Met een harde klap kwamen mijn voeten op de grond terecht. Ik viel om en er schoot een steek door mijn knie. Ik wilde het uitschreeuwen, maar om de een of andere reden kon dat niet. Mijn mond ging open en mijn lippen en tong vormden de kreet, maar er kwam geen enkel geluid uit mijn keel. Het voelde alsof een dik kussen op mijn lichaam drukte, dat het moeilijk maakte om te bewegen en om te ademen. Heel traag stroomde de lucht in mijn mond. Ik besefte dat ik nu moest voorkomen dat ik in paniek raakte, dan zou ademen helemaal een groot probleem worden. Toen ik enigszins bekomen was van de schrik en mijn hartslag en ademhaling weer normaal waren deed ik voorzichtig mijn ogen open, zodat ik kon zien wat er nou eigenlijk op me lag.
Met mijn ogen wijdopen zag ik nogsteeds helemaal niets, het was pikdonker. Ook toen ik mijn hoofd draaide zag ik niets anders dan zwart. Wat gebeurde er? Was ik soms blind geworden? Ik probeerde op de tast het ding dat mijn ademhalen bemoeilijkte van mij af te duwen. Hierbij merkte ik dat ik mijn armen maar heel traag kon opheffen, maar dat ze nergens anders op leken te stuiten dan lucht. Er lág helemaal niets op me!
Zodra ik dat besefte stond ik op. Ik begon het heel eng te vinden dat alles zo langzaam ging. Toen ik stond, voelde het alsof ik een groot gewicht op mijn schouders had. Het was alsof de lucht veel zwaarder was geworden en mij omlaag probeerde te duwen. Het was ronduit akelig, daar alleen, in het donker te staan, terwijl de lucht zo griezelig veel vaster leek dan normaal. Ik moest mezelf opnieuw dwingen niet in paniek te raken. Ik wilde mijn ogen weer sluiten om even tot rust te komen, maar toen ik voelde hoe zwaar dat was besloot ik ze toch maar open te laten.
Ik moest iets doen, maar wat? Cécile had gezegd dat dit onderdeel was van de training, maar er was vast iets misgegaan. Dit kon toch geen training zijn? Hoewel... Cécile leek altijd zo zelfverzekerd en zo onfeilbaar, zij had vast geen fout gemaakt. Maar ik verkeerde nu duidelijk in een onbedoelde situatie. Toen ik besefte wat daar de verklaring voor was ging er een trage rilling door me heen. Het lag aan mij. Ik had iets fout gedaan en aangezien ik geen idee had wat, had ik nu een heel groot probleem. Het was duidelijk dat ik iets moest doen, maar ik had geen flauw idee wat. Ik probeerde in mijn hoofd na te gaan welke aanwijzingen Cécile me gegeven zou kunnen hebben in haar verhaal vlak voor deze opdracht. Ik zag haast weer voor me hoe ze bezig was, met die ijsblauwe steen, op die open plek bij het meertje terwijl de donkere schaduwen van de bomen haar deels in het duister hulden.
Net toen ik bedacht hoe ik een van die schaduwen over haar gezicht had zien bewegen, toen de bomen bewogen door de wind, zag ik iets bewegen. Het leek vlak bij me, een beetje aan de linkerkant. Toen ik er rechtstreeks naar keek, zag ik niets, alleen zwart. Maar ik wist zeker dat het daar even iets lichter was geweest.
Licht. O, wat verlangde ik nu naar licht! Dat zwart benauwde me, ik wilde zo graag weer kunnen vertrouwen op mijn ogen. Ik sloot traag mijn ogen en dacht aan de kaarsen en fakkels in het kasteel, hoe die een gezellige warmte verspreidden zonder te fel te zijn. Ik dacht aan de zon, hoe die mijn hele wereld twaalf uur lang van licht en warmte voorzag, om vervolgens twaalf uur lang te doven, als om aan te geven hoe blij we mochten zijn met dat licht. Ik zag de olielampen in Céciles kamer voorbij komen, het kampvuur dat ik lang geleden gemaakt had en zelfs het felle blauwe licht van Céciles steen.
Dat licht vormde opnieuw die grote bol die mij omsloot en ik zag opnieuw die felle, blauwe flits. Weer hoorde ik die lage, warme toon....
Wacht eens! Ik hoorde echt een lage toon, ik zag echt een felblauwe flits! Toen ik mijn ogen open deed, was ik opnieuw omsloten door het blauwe licht. Mijn voeten kwamen weer los van de grond, ik voelde hoe ik begon te draaien, steeds sneller en sneller. Toen ik met een klap weer op de grond belandde en van schrik mijn ogen opende zag ik dat ik weer op dezelfde open plek stond, naast hetzelfde meer, met dezelfde bomen. Ik was weer in de normale wereld. Ik voelde een enorme opluchting toen ik dat besefte en deze werd nog groter toen ik voelde hoe ik zonder moeite kon ademen en bewegen. Ja, alles was weer normaal, alles was weer zoals het was! Maar toen ik om mij heen keek, zag ik dat dat niet helemaal zo was. Ik was namelijk alleen, Cécile was nergens te bekennen. Ze was verdwenen.
ŞİMDİ OKUDUĞUN
Schaduwjagers
MaceraHet weesmeisje Arianne is dolblij als ze ontdekt dat er toch iets is wat ze kan bereiken in haar leven. Ze gaat in de leer bij Cécile, de vrouw van wie iedereen vermoedt dat ze een heks is. Ariannes toekomst lijkt dan ook helemaal in te storten als...
