Hoofdstuk 1

262 15 4
                                    

Onze vakantie was voorbij en de problemen waren opnieuw begonnen. Op maandag was ik samen met Mart en Evy naar school gefietst. Toen leek alles nog perfect. We hadden onze school bijna bereikt toen Mart versnelde. Eerst probeerde ik hem te volgen maar toen ik merkte dat hij steeds bleef versnellen gaf ik het op. We zagen hem de schoolpoort binnenrijden en ik trok aan de remmen. Mijn zus stopte enkele meters van mij af. Ze keek nieuwsgierig achterom. Toen ze me naar de grond zag kijken gooide ze haar fiets neer en rende ze naar me toe. Ik kreeg tranen in mijn ogen door haar omhelzing. Evy stelde me voor om terug naar huis te fietsen maar ik schudde mijn hoofd. Als ik naar huis zou gaan dan zouden mensen denken dat ik zwak was. Dat wou ik niet. We wandelden zij aan zij naar de fietsenstalling en we maakten onze fietsen vast aan de ijzeren balken. Wanneer ik de speelplaats opwandelde zag ik enkele vrienden van Mart. Ze keken in mijn richting en begonnen te grinniken. Mart stond bij hem en het ergste was dat hij zelf ook lachte. Ik was enorm teleurgesteld in hem. Hij lachte me uit door wat er in het huis was gebeurd. Onze relatie was zo perfect en ik was zo gelukkig maar op school zag hij me niet staan. Misschien was onze relatie te perfect om waar te zijn. Hij vond zijn populariteit blijkbaar veel belangrijker. Het voelde aan alsof ik niets voor hem betekende. Ik begon zelfs bijna te denken dat hij de hele vakantie had gedaan alsof hij me graag zag. Ik wou dat ik kon geloven dat hij dat nooit zou doen maar ik begon te twijfelen. Misschien was het wel zo en deed hij daarom nu zo gemeen. Ik begon te huilen en liep naar de toiletten zodat niemand het zou zien. Mijn hele dag zou een hel worden, want ik had een relatie met de duivel zelf. Ik dacht dat ik hem kende maar blijkbaar kende ik hem helemaal niet. Hij was helemaal niet zo lief als ik dacht dat hij was. Mijn zus was me gevolgd. Ze probeerde me te troosten. Ik vond het heel lief van haar. Ze begon mijn relatie te vergelijken met haar stukgelopen relatie en dat hielp niet echt. Het gaf me zelfs een slechter gevoel. Haar breuk voelde immers deels ook aan als mijn fout. Als ik haar zus niet was geweest dan had ik haar vriendje nooit gekend en dan had hij me nooit geslagen. Waarschijnlijk waren ze dan nooit uit elkaar gegaan. Ik keek naar mijn zus en ze zei me dat het allemaal wel goed zou komen. De spiegel in de toiletten stond me toe om mijn uitgelopen oogpotlood weg te vegen. Ik kreeg het gevoel dat zelfs mijn eigen spiegelbeeld mij uitlachte. De bel ging en ik zei tegen Evy dat ze beter naar de les zou gaan. Ik wou niet dat zij door mij in de problemen kwam. Zelf bleef ik nog een tijdje zitten. Ik sloot mezelf op in één van de hokjes. Eigenlijk was dat geen slecht idee. Ik zat er rustig en ik zou door niemand lastiggevallen worden. Niemand kon me uitlachen zolang ik daar bleef zitten. De tijd ging traag voorbij maar dat kon me niets schelen. Ik kreeg de kans om eens alles op een rijtje te zetten en nadien alles los te laten. Na een tijdje in het hokje te zitten had het gevoel dat het al heel wat beter met me ging. Toen zag ik de deur bewegen. Hij ging niet open maar ik hoorde gekraak en in het midden van de deur veranderde iets. Er kroop een klein wezen uit dat rechtstreeks van de hel leek te komen. Het had twaalf kleine handen met scherpe nagels en het keek me spottend aan. Het wezen produceerde geluid maar ik kon er niets van verstaan. Het leek op een onbekende taal. Het sprak de taal van de hel.

Ver weg van jouWhere stories live. Discover now