Hoofdstuk 30-Love

246 16 0
                                    

Caspian

Oké het komt goed. Het komt allemaal goed. Hoop ik. Ik rij op Destier naar Aslans tempel. Ik moet hem spreken en de beste manier is daar. Susan ligt in een soort coma, ze ademt wel maar ze is nog steeds blauw. En Lucy... Zij is versteend. Peter en Edmund zijn gebroken, dit keer echt. Hun zusjes, waarvan hun moeder tegen Peter zei dat hij op ze moest passen. Hij denkt dat hij heeft gefaald. Maar dat is niet zo! Hij heeft ze al wel honderd keer gered en Ed ook! Takken raken me door de snelheid die Destier opeens maakt. "Ho jongen!" zeg ik en trek zachtjes aan de teugels. Destier hinnikt en gaat langzamer. Ik klop op zijn rechterflank. "We zijn er bijna" zeg ik tegen hem en stuur hem naar links. We rijden de laatste bomen voorbij en dan zijn we er. Ik laat Destier naar binnen rijden en spring van hem af. Er branden altijd fakkels in de tempel van Aslan. Ik loop naar de stenen tafel toe en kniel ervoor neer. "Vader" bid ik. "We hebben uw hulp nodig! Uw dochters, ze zijn alle twee gewond geraakt door Ledas. Lucy is van steen en Susan ligt in een soort coma. Vader help ons alsjeblieft!" Ik hoor de wind door de tempel heen waaien. Ik open mijn ogen en sta op. En daar staat hij, achter de stenen tafel. "Caspian" zegt hij. "Aslan!" roep ik blij en ren op de stenen tafel heen naar hem toe. Als ik voor hem kniel ik neer. "Caspian, mijn dochters?" vraagt Aslan. "Ja Aslan, Ledas de zoon van.." Ik slik. "Van Susan en Hades heeft Lucy en Susan gewond laten raken. Susan is in een soort van Coma! Ze ademt wel maar ze wordt niet wakker en Lucy is veranderd in steen! Een ijsbeeld!" Aslan zucht verdrietig. "Als je straks terug bent bij Cair Paravel zullen ze weer beter zijn" zegt hij en gromt. Ik knik en sta weer op en loop de tempel uit. Aslan volgt me niet. Ik fluit en Destier komt eraan gelopen, hij sjokt meer dan hij loopt. "Jij krijgt een appel als we thuis zijn" zeg ik tegen het dier en aai over zijn hals. Destier hinnikt en ik stijg op. Ik geef hem de sporen en rij het bos weer in. De bomen vliegen voorbij en Destier hijgt en hinnikt. Ik rij door de poort van Cair Paravel en spring van hem af. Meteen komen staljongens naar Destier toe en leiden hem naar de stal. Ik kijk ze na. Dan loop ik het Binnenhof over, naar de troonzaal. De wachters voor de troonzaal lachen me breed toe. De deuren gaan open en daar, op hun tronen zitten Lucy en Susan. Ze glimlachen van oor tot oor. Peter en Edmund staan naast hun. "Susan! Lucy!" roep ik. Suus staat op van haar troon en rent op me af. Ik open mijn armen voor haar. Ze vliegt me om de hals. Ik sla mijn armen om haar heen en til haar op en zwaai haar in het rond. Ze begraaft haar hoofd tegen mijn nek. "Dankjewel!"snikt ze. Verbaasd zet ik haar weer neer en veeg de tranen van haar wangen. "Suus" zeg ik verbaasd. "Aslan was hier" zegt ze en een glimlach verschijnt op haar lippen. "Hij zei dat jij naar de tempel bent geweest en hem op hulp heeft gevraagd. En door hem en door jouw zijn Lucy en ik weer gezond! Dankje!" Ze pakt mijn kraag met haar handen en trekt me naar haar toe. Haar lippen raken de mijne. Ze zoent me stevig en lang. Totdat ze met een rood hoofd weer terug trekt. Ik kijk haar lachend aan, Peter en Ed fluiten en ik hoor Lucy lachen. Maar dat kan me niks schelen, ik heb mijn Susan terug! Ik sla mijn armen om haar heen en laat mijn lippen via haar nek naar haar kaak glijden. Als vanzelf vind ik haar mond. Ik trek terug en zonder iets te zeggen pak ik haar hand en neem haar mee de troonzaal uit.

Narnia; The Dark LionWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu