Hoofdstuk 3 - Beter

96 3 1
                                    

Jo wordt de volgende ochtend blij wakker. Ze voelt zich uitgerust en op haar plek. Ze kleedt zich snel aan en loopt naar beneden, op zoek naar Jake. Ze vindt hem, zittend aan de keukentafel met de krant en een kop koffie. Hij kijkt haar aan met slaperige ogen en zijn haar zit helemaal in de war. Ze moet lachen als ze hem zo ziet. De man die altijd alles onder controle lijkt te hebben, blijkt ook een gewone sterveling te zijn.

Hij trekt zijn wenkbrauw op en vraagt: "Zit je me nou uit te lachen?" 

Jo doet alsof ze geschokt is en zegt: "Wie? Ik? Ik zou niet durven!" 

Ze knipoogt naar hem en loopt weg om een kop koffie voor zichzelf te halen. Ze loopt de keuken weer in en gaat tegenover hem aan tafel zitten. Hij vouwt de krant op en legt hem weg. Hij kijkt haar aan, maar hij lijkt mijlen ver bij haar vandaan te zijn. Ze durft niets te zeggen en besluit te wachten tot Jake zelf iets zegt. Na een tijdje begint hij zacht te praten. 

"Euh...Ik denk dat ik je iets over mezelf moet vertellen. Maar ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen. Ik heb er eigenlijk nog nooit echt met iemand over gepraat..." 

Hij haalt zijn handen door zijn haar en ziet er ineens heel onzeker uit. Ze heeft geen idee wat ze nu moet zeggen of doen en weet ook niet of ze wel wil horen wat hij te zeggen heeft. Ze kan de pijn overduidelijk in zijn ogen zien, dus het moet wel iets ergs zijn. Hij haalt diep adem en begint te praten, zonder haar aan te kijken. 

"Ik denk dat het je gisteren wel opgevallen is... Ik werd een beetje emotioneel toen je me vertelde hoe je dag was geweest en helemaal toen je zei dat het voelde alsof het de bedoeling was dat je hier terecht zou komen... Behoorlijk emotioneel zelfs. Er was zo'n groot verschil in je te zien, vergeleken bij het meisje dat hier binnen kwam strompelen, de eerste keer dat ik je zag. Ik was zo bezorgd over je die dag. Ik dacht iets in je blik te herkennen en dat maakte me nog ongeruster..."

Hij neemt een slok van zijn koffie en kijkt haar aan om te zien hoe ze tot nu toe op zijn verhaal reageert. Ze kijkt hem aan met een zachte blik in haar ogen en knikt om hem aan te moedigen verder te gaan. Hij begint weer te vertellen, vastberaden om niet te stoppen, want ze moet dit horen. En God weet dat hij er met iemand over moet praten. 

"Ik had een zusje, Jenny. Ze was zeventien toen ze stierf." 

Hij hoort Jo haar adem inhouden en hij staart naar de tafel, bang om te breken zodra hij haar aankijkt. 

 "Toen ze zestien was, liep ze weg van huis. Nou, eigenlijk... Liep ze naar een vent, zogenaamd haar vriendje. Ik had een slecht gevoel bij die gozer. Maar ik woonde toen al op mezelf en was druk met mijn werk. En onze moeder... Laten we zeggen dat die twee niet goed met elkaar konden opschieten. Om eerlijk te zijn was ik ook niet de beste broer in die tijd. Heel druk met mijn eigen dingen en ik had niet door wat er aan de hand was, totdat het te laat was."

 Hij neemt nog een slok van zijn koffie en Jo ziet het diepe verdriet in zijn ogen. Ze zou hem heel graag stevig willen knuffelen, maar is bang dat hij dan stopt met praten. En ze kan voelen dat hij hier met iemand over moet praten.

Met een kraak in zijn stem, vertelt hij verder: "Mijn moeder heeft me een aantal keren gebeld. Me steeds weer vertellend dat ze zich zorgen maakte over Jenny. Maar ik luisterde niet echt naar haar. Op een avond ging de telefoon, toen ik op het punt stond om met mijn vrienden de kroeg in te gaan. Het was Jenny... Ze fluisterde een adres en zei dat ik op moest schieten. Binnen een paar seconden voelde ik het bloed in mijn aderen bevriezen. Ik wist gewoon dat er iets helemaal mis was. Ik ben als een gek naar haar toe gereden en toen ik daar aan kwam..." 

Er rolt een traan over zijn wang en hij ademt langzaam uit. 

"Ze lag op de vloer van het appartement... Ik was te laat... Mijn kleine zusje leefde niet meer." 

Nog Niet Verslagen  ✔Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu