23: Zoë: Zingende jongens en ziekenhuizen

Start bij het begin
                                    

Verdwaasd keek hij haar aan, zijn gezicht onder de tranen. Langzaam stond hij op en ze kon niet anders dan hem tegen zich aan trekken. Het was behoorlijk ongemakkelijk, omdat ze niet boven zijn borst uitkwam, maar toen hij bukte en zijn neus in haar haar begroef, werd het minder raar.
'Het valt vast mee,' probeerde ze hem te sussen. Ze trok hem mee naar buiten, het feit negerend dat Levi zijn vingers met de hare had verstrengeld en haar hand vasthield alsof zijn leven ervan afhing. In de verte zag ze de bus aankomen en ze sleurde Levi aan zijn arm mee naar de bushalte.
'De bus komt er al aan!'

Twintig minuten later snelden ze het ziekenhuis in. Levi was ergens onderweg gestopt met huilen, maar ze wist niet meer precies wanneer dat was geweest. Zijn vingers waren warm rond haar hand en op de één of andere manier gaven ze haar een comfortabel gevoel, want ergens in de bus had ze opeens bedacht dat ze vrijwillig zijn familie ging ontmoeten. En dat was ze zeker niet van plan geweest. Levi vroeg aan de verpleegster achter de balie waar zijn zus was en trok haar toen achter zich aan. Opeens bleef ze staan. Hij was waar hij moest zijn. Ze kon ook gewoon gaan.
'Leef, dit is iets van je familie. Je moet -'
'Niet doen, Zo. Alsjeblieft. Ga alsjeblieft gewoon mee,' onderbrak hij haar. Hij stond nu voor haar en pakte haar gezicht in zijn handen. De zenuwen kwamen omhoog en haar hart sloeg een slag over. Dat ding verraadde haar altijd! Langzaam begon ze te knikken en dat leverde haar een zoen op haar voorhoofd op. Levi nam haar hand weer in de zijne en trok haar mee.

Ze liepen de afdeling op en er draaiden een paar mensen om bij het geluid.
'Ha, daar ben je,' zei een blonde jongen opgelucht. Ze bekeek hem aandachtig en bedacht dat alle mannen bij de familie Roberts er goed uitzagen.
'Ze vraagt naar je,' zei de jongen tegen Levi. Die draaide zich vervolgens naar haar en ze knikte hem toe.
'Ga maar,' mompelde ze. Hij snelde door de kamerdeur en liet haar achter in de gang. Ze voelde hoe de blik van de jongen naast haar over haar heen ging. Het meisje met de rode haren naast hem staarde alleen maar naar de deur.
'Dus jij bent Ernie's Bai?' zei hij opeens.

Ze keek de jongen vragend aan en zag dat het meisje met de rode haren zich naar hem omdraaide.
'Hoezo ben ik de letter van een kleuterpop? En eentje die niet eens in zijn naam zit?'

De jongen was niet helemaal goed.
Hij begon te lachen na haar opmerking. 'Ernie,' zei hij, terwijl hij naar de deur van de ziekenhuiskamer knikte, 'is mijn bijnaam voor mijn irritante broertje. Zijn tweelingzus noem ik Bert. En Bai is geen letter, het is haar naam.' Dit keer wees hij naar het meisje naast hem.
'Blake, je weet dat je onzin uitkraamt toch?' zei het meisje naast hem. Ze stak haar hand naar Zoë uit, die hem twijfelend aannam.
'Bailee,' zei het meisje. 'Bai voor vrienden.' Ze knipoogde erbij. 'Of letter voor jou.'
Ze had geen idee waar ze belandt was, maar die twee waren vreemd.
'Je snapt er vast geen snars van,' begon Bailee.
'Hou je mond,' siste Blake, 'onze ukkepuk moet het zelf maar oplossen.'
Het meisje snoof naar haar vriend en keek weer naar Zoë.
'Soms moet je die kleuter een handje helpen, Blakie. Hij was vanmorgen bij zijn broer,' zei ze tegen haar terwijl ze naar Blake knikte.
Zoë schrok op van haar telefoon en excuseerde zich tegenover Blake en Bailee. Net buiten gehoorafstand nam ze op. Het was Niels.
'Ik stond bij de Kroegtijger, maar hij is dicht? Kom je een keer je vriendin gezelschap houden, zeg. Wat is er aan de hand?'
Zoë wreef gefrustreerd met haar hand over haar voorhoofd. 'Liv is aangereden.'
'Liv? Wie is Liv?' vroeg Niels.
'Levi's tweelingzus. Dus we moesten naar het ziekenhuis en -'
'Ho!' onderbrak Niels haar. 'A. Heeft die stuiterbal een tweelingzus? Mijn god, als die hetzelfde is als hij dan heb ik medelijden met die ouders en B. Waarom moesten JULLIE naar het ziekenhuis?'
Een moment was ze stil.
'Je hebt hem niet gezien, Niels. Hij was een zielig hoopje.' Ze dacht terug aan het moment dat Levi de telefoon neer had gelegd.
'Kippetje, geef gewoon toe dat je gek op hem bent. Hij is gek op jou,' antwoordde hij.
'Hij is niet gek op mij,' snauwde ze.
Niels slaakte een zucht. 'Nee, daarom stond hij vanmorgen bij Paul te smeken of hij naar binnen mocht, omdat hij jou wilde verrassen.'
'Waarom moest hij daarvoor smeken? Hij hoefde alleen maar te zeggen dat hij mij wilde zien.'
'Paul deed de deur open voordat hij aan had gebeld. Wie zegt dat het geen indringer is? Je kent Paul.' Ze hoorde hem grinniken.
'Ik moet nu hangen hoor,' mopperde ze tegen hem. 'Ik zie je wel als ik thuis ben.'
Ze draaide zich om en keek recht bij Levi in zijn gezicht.
'Hier ben je,' zei hij vrolijk.
'Hoe is het met je zusje?' Ze keek hem vragend aan. Waarom was hij vrolijk? Zijn humeur stuiterde net zo hard als hijzelf soms deed.
'Gaat wel aardig. Hoop blauwe plekken en een gebroken been, maar verder wel goed geloof ik.' Hij grijnsde van oor tot oor. 'Ik ben zo blij dat je mee bent gegaan,' fluisterde hij toen. 'Ik was ervan overtuigd dat het veel erger was, voelde al voor het telefoontje dat er iets mis was.'
Ze keek hem vreemd aan, maar vroeg er niet op door. Dat ging niet, want ze werd afgeleid door zijn vingers. Zijn ene hand lag losjes om haar middel en de andere ging door haar haar. Steeds opnieuw.
Ze slikte hard en keek naar hem op. 'Levi,' fluisterde ze.
'Verpest het nou niet, Zo. Gewoon even niet.' Hij bukte en zijn lippen waren vlak bij de hare.
'Leef, niet -,' zei ze nog zachter dan een fluistering. Ze maakte haar zin echter niet af. Dat ging niet, want hij had zijn lippen al tegen die van haar gedrukt. Onbewust sloot ze haar ogen en sloeg haar armen om zijn nek. Ze voelde hoe zijn tong de hare vond en ging er helemaal in op.

Roberts #2: Stole my heartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu