Vanaf het moment dat ik het busstation binnenstapte
zocht ik de zwarte steen.
De zwarte steen lag midden in een zee van lichte witte stenen, zonder enige
twijfel ging ik op de steen staan.
Het leek alsof ik nu pas veilig was in het nieuwe busstation.
Het busstation was een heropgebouwd gebouw dat leeg en kaal leek.
Ik sloot mijn ogen en wilde ze nooit meer openen,
ik voelde mij een stille engel, met zachte witte vleugels.
Vanaf dat moment wist ik zeker dat die zwarte steen van groot belang was.
Sigarettenpeuken lagen overal verspreid op de grond en de afvalbakken
puilden uit van het vuilnis.
Ik dacht: 'Waarom niet?' en kocht mezelf een ticket heen en terug,
bestemming onbekend. We zien wel.
Ik sprak met mezelf af om af te stappen waar de mooiste bomen waren,
ik hield van bomen.
Ik schudde even met mijn hoofd om mijn gedachten weg te blazen en nam de
bus.
Er was een vrouw met golvend rood haar, ze keek naar mijn schoenen.
Bang voor de blikken verstopte ik mijn tenen diep in mijn schoenen en keek ik
naar buiten.
Een meisje van een jaar of 11 zong een lied,
het klonk melancholisch.
أنت تقرأ
De vrouw
عشوائيOp een dag besluit Mirabelle de bus te nemen, zo ontmoe ze een oude, afwezige vrouw. Deze vrouw lijkt haar te herkennen terwijl Mirabelle haar nog nooit gezien heeft. De twee creëren een speciale band en het verleden blijkt onvergetelijk.