Ze wendde zich af van de deur en met een veeg over de ronde scanner in de deurpost liet ze het glas weer terugkeren naar zijn normale matte staat.

Het zou nog een half uurtje duren voordat het tijd was om Daan naar de opvang te brengen. De kleuterschool begon altijd later dan Cèsely's middelbare school. Haar werkrooster aanpassen aan de tijden van Daan was geen probleem geweest, ze werkte toch meestal thuis.

"Ik ben nog even in mijn kantoor, Daan. Over een half uur gaan we weg en dan moet je klaar zijn."

De kleine jongen was tergend traag in het drinken van zijn sap en Joanna had weinig zin om naast hem te zitten toekijken. Er waren nog wat cijfers die ze na moest kijken, dat kon ze nu mooi doen.

Twintig minuten later sloot ze haar laptop. Daan zat nu vast te spelen met de geknoeide druppels op de tafel of hij was stilletjes naar zijn kamer geglipt. Ze had hem in ieder geval niet gehoord.

Op de drempel van de keuken werd ze tegengehouden door de zoemer van de huistelefoon. Het apparaat was ingebouwd in de muur van de gang en vlug liep ze erheen. Wie kon haar op dit moment bellen? Op het vaste nummer nog wel.

Ze zette de speaker aan, maar liet de camerafunctie uit. Zo vroeg op de ochtend had ze nog geen behoefte aan het zien van vreemde gezichten. "Joanna Brink."

"Mevrouw J. Brink, dit is een automatische melding." De computer-gegenereerde stem die door de gang schalde bezorgde Joanna kippenvel en vlug zette ze het volume zachter.

"U ontvangt dit bericht vanwege een ongeval dat heeft plaatsgevonden om acht uur dertien vanmorgen. Gegevens tonen aan dat u de ouder of verzorger bent van Cèsely Brink, daarom is er contact met u opgenomen."

Joanna zocht beverig houvast bij de muur en voelde hoe haar hart tekeerging in haar keel.

De monotone stem vervolgde onverbiddelijk: "Cèsely Brink wordt overgebracht naar het centrale stadsziekenhuis, afdeling –" Er volgde een hele reeks gegevens waarvan Joanna er geen onthield. Met veel moeite wist ze een paniekaanval te onderdrukken. Ze onderbrak de cijferreeks en zette de speaker met een harde klap uit, waarna ze zich omdraaide om haar jas te pakken.

In de deuropening van de keuken stond een bedremmelde Daan. Op zijn bovenlip was nog een glimmende limonadesnor te zien. Onder normale omstandigheden zou Joanna hem naar de wasbak hebben gestuurd, maar nu besteedde ze er geen aandacht aan.

"Schoenen aan, jas aan, we moeten nu meteen weg."

Met een klein stemmetje en grote ogen vroeg de zevenjarige: "Wat is er met Cessy, mama?"

"Ik weet het niet, Daan, we horen het zo."

In het voorbijgaan greep ze haar mobiele telefoon uit zijn laadstation naast de huistelefoon en tijdens het gehaast om zichzelf en haar zoon in hun jassen te hijsen gaf ze opdracht haar man te bellen.

Ze nam niet lang de tijd om uitleg te geven. Veel kon ze ook niet vertellen. Ze zouden elkaar ontmoeten in het ziekenhuis.

Cèsely

In Cèsely's hoofd was alles nog steeds zwart, maar een stekende pijn kwam in plaats van de gevoelloosheid. Een pijn die zich door haar hele lichaam verplaatste. Als door een waas zag Cèsely zichzelf opeens liggen in een vreemde witte kamer. De slangetjes bij haar hoofd joegen haar angst aan, maar ze kon niets doen.

Ze merkte hoe iets zachtjes aan haar trok. Iets vriendelijks en uitnodigends, maar dat iets oefende ook een onmiskenbare dwang uit. Ze probeerde ertegen te vechten, maar er was geen kracht in haar armen, en haar benen voelde ze niet. Ze lag daar als een vaatdoek en werd langzaam naar achteren getrokken.

De Nieuwe Wereld 1: Elodie (GEPUBLICEERD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu