49 6 1
                                    

Het was aan het schemeren.  De zon ging langzaam onder.  De lucht zag er magisch uit,  vanille roze met een vleugje paars.

Het was lekker fris,  met mijn handen in mijn zakken liep ik naar het parkje toe.

Ik had frisse lucht nodig,  en wandelen maakte me altijd wel rustig.  Vogels floten vrolijk naar elkaar. 

Lantaarnpalen begonnen te branden.

Het was stil, ik zag wel vogels vliegen.

Langzaam naderde ik eeen bankje,  er zat een oude dame.

Ze zat gebogen voor zich uit te staren.  "Hallo." begon ik.  Haar kleuren zagen er niet fijn uit,  vol verdriet, verlaten. Ze keek me aan met haar ogen,  ze stonden treurig.  Haar huid vol rimpels.

"Ach,  jonge meid. " kraakte haar stem. "Wat doe jij zo laat nog hier?" ze keek me aan,  haar ogen hadden een grijze iris.

"Wandelen,  maar wat doet u hier? " het vrouwtje keek me moe aan. 

"Ik weet het niet lieve meid,  ik vond dit en wist niet wat ik er mee moest." bibberend haalde ze uit haar bundeltje een sleutel.

Het was een goude sleutel,  versierd met krullen. Ze overhandigde me de sleutel.  "Hier meisje,  pas er goed op." ze sloot de sleutel in mijn hand.  Uiteindelijk wuifde ze me weg.  Langzaam liep ik het park uit, met een raar gevoel in mijn buik.  Ross doemde weer uit het niets op,  waardoor ik hem de sleutel liet zien.  Hij bekeek de sleutel aandachtig.  "Interessant." mompelde hij.

"Hoort het bij iets?" vroeg ik nieuwsgierig.  Straks was het een sleutel van een belangrijk iets.

"Dat zouden we dan aan Estelle moeten vragen. "

Hij keek me strak aan.  Zijn ogen waren groen.

Fel groen,  net zoals in het toen ik hem zag.

Het leek alsof er iets donkers schaduwde in zijn oog.  Waardoor ik hem aandachtiger bekeek, met mijn ogen toegknepen.  Ross keek me met een opgetrokken wenkbrauw aan. "Doe naar niet." bromde hij.  Ik keek weg en liep richting naar huis.

Hij deed altijd zo vaag. Dan kon hij weer gewoon doen,  er was iets met hem,  ik wist alleen niet wat.

Zijn kleuren om hem heen begonndn helder te kleuren. Maar ik liep weg. 

Uit het niets werd er naar mn pols gegrepen.

Ik keek naar mijn pols,  toen naar de persoon.  Ross,  hij had mijn pols stevig vast.

"Wat? " ik keek hem een beetje verveeld aan.  Soms wist ik echt niet wat die gast van me wilde.

Plotseling begonnen er allemaal emoties door me heen te gaan,  verdriet, teleurstelling, blijdschap, verraad?

Wat moet ik met deze gevoelens. "Wat wil je dat ik doe?" ik keek recht voor me uit,  met een langzame pas liep ik. Vanuit mijn ooghoek zag ik Ross naast me komen staan.

Ik kon hem voelen na denken,  niet wetend hoe te beginnen. "Nou.."  begon hij.  Er kwam niet veel uit, dan dat.  Ik stopte en keek hem aan.  "Vertel het nou gewoon Ross,  laat je muur zakken ofzo." viel ik hem aan.  Het werd me denk teveel.

Ik ging op de grond zitten en sloot mijn ogen. "Ik luister." mompelde ik.  "Het is ingewikkeld." fluisterde Ross.  "Probeer het."

Hij haalde diep adem en kuchtte even.

"Ik hou van je. " begon hij.  Mijn adem stokte,  wat? Hij houd van mij,  hou kan dat in hemelsnaam nou? Ik ken hem pas een paar maanden en nu al houd hij van me.

"We lagen naast elkaar in de wieg,  onze moeders waren elkaars beste vriendinnen. We woonde zelfs naast elkaar.  Waardoor we ook best veel samen opgroeide.  We werden beste vrienden.  Totdat je weg moest.

Je was zes jaar,  het moest.  Hier was je gewoon niet meer veilig meer. Ik wilde niet dat je weg moest.

Ik vervloekte het,  ik vervloekte alles.  Je was weg.  De eerste jaren ging het nog,  ik was toch nog te jong om het allemaal goed te begrijpen.

Pas jaren later,  om mijn 14e begon het gemis erger. 

Ik wilde je hier,  naast me hebben.  Lol maken,  dat was zoals dat hoorde.

Zoals het moest zijn.  Maar nee hoor.

Ik begon in mezelf terug trekken.  Mijn moeder was inmiddels overleden,  door een ziekte.  Waarvan ze niet genas.

Mijn vader,  mijn vader was te zwak om voor mij te zorgen.

Hij zat vast gekluisterd in zijn bed. Hij wilde niet veel meer doen.

Ik zelf verdrong mezelf.

Ik wist niet eens dat het kon,  maar zo bestond ik niet meer.  Ik was dood.

Ik had mezelf gebroken." zei Ross trillend.  Ik keek hem verbaasd aan.  "Maar, ben je dan nu een geest? Is dat het waarom je verschijnt?"

Het kwam er allemaal uit.

"Ja,  ik ben nu een soort van verschijnsel, als ik er ben ben ik van bot en vlees.  Ben ik er niet, dan ben ik bij mijn moeder.

Het is er zo mooi.

Maar hier,  hier ben ik bij jou. En dat is wat ik voor altijd wil zijn.  Bij jou willen zijn.

Silver LiningWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu