Hoodstuk 20 - Pijn

Comincia dall'inizio
                                    

'Het is te gevaarlijk, Valentine! En ten slotte heeft ze er nog geleefd, ze weet waar ze is en dat ze doet!', gaat Paul in tegenaanval.

'Ze heeft je verdomde leventje gered!'

'Ja, dat van ons allemaal. Eén opoffering of negen opofferingen. Wat klinkt het best?' Stilletjes stap ik naar de kring, waar Hope me als eerste opmerkt. Maar ze zwijgt. Ze gaat enkel aan de kant, net zoals alle anderen die me opeens opmerken. Het is verdacht stil en ook Valentine merkt dit. Ze kijkt over de schouder van Paul heen en ziet mij. Haar lippen vormen een 'oh my God...' en dan vliegt ze op me af.

'Kimmy! Kimmy, Kimmy, Kimmy! In godsnaam, Kim, je maakte me doodsbang! Doe dat nooit meer, hoor je me? Nooit meer!'

Ik kan niet anders dan grijnzen en ze vliegt me om de nek. 'Heb je je nergens pijn gedaan?', vraagt ze ietwat laat na een moordende knuffel. Ik schud mijn hoofd. 'Het was een roestig ding, die kassierster.'

Een roestig ding met een high-tech pistool.

'Oké, mooi', zegt ze nog voordat ze me nog een korte knuffel geeft. Daarna zwaait ze en gaat ze zitten in het treintje. Ik volg haar. De groep is ondertussen druk aan het praten over hoe dapper ik wel niet was.

Het nieuwtje dat ik, de nieuwe, de ervaren groep heb gered spreidt zich als een vuurtje. Ik zie respectvolle blikken, wat me vreemd genoeg deugd doet. Eindelijk eens wat respect voor me, dat heeft lang geduurd.

Maar dan zie ik Vince. Hij ziet er alles behalve respectvol uit.

Woede, verdriet, maar ook... Bezorgdheid?

Ik wil op hem afstappen, maar hij is alweer verdwenen. Ik laat een zucht. Hij en ik... We moeten nodig eens praten. Soms zou ik willen dat ik zijn gedachten kon lezen, zoals een van die beroemde robots, Kaitlin P2. Ze is een erg nieuwe robot - jonger dan mij! - en een nieuw probeersel. Maar ze is beroemd. Langs de ene kant door haar cool snufje en langs de andere kant door haar familienaam. P2! 2! Haar moeder - een weduwe - heeft wel erg lang gewacht met kinderen krijgen. Nu ja, als je zo lang je eigen onderhouden kunt betalen zodat je er uitziet als een spiksplinternieuwe robot, dan mag je wel lang wachten.

Ik kijk nog wat rond in de kantine om te kijken als ik hem daar vind, maar hij is er niet.

'Vince wil alleen zijn', hoor ik een klein stemmetje achter me zeggen. Ik draai me verbaasd om en zie Hope staan. Ze gaat verder: 'Maar ik kan je wel tonen waar hij is.'

'Oh, bedankt', ik weet niet hoe ik anders moet reageren. Was 'bedankt' wel zo'n goed antwoord? Bedanken om een geheime plek te verklappen? Klinkt dat niet vreemd?

Toch volg ik Hope naar de tunnels. Die staan nu wagenwijd open, nu die niet meer moeten verborgen worden. Blijkbaar is er ergens anders nog een poort die de robots wel tegen zal houden moesten die binnenvallen. Althans, dat zou wel slim zijn.

Hope negeert het treintje en wandelt gewoon door, zelfzeker van zichzelf. Ik volg haar op de voet en denk in mezelf: misschien zou ik beter omdraaien. Omdraaien en Vince alleen laten. Misschien wil hij me helemaal niet zien. Misschien wil Hope wel dat we ruzie krijgen. Misschien....

'Weet je zeker dat Vince het niet erg gaat vinden als we hem storen?'

Ze antwoordt heel stilletjes, waarschijnlijk zodat ik het niet zou horen, maar met mijn ultrascherp gehoor versta ik wat ze zegt:

'Nee, zolang jij het bent niet.' Wat bedoelt ze daarmee?

'Vince?', vraag ik wanneer ik achter de hoek vandaan kom. Hij zit midden op een spoor, met zijn rug naar me toe. Ook als ik zijn naam zeg, kijkt hij niet om. Ik kom dichter. 'Gaat alles goed met je?' Ik stap stilletjes verder en ga geruisloos naast hem zitten. Ik probeer te zien wat hij ziet in de smalle houten planken tussen de rails, maar het enige wat ik zie, is hout. Gewoon hout.

R26Dove le storie prendono vita. Scoprilo ora