Een Avondje Uit

43 3 2
                                    

(A/N: Dit is een "short story" gebaseerd op een waargebeurd verhaal - dit toont maar weer eens hoe gemeen mensen kunnen zijn. Ik heb dit geschreven als schrijfoefening voor mezelf, dus voel jullie vrij om feedback te geven!)

***

Schop. Drink. Stap. Schop. Drink. Stap. Schop. Dr-

'Hé!'

Ik maakte de fles Jack Daniels met veel moeite los van mijn kurkdroge lippen en keek op, ogen dik van vermoeidheid en andere zaken waar ik niet graag te koop mee liep. Mijn blik vestigde zich op een figuur die nonchalant tegen een schemerende lantaarnpaal leunde. Ik kwam onhandig tot halt, terwijl ik mijn wenkbrauw ophaalde in een vragend gebaar.

'Ja,' begon de figuur opnieuw, deze keer was de spottende ondertoon in zijn stem onmiskenbaar. 'Ik heb het tegen jou, jij oude dronkaard!'

Ik kantelde mijn hoofd lichtjes opzij en spande mijn bloeddoorlopen ogen in, in een poging om een beter beeld van de jongeman te krijgen, maar de alcohol die op dat moment door mijn lichaam circuleerde en de allesoverheersende duisternis verhinderden dat. Mijn tong gleed traag over het korrelige reliëf dat mijn lippen waren terwijl ik de betekenis van zijn woorden probeerde te achterhalen. De jongen werd echter ongeduldig bij mijn stilzwijgen en liep arrogant op me af met grote, zelfverzekerde stappen die al snel de afstand tussen ons overbrugden. Zenuwachtig keek ik om me heen en ik kwam tot de constatatie dat de donkere straat verlaten was; er was geen kat te bespeuren. Twee vingers knipten voor mijn ogen en zogen me uit mijn chaotische gedachtenstroom terug de realiteit in.

'Hé, wanneer heb jij voor het laatst een douche genomen, vriend? Ik rook je al van mijlenver af!' Ik hoorde een explosie van gelach, afkomstig van ergens in het donker. Het hekelende geluid echode tussen de silhouetten van de woningen en werd verder gedragen door de ijzige wind.

Misschien toch niet zo verlaten als ik oorspronkelijk dacht.

Ik gaapte hem nietsziend aan.

Die kwajongens ook altijd met hun streken, dacht ik bitter. Mijn hand, die de glazen fles nog steeds vastklampte alsof het mijn enigste levenslijn was, schoot naar omhoog om mezelf aan nog een slok te helpen, maar de jongen griste de fles uit mijn grip. Hij danste uit mijn bereik en wierp een blik naar een donkere uithoek van de straat die naar een luguber steegje leidde, waar zijn vrienden ongetwijfeld van de show stonden te genieten, en nam vervolgens een royale slok van de drank. Tot mijn grote genoegen werden de jongen's ogen zo groot als schoteltjes en hij begon luidruchtig te proesten, de alcoholische drank liep over zijn gestoppelde kin. 'Wat is dit?', wist hij tussen het hoesten door uit te brengen, 'Gasoline?'

Ik zweeg, lippen koppig opeen geperst, blik afgewend.

'Kijk me aan wanneer ik tegen je praat, oude zak!' riep de andere, 'Of zijn jouw manieren verloren gegaan samen met je trots na al de jaren op straat geleefd te hebben als een walgelijke hond?'

De bijtende opmerking deed me weinig en ik keek verdwaasd toe hoe een groepje jongeren zich bij hem voegde. Ze klopten hem uitbundig lachend op de schouder en het grootste, breedste, en ongetwijfeld ook domste exemplaar sprak op: 'Kerel, misschien moet jij het in het vervolg gewoon bij Colaatjes houden.' zei die tegen de ander, die met zijn mouw alle restanten Jack Daniels van zijn kin schrobde, alsof hij daarmee zijn flater eveneens kon uitwissen.

'Ach, hou toch je kop!' Meer geschater volgde en toen besloot een niet al te snugger uitziend blondje (als je wit, geblondeerd haar wel blond kan noemen) met borsten tot aan haar oren om ook haar bijdrage te leveren aan deze absurde woordwisseling.

'Ja,' zei ze bevestigend en ze wendde zich tot de jongen die het gewaagd had de andere te beledigen, 'Ik daag je uit om zelf een slok te nemen en dan zullen we nog een spreken.'

Bij het horen van haar schrille stem kromp ik in elkaar en alle aandacht werd opnieuw op mij gericht. Het meisje - die er hoogstens zeventien uitzag en daarbij duidelijk de jongste was - haalde haar neus op toen ze mij in zich opnam en wuifde haar hand dramatisch voor haar gezicht. 'Ik heb twee woorden voor jou, engerd: "pepermuntje" en "tandpasta". Heb je daar ooit al eens van gehoord?' Opnieuw volgde er een golf van gierende gelach en bij het ontvangen van de bevestiging waar ze duidelijk zo hevig naar snakte lichtte haar gezicht op in voldoening. Ze deed er nog een schepje bovenop: 'En een kam is blijkbaar ook een nieuw concept voor je?' De woorden hadden haar mond nog niet verlaten en ze begon al dom te giechelen. De anderen keken haar echter enkel met opgetrokken wenkbrauwen aan en een jongen met armen als boomstronken zag het als zijn taak om haar terecht te wijzen en zei, op snijdende toon: 'Je moet weten waar je het moet bij laten. Overdaad schaadt.' De overigen knikten instemmend waarop het meisje in kwestie hevig begon te blozen. Ze mompelde iets onzinnig ter verdediging.

Ik schopte opnieuw verstrooid tegen het lege Jupilerblikje dat voor mijn voeten op het vochtige asfalt lag en de hoofden draaiden zich naar mij, als aasgieren die een nieuwe prooi geviseerd hadden.

'Is er iets wat je er graag aan zou toevoegen, Hagrid?'

Ik gaf geen kik.

Mijn antagonist - een naamloze jongen met babyblauwe ogen en haakneus - gaf het niet op en was vastberaden om een reactie van mijn kant uit te lokken, tegen iedere prijs.

'Hoe kan iemand in hemelsnaam uitdraaien tot een nietsnut van zulke proporties?' startte hij met een knikje in mijn richting, alsof hij het werkelijk overwoog, en er verscheen een venijnige grijns op zijn gelaat die niet veel goeds voorspelde. 'Waarschijnlijk al je geld opgezopen, neem ik aan? Of heb je het eerder bij de hoeren opgeblazen?'

Nog steeds volhardde ik in mijn zwijgen.

'Tong verloren of gewoon achterlijk?'

Tegen dan waren al zijn vrienden letterlijk aan het huilen van het lachen, maar het plezier ontging hen toen er een politiecombi de straat ingedraaid kwam.

De groep snelde de baan over om via de steeg ongezien weg te glippen, maar niet vooraleer Haakneus enkele munten voor mijn voeten geworpen had en zei: 'Misschien kan je jezelf hiermee wat klasse kopen.'

De bende imbecielen holden richting de steeg en vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe de combi voorbij reed. Toen was alles vredig.

Ik slaakte een vermoeide zucht voor ik mijn gebruikelijke route verderzette. De winkelstraat die overdag een werkelijke trekpleister was voor zowel toeristen als de plaatselijke bevolking groette me en de verlichte etalages voorzagen me van zicht.

Schop. Stap. Schop. Stap. Schop. Stap.

Ik slenterde verder op versleten schoenen en volgde de tramsporen - waar ongeveer 5 jaar geleden mijn vrouw en enige kind doodgereden waren - de onvergevende nacht in.

Een Avondje UitKde žijí příběhy. Začni objevovat