17. Vreemde droom.

112 15 5
                                    

Hoofdstuk 17. Vreemde droom.


Ik loop de kamer in waar ik een tijdje zou blijven slapen. De mevrouw die mij gevonden had midden in de nacht heeft mij in haar huis gebracht. Ze had één dochter van vijf jaar. Yora is haar naam volgens mij. Ik ga rustig op het bed zitten. Ik kijk het raam uit. Het word alweer donker. Mijn vijfde echte nacht in een nieuw huis in een nieuwe stad.

Dus ik ben hier al zes dagen. Ik wil hier niet altijd blijven maar het beste is dat de mevrouw heel vriendelijk is en dat de vader van Yora goed met mij kon praten. Ze denken dat ik een rustig normaal kind ben die verdwaalde door denken. Ik weet niet wat ze ermee bedoelen maar ik zei maar dat het waar was. Ik heb de laatste dagen bijna niet geslapen, gegeten of gedronken.

Ik voel mij er al minder sterk door. Ik heb amper de kracht om nog op mijn benen te kunnen staan. Yora komt het logeerkamertje binnen. 'Welterusten Ilana'. Zegt ze lief. 'Slaap lekker Yora'. Zeg ik. Ik ga ook op het bed liggen met mijn handen onder mijn hoofd. Ik sluit mijn ogen.

Ik denk dat ik morgen ochtend dan wel weer weg ga. Gewoon naar een andere stad verder weg. Ze kunnen hier al zijn als ze erover denken om mij te zoeken.

Ik val gewoon niet in slaap. Hoe lang ik op het bed blijf liggen. Hoelang ik mijn ogen gesloten heb. Ik kom maar niet in mijn droom. Ik ben kapot van het wakker blijven maar ik kan niet slapen. Aan de ene kant wil ik het niet. Ik denk aan te veel dingen. Zouden ze nu boos op mij zijn omdat ik weg ben gegaan zonder één woord te zeggen?

Ik draai weg van het raam. Misschien had ik wel last van de lucht en het licht van het raam. Ik zucht. Ik sta op van het bed en ik pak mijn rugzak. Ik open de kamerdeur en ik zie de twee mensen waarbij ik logeer beneden op de bank televisie kijken. Ik loop de kamer binnen met de rugzak over mijn rechter schouder.

'Ik ga er weer vandoor'. Zeg ik. De vrouw staat op. 'Ilana, wij vonden het leuk dat je er was'. Zegt ze en ze geeft mij een knuffel. Ik glimlach even. Ik zwaai naar de meneer in het huis. Hij zwaait terug. Ik open de deur en ik loop naar buiten. Ik zie ze beiden voor het raam staan. Ze kijken mij aan en zwaaien mij uit. Voor mij voelt het op dit moment vervelend.

Als ik ergens aan moet denken is het mijn broer. Ik zou ze willen vertellen wat ik nu doormaak. Zonder hun had ik het erg zwaar gehad. Geen spion geweest. Geen vrienden op school. Verlegen geweest. Had ik nooit plezier gehad. Ze hebben mij laten zien wie ik werkelijk ben.

Ik zie mezelf terug in die twee. Maar soms voelt het alsof niemand mij nodig heeft. Gevangen in een wereld waar bijna iedereen mij haat. Er zijn zoveel plaatsen waar ik nu al heen ben gegaan. Ik weet dat ze mij altijd hebben gekend zoals ik toen was. Ze wisten altijd hoe ik mij beter kon voelen. Gelukkiger, blijer, alles. Door hun zijn wij drie al zoveel bij elkaar.

Dylan en Kian laten mij weten als geen ander dat het geweldig is mij te zijn. En nu laat ik ze gewoon zitten. Het is bijna zwart in de lucht als ik op het gras ga liggen verder op in de straat. Ik haal diep adem en ik sluit mijn ogen. 'Alsjeblieft, ik wil kunnen slapen'. Zeg ik zachtjes tegen mezelf. Ik zucht. Eindelijk verdwijn ik verder in mijn gedachtes weg. Dat werd echt tijd.

Nooit gedacht dat ik hier over zou dromen. Ik hoop het eigenlijk niet. Hoe ik iedereen over twee/drie jaar gelukkig zie zijn, behalve ik. Ik zie voor mij hoe ik als zestien jarige in het bos loop waar ik altijd met Elijah was. Kon ik nog maar zeggen dat ik daar met Elijah kon zijn. Ik sluit mijn ogen en ik zie de gedachte terug die ik in mijn droom heb.

-

Op het moment dat ik een onbekende voor mij zie met een vreemd apparaat sta ik met een bange blik te staren. Callum, Maya, Kian, Elijah, Dylan en Mac staan achter mij. Mac? Word hij een spion in ons team? Wanneer de jongen op een knopje drukt buk ik snel. Maar in plaats dat de straal mij kan raken zie ik een angstige blik van Kian voor mij. Hij valt op de grond met een gaatje in zijn schouder.

Ik krijg tranen in mijn ogen als ik hem niet zie bewegen. Mac pakt mij vast en Elijah trekt mij weg. 'Je moet hier weg, Reve'. Zegt Elijah en rent voor mij uit. Maar voor wij ver weg komen schiet de jongen weer. Maar waar? Elijah struikelt voor mij op de grond. Ik hoor achter mij allemaal gevechten komen. Ik val op mijn knieën en ik draai Elijah op zijn rug.

Hij heeft een gat in zijn hand waar snel allemaal bloed uit komt. Dikke tranen rollen van mijn gezicht af. Ik word door iemand opgetild wanneer ik begin te schreeuwen dat ik hier wil blijven. 'Laat mij los'! 'Ik kan het niet meer aan'! 'Waarom moest hij mij hebben'! Ik open mijn ogen weer. Ik voel dat iemand mijn arm voorzichtig vast pakt. 'Je wilde naar Elijah toe hé'? Vraagt Mac. Ik knik.

'Je weet dat ik altijd van hem gehouden heb'. Zeg ik. Mac veegt mijn haar aan de kant. 'Reve, dat weet ik en daarom vind ik het niet erg ook al hebben wij nu verkering'. Zegt Mac. Ik knik. 'Dankjewel'. Zeg ik. Ik loop verder het bos in. Het lijkt wel of de lucht rood en oranje is geworden. Het word al avond. Mac is al weg gelopen van het bos. Hij weet precies wanneer ik alleen wil zijn. Ik ben veel veranderd na wat er gebeurt is met Elijah en Kian. Ik ga op de grond zitten. Het is erg stil hier. Ik heb mijn vriendinnen niet meer gesproken sinds mijn vijftiende.

----------------------------------

Hey allemaal,

Reve is nog steeds niet terug gekeerd en zal ze dat ook nog wel doen?

Maar zal het wel veilig blijven overal?

Tot het volgende hoofdstuk.

  -YinYangLaraa  

Protected (2)Where stories live. Discover now