er komen vier agenten om ons te versterken.’ Siobhan knikt zelfvoldaan en ik grijns goedkeurend naar haar.

 ‘Als iedereen terug is, bedenken we een reddingsplan,’ zegt Aidan terwijl hij het groepje rond kijkt. Iedereen knikt.

 Mijn adrenaline raast nog steeds door mijn lijf en ik kan mezelf er niet toe brengen om te gaan zitten. Ik ijsbeer dus door de keuken heen, diep in gedachten wat de slimste zet zal zijn. Ik voel hoe Noëlle me in de gaten houdt, dus ik kijk haar aan en knik een keer. Ze glimlacht terug, gerustgesteld.

Zielkrachten 2: VerwevenDär berättelser lever. Upptäck nu