Een mysterieuze bezoeker

5 1 0
                                    

Het kristallen scheepje gleed licht en soepel over de golven. Het was rustig in de haven. Hoewel de avond nog niet was gevallen, leek het Riddereiland in een diepe slaap gehuld. Het zeilbootje legde aan; op de stenen pier ving een jonge elf het touw op en bond het stevig aan de meerpaal vast. Er werd een houten loopplank tussen wal en schip geschoven. Op de plank verscheen een kleine gestalte, het gezocht verborgen in de kap van de mantel. 'Welkom op Riddereiland!' riep de longe elf met een schelle stem. Het kleine vrouwtje liep met zekere tred over het krakende hout. Op haar lange smaragdgroene mantel waren raadselachtige glimmende symbolen geborduurd. De handschoenen en laarsjes waren van donker leer. Eenmaal op de kade wierp ze een blik op de elf die haar zojuist vriendelijk had ontvangen. 'Kan ik u misschien met uw bagage helpen?' Ze schudde met haar hoofd. 'Nee, ik heb geen bagage bij me. Ik zal niet zo lang op Riddereiland blijven, ik wil alleen kort een oude vriend begroeten.' De jonge elf keek verrast op. 'Dus u bent niet voor de eerste keer op Riddereiland!' 'Nee, alleen was de laatste keer heel, heel erg lang geleden...' De blik van de vreemdeling richtte zich op de versterkte burcht vlakbij. Het leek wel eeuwen geleden sinds ze hier voor de laatste keer voet op deze bodem had gezet, terwijl ze toch pas tien jaar weg was. Het Riddereiland was enorm veranderd. Na de vreselijke aanval van de heksen was uit de as een nog mooier en indrukwekkender stadje herrezen: statige stenen huizen hadden de krotten vervangen en brede, met marmer bestraatte wegen volgden elkaar op tussen pleinen met gekleurde mozaïekvloeren. Maar het echte pronkstuk, dat als een juweel in de rotsten was ingezet, bleef de RIdderburcht die lichtroze fonkelde in het licht van de ondergaande zon. De nieuwsgierige jonge elf keek hoe het kleine vrouwtje vastberaden de kant van de burcht op liep. Haar missie was begonnen


Het zwaard suisde rakelings langs Saturno's hoofd, keerde zich om en hakte direct weer op het net gemiste doel in. Saturno dook naar rechts en ontweek de zoveelste aanval. Hij rolde een stukje door tot hij op een zekere afstand van zijn tegenstander was. 'Heel goed, Regulus!'zei hij op geamuseerde toon. 'Iedere dag word je beter. Maar van me winnen, kun je nog wel even vergeten.' 'Dat zullen we nog wel eens zien!' riep de Sterrenelf, die een nieuwe aanval inzette. Een stuk of twintig leerlingen en jonge Ridders van de Zilveren Roos keken vol bewondering naar het gevecht tussen hun generaal en zijn beste vriend. Ondanks dat de twee houten trainingswapens gebruikten, was het duel niet minder boeiend. Het geluid van de zwaarden die tegen elkaar botsten, goed getrainde bewegingen, de kunst om je niet door de tegenstander te laten verrassen: het was altijd een spektakel wanneer Saturno en Regulus een potje gingen sparren. Voor Saturno was het een perfecte gelegenheid om een heleboel trucjes aan anderen te leren, die ze op een dag misschien goed zouden kunnen gebruiken. 'Geef je je dan over? vroeg Saturno. 'Me overgeven?' reageerde Regulus alsof hij beledigd was. 'Nu ik aan de winnende hand ben?' 'Waar heb ik dat eerder gehoord? Zei je dat gisteren ook niet? En eergisteren? En de dag daarvoor? En...' 'Ja, ja, dat kan wel zijn,' zuchtte Regulus, 'maar als ik me nu overgeef krijg ik het straks weer van Robina te horen. Je weet hoe ze is...' De generaal van de Rozenridders schoot in de lach en een tel later kruisten hun wapens elkaar al weer. Voor Saturno en Regulus was het net als vroeger. Soms, als ze 's avonds alleen waren, dachten ze terug aan de lange reis die ze samen hadden gemaakt van het ene rijk naar het andere rijk: aan de gevaren, de mysteries de proeven van bekwaamheid die ze moesten doorstaan, met altijd die onzekerheid over wat er daarna zou gebeuren. En als ze trainden in de grote zaal, zoals die dag, kwam het verleden vanzelf terug. 

Saturno wierp zich met een koprol naar voren en verraste Regulus daarmee zo dat die zijn evenwicht verloor, waarna het voor de generaal een koud kunstje was om hem in één beweging zijn zwaard afhandig te maken. Er brak een daverend applaus uit. 'Die techniek moet je me snel leren', zei de Sterrenelf ietwat beteuterd. Saturno stak zijn hand uit en hielp hem overeind.

'Luister goed,' zei de generaal en hij wendde zich tot de ridders en de aanwezige leerlingen. 'hoewel zwaardvechten een belangrijk onderdeel vormt van jullie opleiding, mogen jullie nooit vergeten dat je eerst op jezelf moet kunnen vertrouwen en daarna pas op je wapen. Het allerbelangrijkste, en dat weet iedere echte ridder, zit hier binnen in je',  en hij legde zijn hand op zijn borst ter hoogte van zijn hart. Ze knikten allemaal overtuigend. 'Hartstocht, moed, oprechtheid, fatsoen', ging Saturno verder. 'Dat zijn de echte wapens van een ridder. Niet de zwaarden, en ook niet de lansen of de kruisbogen. Knoop dat voor altijd in jullie oren, want alleen zo kun je ooit een grote Ridder van de Zilveren Roos worden.'



Na de training bleef Saturno alleen achter. Voorzichtig begonnen de eerste sterren aan de blauwe hemel te verschijnen. Vanaf het balkon van de grote oefenzaal, met daaronder de schitterende tuin, kon je over het hele eiland uitkijken. Saturno dacht aan al het geluk dat hem na al die jaren ten deel was weggevallen. Hij had ervoor moeten knokken en uiteindelijk was hij voor iedere inspanning beloond. Het Riddereiland floreerde onder zijn leiding. Uit alle hoeken van Fantasia waren nieuwe, jonge leerlingen gekomen die bereid waren om de lange weg af te leggen naar het einddoel: Ridder van de Zilveren Roos worden. Zijn oude vrienden waren bij hem gebleven en samen hadden ze de handen ineengeslagen om te voorkomen dat zoiets nog een keer kon gebeuren. Types als Strega zouden nooit meer de kans krijgen omde harten van de bewoners van Fantasia te verkillen. Dat had Saturno zichzelf beloofd en hij was van plan om zich aan die belofte te houden. Hij was het verplicht aan Florina, de Feeënkoningin, die van het allereerste begin in hem geloofd had; aan Spica, die meer dan zomaar een vriendin was; aan zijn trouwe draak Halvestaart, die altijd voor hem klaarstond, en aan alle anderen die in hem waren blijven geloven. 'Wat zit je toch voor je uit te staren, mijn moedige generaal? is er iets mis?' Saturno schrok zo van de stem achter hem, dat hij bijna omviel. Hij draaide zich om. De sterren werden weerspielgeld in twee grote ogen, lichtblauw als de hemel op een zonnige winterdag.

'Hoi Spica,' zei Saturno, 'Ik had je niet horen aankomen.' 'Misschien omdat je zo in gedachten verzonken was', De generaal van de Ridders van de Zilveren Roos voelde zich bij haar altijd op zijn gemak. Spica's aanwezigheid had dat magische effect op hem. Sinds ze de handen ineen hadden geslagen om de brokstukken van het Ridderschild weer bijeen te krijgen, was ze niets veranderd: ze was altijd dit vrolijke meid van toen gebleven, met een hart van goud. 'Kom je van de stallen?' vroeg Saturno. 'Hoe gaat het met de drakenjonkies?' 'Heel goed, ze eten alsof het orken zijn!' zei de Sterrenelfin. 'En er staan nog veel meer eieren op het punt om open te gaan: als het in dit tempo doorgaat, zal binnenkort iedere Ridder van de Zilveren Roos een blauwe draak voor zichzelf hebben, net als vroeger!' Spica lachte tevreden. Saturno keek haar aan: ze droeg haar goudblonde haren in een staart die op haar rug viel. Ze was mooi, ook zo, met de zilvergrijze maliënkolder aan, haar blauwe mantel, de grote leren handschoenen en de knielaarzen: het tenue van de Drakentrainer. De beste in de lange geschiedenis van het Riddereiland,  tenminste volgens haar voorgangster Fierheid, die in Spica het talent om met draken te werken ontdekt had en haar had aangemoedigd zich er verder in te bekwamen. 'Waar zat je aan te denken?' vroeg Spica. 'Aan het geluk dat ik de laatste jaren heb gehad', antwoorde Saturno, en hij pakte haar hand. 'Als ik denk aan het Riddereiland en aan wat we allemaal hebben opgebouwd... Wij allemaal samen.' De ster op het hoofd van de elfin begon fel te stralen. 'Ja, ik ben ook heel trots op wat we hebben bereikt!' zei ze, terwijl ze naar de Ridderburcht onder hen keek, met zijn pleinen vol ridders en leerlingen. 'Je had gelijk, Saturno. Het zwaard maakt nog geen echte ridder, het gaat er vooral om dat het hart op de goede plek zit.' 'Generaal Dappart?' Saturno en Spica draaiden zich om: voor hen stond een jonge Ridder van de Zilveren Roos, strak in de houding. Saturno knikte een keer, waarna de jongen op de plaats rust hield. 'Wat kan ik voor je doen, Hooghart.' 'Er is iemand voor u, generaal.' Saturno fronste zijn wenkbrauwen en wisselde een blik met Spica uit. 'Zo laat nog? Wie kan het zijn?' 'Een afgezant van de Feeënkoningin, heer. Ze wil u dringend onder vier ogen spreken.'

Het Dromen LabyrintWhere stories live. Discover now