hoofdstuk 3 - Samen

370 21 0
                                    

Susan.

Na een half uur rijden we naar de haven waar de Dagenraad ligt. Ik laat me van mijn paard afzakken en ren de loopplank van het schip op. Lucy komt uit de kajuit gerend. "Susan! Jullie zijn op tijd!" Ze klemt haar armen om mijn middel en begraaft haar hoofd tegen mijn borst. "Natuurlijk, ik ga je een maand niet zien!" zeg ik en leg mijn kin op haar hoofd. "Susan!" Ik kijk op en Peter en Ed komen de loopplank op met houten kisten in hun armen. Peter zet de kist op het dek neer en loopt dan naar mij en Lucy toe. Lucy laat mij los en loopt naar Caspian toe en slaat haar armen om hem heen. Peter legt zijn handen op mijn schouders. "Suus, we zijn terug voor je het weet. Ik weet dat je liever in Cair Paravel blijft en.." Hij slikt duidelijk. "Peet" zeg ik en sla mijn armen om zijn nek. "Wees alsjeblieft niet bezorgd. Hij is weg weet je nog? Aslan heeft hem een nieuwe kans gegeven" Peter ademt diep in. "Ja, je hebt gelijk" Hij trekt me tegen zijn borst aan en ik voel nog twee armen om me heen; Edmund. "We weten dat je veilig bent bij Caspian Suus" zegt Edmund. Ik kijk op naar Caspian en hij knikt. Zijn gezicht staat bezorgd, maar ik weet dat dat zo weer over is. Hij is altijd bezorgd. Peter en Ed laten me los en geven me om de beurt een kus op mijn voorhoofd en geven daarna Caspian een broederlijke knuffel. Ik geef Lucy een knuffel en een kus op haar voorhoofd, daarna moeten Caspian en ik van boord. We staan op de kade met de rest van de paleisbedienden, havenwerkers en sommige dorpelingen. Het anker wordt omhoog gehaald en de zeilen bollen door de sterke wind. Ik zwaai mijn broers en zus uit. "Tot snel!" roep ik boven de wind uit. Lucy, Peter en Edmund zwaaien terug, hun kronen glinsteren door de zon. Als ik me omdraai naar Caspian zie ik dat hij schrikt. Ik voel zijn duimen over mijn wangen glijden, hij haalt mijn tranen weg. Ik wist niet dat ik huilde. "Ssst" sust Caspian. "Het is goed, het is goed" Hij drukt me tegen zich aan. Ik kijk hem aan en hij drukt zijn lippen tegen de mijne.

"Susan" Caspian gaapt. We liggen op bed in elkaar armen verstrengeld. "Zullen we gaan slapen?" Ik knik slaperig en nestel mijn hoofd dieper in zijn borst. Hij lacht hees en slaat zijn armen dichter om me heen. Ik voel zijn spieren en zijn hartslag. Aslan ik hou van hem! "Hoever zouden ze al zijn?" Vraag ik. "Hmm?" mompelt Caspian met zijn ogen dicht. "De dagenraad. Hoever ze zullen zijn, het is al avond" Caspian opent zijn ogen en kijkt me slaperig aan. Ik giechel, zijn haar zit voor zijn ogen en dat ziet grappig uit. "Over drie dagen zijn ze bij Calormen" Ik gaap. "Oja" Caspian laat me los en slaat speels tegen mijn dijbeen, dicht bij mijn kont. Mijn wangen worden rood. Caspian tilt met zijn hand mijn kin omhoog. "Susan, je bent mijn vrouw weet je nog" zegt hij en buigt zich naar me toe. "Ja, ik-" Zijn mond sluit zich om de mijne.
Als hij terug trekt hijgt hij zachtjes. "Kom, we gaan naar bed" Ik maak me van hem los en sla mijn benen over de rand van het hemelbed. Ik maak me klaar in de badkamer en trek mijn nachtjapon aan. Als ik de badkamer uit kom ligt Caspian al onder de dekens. Hij houdt de deken omhoog en ik kruip naast hem. Meteen slaat hij zijn armen om me heen en val ik met een glimlach op mijn mond is slaap.

Ik schiet overeind als ik gebrul hoor. Heel dichtbij. Aslan! Mijn hartslag wordt rustiger maar zelf voel ik me niet beter. Die brul, hij klinkt kwader, rauwer. Het klinkt niet als Aslan. Ik schudt mijn hoofd en kruip weer tegen Caspian aan en val snel weer in slaap.

Narnia; The Dark LionWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu