København

56 2 0
                                    

Nyhavn 1 december 1870

In de stad Kopenhagen in Nyhavn woont een oude schrijver Hans Christian Andersen. Op een avond toen hij thuis zat brak er een vreselijke onweer los. Het stortregende, maar de schrijver zat warmpjes bij zijn kachel waar het vuur brandde en de appels sisten."De arme stakkers die in dit weer buiten zijn houden geen droge draad aan hun lijf" Zei hij."Help, doe open! Ik bibber van de kou en ik ben zo nat!" riep een kind buiten. Het huilde en klopte op de deur. En de regen viel met stromen neer en de wind rukte aan alle ramen."Jij arme stakker" Zei Hans Christian Andersen, en hij deed zijn deur open. Daar stond een kleine jongen, hij was helemaal nat en het water droop uit zijn lange blonde haren en hij bibberde van de kou. Als hij niet binnen had kunnen komen was hij in dit slechte weer zeker doodgegaan. De oude schrijver nam hem bij de hand."kom jij maar bij mij, dan zal ik je wel warm krijgen. Wijn en appel zul je hebben, want jij bent een schat van een jongen" En dat was hij ook. Zijn ogen waren helder als sterren en al stroomde het water uit zijn blonde haar, het krulde toch zo aardig. Hij zag eruit als een klein engeltje, maar hij was bleek van de kou en hij beefde over zijn hele lijfje. Hans Christian Andersen ging bij de kachel zitten, nam de jongen op zijn schoot, wrong het water uit zijn haar, warmde zijn handen in de zijne en gaf hem zoete wijn. Zo kwam hij wat bij. Hij kreeg weer rode wangen en sprong op de grond. De jongen bedankte Hans Christian Andersen en ging weer naar buiten, diep in de kou, en niemand had hem ooit weer gezien.

Een Korte Verhaal Van Hans Christian Andersen Where stories live. Discover now