☼ Proloog☽

231 27 6
                                    

Ik gooide de deuren open en stampte naar buiten. Ongelooflijk. Hoe kon ik zo blind zijn geweest? Even keek ik om me heen, bedenkend wat mijn volgende stap moest zijn. Wolkjes van mijn adem cirkelden om me heen en ik merkte hoe koud het was.

Opeens hoorde ik voetstappen achter me. Shit, ik moest hier weg. Om me heen stonden alleen maar auto's, maar niet echt dingen die geschikt waren om je in te verstoppen. Zuchtend sloeg ik mijn ogen ten hemel. Dan moest ik maar weg zien te komen. Ik begon te lopen, in de tegengestelde richting van het gebouw waar ik net uit kwam. Al vlug versnelde ik mijn pas toen iemand mijn naam begon te roepen. Een stroom adrenaline schoot mijn lichaam door en ik verplaatste me nog sneller dan eerst.

Licht hijgend keek ik achterom, naar de plek achter me. Normaal was ik nooit zo snel buiten adem. Ik was alleen zo gefrustreerd en ontdaan, dat ik vergeten was hoe ik correct adem moest halen. Het enige waar ik me bezig mee hield, was met hier wegkomen. Ooit had ik fijne herinneringen aan deze plek, maar die waren allemaal verpest.

Ik keek voor me en rende zo hard dat ik mijn eigen gedachten voorbij ging. En dat was precies wat ik nu nodig had.

'Kom terug, we zijn nog niet klaar!' hoorde ik iemand achter me schreeuwen. Ik keek niet meer om. Het kon me niet schelen. Iedereen kon stikken, en zeker die persoon. Mijn voeten leidden een eigen weg en eerlijk gezegd had ik geen idee waar ik heen ging. In mijn ooghoek zag ik een steegje opkomen en ik stak de weg over. Kort daarna galmden mijn voetstappen door de steeg en keek ik over mijn schouder. Nog steeds was er geen spoor van iemand die achter me aanzat, maar ik durfde het nog niet aan om te stoppen met rennen.

Het einde van de steeg naderde en opgelucht ging ik de hoek om. Gelukkig herkende ik de weg waar ik was beland, dus ik begon de weg naar mijn huis te lopen.

Bij mijn voordeur aangekomen, opende ik de voordeur en gooide mijn tas in de hoek. Mijn vader kwam verbaasd aangelopen. 'Wat doe jij al thuis?'

'Het ging niet door,' antwoordde ik. Aan zijn blik zag ik dat hij me niet geloofde, maar hij sloeg zonder door te vragen zijn armen open en ik beantwoordde zijn knuffel. Hoe ging ik dit ooit aan mijn moeder uitleggen?

De zon en de maan kunnen niet botsenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu